De ‘lijstjes’ laten in uitvergrote vorm zien hoe het persoonlijke inwerkt op het kritisch kijken, lezen of luisteren. Zo vertelde iemand mij laatst bij het lezen van mijn voorlopige eindejaarslijst: je houdt duidelijk niet zo van de Europese film. Dat had ik mij niet gerealiseerd, maar ik moest haar gelijk geven. Op die van Ken Loach na haalde geen enkele Europese film mijn uiteindelijke top-tien van 2016, hoewel Elle van Paul Verhoeven eigenlijk wel een plaats had verdiend en ik erg genoten heb van Toni Erdmann van Maren Aden en L’Avenir van Mia Hansen-Løve.

The Witch, een film die bij ons slechts op festivals draaide en in die zin niet echt in aanmerking komt, spreekt direct tot mijn calvinistische opvoeding. Dat moet het zijn, anders heb ik er ook geen verklaring voor waarom ik deze film zo eng vind. Regisseur Robert Eggers’ verhaal gaat over een gezin dat in de zeventiende eeuw verbannen wordt uit een puriteins dorpje. De vader, moeder en vier kinderen, waaronder een tweeling (altijd foute boel in dit soort verhalen), vestigen zich op een boerderij aan de rand van een bos. En daar wacht het kwaad. De connectie tussen het christelijk geloof en bijgeloof of het bovennatuurlijke werd zelden zo angstwekkend verbeeld. Om maar iets te noemen: Black Philip. Een diabolisch dansende geit. Je durft nauwelijks te kijken.

De films van Nicholas Winding Refn vallen niet in ieders smaak. Ze zijn ultra-gewelddadig en hebben doorgaans een akelige sfeer van vervreemding. Zo ook in The Neon Demon. Over de modellenwereld in Los Angeles. De verleiding komt in de vorm van een mentale puzzel in de stijl van David Lynch vermengd met glimmende oppervlakten, jaren-tachtigstijl, zoals die in een Tony Scott-film, of zoiets als Bob Fosse’s ondergewaardeerde film over de vermoorde Playmate Dorothy Stratton, Star 80 (1983). De boodschap in al deze films raakt mij: hoe de gemeenschap mensen van vlees en bloed ‘kannibaliseert’ wanneer ze de status van ‘celebrity’ eenmaal hebben bereikt.

Embrace of the Serpent van de Colombiaanse regisseur Ciro Guerra vertelt het verhaal van twee ontdekkingsreizen, respectievelijk aan het begin van de twintigste eeuw en rond 1940, in het Amazone-gebied. Inzet: het speuren naar een mystieke, geneeskrachtige plant. De film is verleidelijk prachtig gefotografeerd in zwart-wit, en ademt de sfeer van Joseph Conrad. De eigen werkelijkheid komt op losse schroeven te staan naarmate de film – en de reis – vordert. Een hallucinante belevenis.

La La Land van Damien Chazelle, die vorig jaar Whiplash maakte, is te elfder ure op mijn lijst gekomen (in plaats van de verrukkelijke Koreaanse horrorfilm The Wailing), hoofdzakelijk vanwege het gitzwarte einde (dat ik niet verder zal bespreken). Wát een vraag stelt deze film ons wel niet. Hoe leef je groots en meeslepend terwijl het depressieve alledaagse – de harde werkelijkheid – zich als een virus in je gestel nestelt? Ryan Gosling en Emma Stone speuren naar het antwoord, via prachtige zang- en dansnummers geïnspireerd door het gouden tijdperk van de Hollywood-musical.

Uit Taiwan de mysterieuze martial-artsfilm The Assassin van Hou Hsiao-Hsien. Plot is hier op een vreemde manier even essentieel als ontwijkend. Een sluipmoordenares is verliefd op de man die ze moet vermoorden. Schitterende fotografie, verleidelijk-mysterieuze beelden van meditatie en nabetrachting, opwindende gevechtschoreografie.

The Revenant van Alejandro Gonzales Inarritu en The Hateful Eight van Quentin Tarantino zijn westerns, maar dan wel van het soort ‘superwestern’, een term die André Bazin gebruikte om films in dit genre te duiden die méér willen zijn dan het somtotaal van de delen. In zijn woorden: ‘De superwestern zal zich schamen als die alleen maar een western is.’ Dat zijn deze films van Inarritu en Tarantino bij uitstek: ze schetsen een duister, actueel beeld van een wereld waarin er geen sprake is van genade of empathie.

Nocturnal Animals van Tom Ford speelt eveneens met genreconventies, in dit geval die van de film noir. De clash is tussen hoog en laag, tussen de wereld van high concept art waarin Amy Adams, in de rol van een galeriehoudster in Los Angeles, beweegt, en die van Jake Gyllenhaal, als de schrijver van een pulproman die zich in West-Texas afspeelt. Met de performance van het jaar: de briljante Michael Shannon als een Texaanse gerechtsdienaar.

Of ik dit jaar heb gehuild in de bioscoop, was de vraag die een Cineville-journalist mij stelde voor een stuk dat hij schreef over het onderwerp ‘emotie en de filmjournalistiek’. Ik vertelde hem wat ik voelde toen ik Ken Loach’s realistische portret van weerloosheid in de neoliberale wereld zag. I, Daniel Blake is de titel. Een man eist zijn menselijkheid en zijn identiteit op in het Engeland van nu. In dit verhaal hebben de personages niets. Maar ze blijven mensen, net als diegenen die veel hebben. De vernedering van de hoofdfiguur is schrijnend. Of ik heb gehuild bij het zien van een film? Ja, dus. I, Daniel Blake is geen film die je moet analyseren. Het is film die je moet voelen. Al is het maar om je eigen menselijkheid een beetje terug te winnen.

Mijn favoriet van het jaar: Arrival van Denis Villeneuve, een sciencefictionfilm met buitenaardse wezens, maar denk hier meer aan Andrei Tarkovsky (Solaris) dan aan Star Wars. Net als bij Tarkovsky overheerst een sfeer van verlies in Villeneuve’s film. Amy Adams, duidelijk een actrice voor de toekomst, speelt de rol van een taalwetenschapper die de communicatie met de passagiers van gelande vreemde vliegende voorwerpen moet openen. Ondertussen zijn er allerlei geopolitieke ontwikkelingen die verreikende gevolgen voor de mensheid kunnen hebben. Ook in deze film staat het element gevoel centraal. Maar met dit verschil: om de emotie in het verhaal te kunnen begrijpen vraagt Villeneuve van de kijker zijn denkvermogen te gebruiken. En dat is een mooie uitdaging: via de ratio vorm geven aan het irrationele. Daarom is Arrival zo inspirerend.