Zodra een dictatuur ten grave wordt gedragen, is het nauwelijks nog voor te stellen dat het systeem heeft bestaan. Na de ineenstorting van het communisme deden de onbemande posten langs het IJzeren Gordijn aan als bouwvallige conciërgehokken. De Berlijnse Muur werd in brokstukken op de markt verkocht aan toeristen. Net als kgb-petten, jassen en medailles van het Rode Leger en Stasi-prullaria. Maar voor miljoenen mensen waren deze symbolen decennialang werkelijkheid geweest. Recht doen aan leed vergt psychologisch dwingende middelen, zoals het straffen van daders, monumenten en herdenkingsrituelen. Dat kunst bij het verwerken van het verleden een rol van betekenis kan spelen, laat Das Leben der Anderen zien. De film is zeventien jaar na de Wende een emotionele confrontatie met de vervlogen realiteit. Hij laat haarscherp zien hoe individuele levens, ook die van de loyale intellectuele en politieke elite, in de wurggreep van de staat kapot gingen. De film legt de socialistische staat bloot als een feodaal pestsysteem. In de hiërarchische structuur van macht en privileges is de één een heer en de ander een horige. Onvoorwaardelijke trouw aan dit systeem vergrootte de kans op overleving, ja zelfs op een redelijk comfortabel bestaan, maar garandeerde dat nooit. De motieven van handelen waren vaak willekeurig. En eerder vulgair dan ideologisch. Seks was bijvoorbeeld een machtsmiddel bij uitstek. Partijbonzen konden vrouwen ongestraft verkrachten en aan zich binden en mannen met hoeren chanteren.

Dat is de meerwaarde van deze film: in een dictatuur worden banale menselijke drijfveren in dienst van een absolute ideologie tot in het extreme geëxploiteerd en uitgebuit. De Duitse variant van het reëel bestaande socialisme staat in deze film model voor iedere dictatuur. Van Argentinië tot Irak en van Derde Rijk tot ddr: het onderdrukkingsmechanisme is universeel.
Voor de Duitsers heeft Das Leben der Anderen nog een andere functie. Hij dwingt tot reflectie op de typisch Duitse Erinnerungskultur: een neiging tot verdringing die wordt afgewisseld met een nostalgische romantisering van het ddr-verleden. Regisseur en scenarioschrijver Florian Henckel von Donnersmarck (1973) rekent af met de revisionistische geest in de Neue Länder. De film walst over de valse sentimenten heen.
Het kan geen toeval zijn dat dit de hand is van een kosmopolitische, onbelaste Duitser. De regisseur is jong (1973) en werd als zoon van gevluchte Oost-Duitsers geboren in Keulen. Hij groeide op in Berlijn, Frankfurt, New York en Brussel. Hij studeerde Russisch in Sint-Petersburg en filosofie en economie in Oxford. Het filmvak leerde hij in Engeland. Voordat hij deze film maakte, toonde hij in verschillende andere films zijn talent voor het subtiel ontrafelen van menselijke verhoudingen. Hierin schuilt de kracht van zijn benadering van het ddr-verleden. Hij laat zien dat het systeem is gemaakt door mensen die leugens in stand houden, soms uit overtuiging maar vaker om te overleven. Intrinsiek slechte mensen krijgen vleugels en goede mensen worden in hun gedragingen soms slecht, maar zijn daarmee geen slechte mensen.
Voor zijn research liet Von Donnersmarck zich adviseren door ex-Stasi-functionarissen en hun slachtoffers, door historici en sed-deskundigen. Hij leerde van hen hoe de ingenieuze verhoortechnieken werkten. Zijn lowbudgetproject draaide hij in 2004 in slechts 37 dagen, grotendeels op authentieke locaties, zoals het hoofdkwartier van de Stasi op de Normannenstraße in Berlijn. Daardoor is de inrichting in typische Oostblok-stijl waarheidsgetrouw en geen karikaturaal decor. Het onderdrukkingsapparaat doet nu hopeloos log aan – bandrecorders met koptelefoons, uitgetypte verslagen die in de kelders van het Stasi-gebouw in kilometerslange archiefruimtes lagen opgeslagen en opgezocht konden worden via een kaartenbakmolen – maar functioneerde wel efficiënt.
Het is tekenend dat deze film in het oosten van Duitsland als een bom insloeg, terwijl de belangstelling in het westen van het land matig was. Als artistiek project werd de waardering zowel nationaal als internationaal bekroond met vele prijzen.
De ddr was binnen het voormalige Oostblok in zekere zin uniek, zowel vanwege het systeem zelf als vanwege de snelle val ervan, die leidde tot het verdwijnen van de natie als geheel. De Deutsche Demokratische Republik gold als een modelstaat binnen het Oostblok. Omdat de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (sed) zichzelf ten opzichte van de buren in de Bondsrepubliek beschouwde als de naoorlogse erfgenaam van het ‘goede Duitsland’, was de partij extra fanatiek om de heilstaat tot een succes te maken. Het Ministerium für Staatssicherheit (Stasi) had de naam de effectiefste inlichtingendienst binnen het Oostblok te zijn. Iedere burger was in potentie een ‘staatsvijandig element’ en stond een Operativer Vorgang (OV) te wachten: een permanente observatie door een vrijwillige Stasi-informant (inoffizielle Mitarbeiter, IM) of een Stasi-officier. Het fijnmazige inlichtingenapparaat had verhoudingsgewijs de hoogste participatie binnen de communistische wereld.

