
In Duitsland introduceerden regisseurs als Peter Stein en Einar Schleef het koor als zelfstandige unisono ‘speler’, in teksten van Aeschylos, Hochhuth en Jelinek. Johan Simons en Paul Koek werkten door in de koortradities die ooit door Erik Vos zijn gecreëerd. Bij de Zwitser Christoph Marthaler herleeft het koor als een entiteit van muzikale personages. Kortom, af en toe worden de krachtlijnen van de korale tekstzegging herontdekt
Nu is er (nog maar even, ik was er laat bij) een opmerkelijk vocale aanpak van Schillers Don Carlos, door regisseur Nina Spijkers, gemaakt met vier toneelspelers. Koning Philips II is hier een personage dat wordt geconstrueerd uit drie of vier acteurs. Ze leggen hun onderarm, met daarin een kroontje gegraveerd, boven op hun hoofd, en ziedaar: een meerstemmige vorst. Bijrollen vermenigvuldigen zich tot een collectief stemmenspel, de kleine cast lijkt groter, zo spring je met vernuft heen over het euvel van een kleine bezetting. Gordijnen die in tapijten veranderen op een steeds kaler wordend podium (de sterke vorm van Wikke van Houwelingen Marloes van der Hoek) doen de rest, geven letterlijk ruimte aan deze dynamische vorm van toneelspelen.
Het verhaal is intact. Kroonprins Carlos bemint zijn jonge moeder Elisabeth, die aan hem als huwelijkspartner is beloofd, maar om politieke motieven door zijn vader Philips is verschalkt. Carlos wordt bemind door de minnares van zijn vader, prinses Eboli. Freud moet nog worden geboren, hij spookt al door de gangen van het Escorial. En dan is er de met de opstand van Willem van Oranje sympathiserende markies van Posa, een Schwärmer die van iedereen houdt, vooral van zichzelf, en die uit alles een slaatje slaat, ook uit Carlos, zijn vriend.
Iedere versie van Don Carlos is een vergezicht op wat het stuk zou kunnen zijn, verre familie van het leesdrama waar het vaak voor is gehouden. Alles beweegt tussen Philips’ politieke programma (‘Dit bloedgericht zal zonder weerga zijn’), Posa’s opstandig hart (‘Geef ons vrijheid van denken’) en Carlos’ cri du coeur: ‘Als ik ooit de vader niet meer in hem zag/ wat zou hij dan als koning voor me zijn’. Nina Spijkers graait in haar regie niet krampachtig naar een duiding of een sprong in de tijd op de rug van een tekst die tussen 1783 en 1787 ontstond. Ze wil ‘gewoon’ (nou, ja, gewoon?) een goed verhaal vertellen, dat zich in de driehoek macht-opstand-hartstocht afspeelt. Dat sterke verhaal vertelt ze. Ik keek op een avond met middelbare scholieren in de producerende Toneelschuur, en die waren muisstil en aandachtig. Zou ik ook zijn, had ik als puber deze voorstelling gezien. Justus van Dillen (Posa), Linde van den Heuvel (Elisabeth), Judith Noyons (Eboli) en Xander van Vledder (Carlos) geven het beste van zichzelf, met sterke staaltjes van vertellend spelen en mooi jongleren met jamben. Zo episch sterk en vederlicht kan toneel dus zijn. Volgend seizoen doet Spijkers Tsjechovs Ivanov.
Don Carlos, 1 t/m 3 juni in Theater Bellevue in Amsterdam; toneelschuurproducties.nl
Beeld: Don Carlos. Regie Nina Spijkers (Sanne Peper / Theater Bellevue)