Dit controlesysteem zou doorgaan totdat de eindfase van het socialisme was bereikt en het communisme tot in de eeuwigheid gevestigd kon worden. De komst van Gorbatsjov in 1985 en diens oproep tot glasnost veranderde niets aan die illusie, ook niet toen hij op 7 oktober 1989 tijdens de viering van de veertigste verjaardag van de ddr partijchef Honecker de judaskus gaf. Zelfs niet toen een dag later de eerste massademonstraties in Leipzig en Berlijn uitbraken. Honecker werd vervangen door Egon Krenz in een poging met deze machtswisseling het volk sussend terug te duwen in de rol van onzichtbare massa. Pas met het opgeven van de grenscontrole in de nacht van 9 november kwam in één klap een einde aan het regime.
De files Trabanten bij het Berlijnse Checkpoint Charley en de jongeren in stonewashed spijkerbroeken hakkend in de betonnen muur symboliseerden de euforie van dat onvoorstelbare moment. Het kon vanaf toen alleen maar beter worden. Helmut Kohl zette razendsnel de hereniging door. Op 3 oktober 1990 hield de ddr officieel op te bestaan. Miljarden D-marken werden, onder meer via het heffen van de Ost-tax in het westen, geïnvesteerd om zo snel mogelijk de economische achterstand in te halen. Maar met de hoge werkloosheid, de ontvolkte dorpen op het platteland, het dure levensonderhoud en de glimmende torens van het Neue Mitte in Berlijn verdampten de hooggespannen verwachtingen in het oosten. De Ossi’s voelden zich vervreemd in eigen huis. Ze hadden hun Heimat verloren.
Nergens raakte de Koude Oorlog-generatie ‘aan de andere kant van het IJzeren Gordijn’ zo ontgoocheld en gefrustreerd als in de voormalige ddr. Weinig in de publieke ruimte herinnerde nog aan het eigen verleden. Toen het bombastische Lampenpalast van Honecker in 2000 afgebroken moest worden, stuitte dit op kolossale weerstand: waarom moet alles uit ‘ons verleden’ met de grond gelijk gemaakt worden? Is er dan niets van cultuurhistorische waarde? De vervreemding is een dankbare voedingsbodem geworden voor zowel rechts-extremisme als valse Ostalgie, aangewakkerd door demagogen van oude en nieuwe snit.

Het ophemelen van de ‘goede, overzichtelijke ddr-tijd’ wekt grote irritatie bij West-Duitsers. Het koesteren van Spreewaldgurke en stinkende Trabi’s zou getuigen van een naïeve en vertekende blik op het verleden. Hun wordt bovendien verweten dat ze niet in staat zijn de hand in eigen boezem te steken: tien procent van de bevolking werkte voor de Stasi, zijn ze dat vergeten?
Binnen Duitsland verwijt het ene volk het andere dat het geen verantwoordelijkheid neemt over het eigen verleden. Maar vergeten wordt dat het doorleven van de pijnlijke werkelijkheid veel tijd kost. In Berlijn kwam pas bijna zestig jaar na de Tweede Wereldoorlog het Mahnmahl, het herdenkingsmonument van de holocaust, na jarenlange discussie tot stand. In dezelfde periode ging het Lampenpalast van Honecker onder druk van vooral West-Berlijners tegen de vlakte.
Wat doet recht aan het leed van de dictatuur? Een monument, een film, zeker. Maar liever gaat men over tot de orde van de dag. Rosa Luxemburg formuleerde het na haar arrestatie in 1917 als volgt: ‘Ich weiß ganz genau, daß die Abrechnung nach “Gerechtigkeit” niemals stattfindet (…) und so werden auch die heutigen Sünden (…) und all die Niedertracht sich in dem Wust historisch unbeglichener Rechnungen verlieren, und bald werden allze wieder “ein einig Volk von Brüdern” sein.’ .