Het is 10 oktober 1973. Generaal-majoor Ariël Sharon loopt zich al dagenlang op te vreten van zorgen en ergernis. Vier dagen eerder, op Yom Kippoer, is een overmacht van Arabische troepen vanuit Egypte en Syrië Israël binnengetrokken. Sharon commandeert een tankdivisie, een reserve-eenheid, opgesteld achter de heuvels aan de zoom van de Sinai-woestijn. De twee Egyptische legers, bestaande uit 800.000 man en 2200 tanks, die vanuit het zuiden zijn binnen getrokken, zijn nauwelijks te stuiten. Sharons eenheid is nog bijna niet in gevecht geweest, terwijl de Israëliërs op alle fronten grote verliezen lijden en zich slechts met grote moeite staande kunnen houden. De Israëlische inlichtingendiensten hebben zich om de tuin laten leiden; Israël werd overrompeld op de heiligste van alle heilige joodse dagen. Er moet iets gebeuren. Dus stuurt Sharon in alle vroegte eigenmachtig een verkenningseenheid op de vijand af, richting het Suez-kanaal, aan de grens met Egypte. Is het een zelfmoordmissie of een briljante zet?
Dertig jaar later stellen velen zich dezelfde vraag. Sharon, inmiddels premier, verbijstert vriend en vijand met een radicale ommezwaai. Waar het de Palestijnen aangaat, heeft hij steevast de hardste lijn gekozen. Géén terugkeer van Palestijnse vluchtelingen. De Palestijnen moeten Jordanië, met zijn grote Palestijnse bevolkingsgroep, maar tot hun vaderland maken. «Judea en Samaria», de bijbelse naam voor de door Israël bezette Westelijke Jordaanoever en Gaza, moeten geannexeerd worden. Als halverwege de jaren negentig de wereld in de ban is van het handenschudden van Jasser Arafat en Yitzak Rabin verklaart Sharon dat het Oslo-vredesproces een «overgave is aan de Palestijnse terroristische organisatie». Maar eind 2003 kondigt hij aan troepen te willen terugtrekken uit geheel Gaza en uit delen van de Westelijke Jordaanoever. Dat betekent dat alle joodse nederzettingen in Gaza zullen moeten worden opgegeven. Later voegt Sharon aan dat lijstje ook enkele kleinere nederzettingen op de Westoever toe. Als minister van Landbouw was hij eind jaren zeventig juist de architect van het nederzettingenbeleid en spoorde hij kolonisten aan strategische heuveltoppen in bezit te nemen. Het is echter niet in het belang van Israël te blijven fungeren als een bezettingsmacht, houdt Sharon in 2003 zijn verblufte publiek voor. Hij acht een levensvatbare Palestijnse staat in Gaza en de Westelijke Jordaanoever niet alleen mogelijk, hij meent ook dat die in vrede met Israël kan bestaan.
In 2005 wordt de terugtrekking daadwerkelijk uitgevoerd. Waardig en geweldloos, zoals Sharon hoopte. Bij zijn verkiezingsoverwinning in 2001, die hem het premierschap opleverde, vreesden velen nog dat het nu werkelijk gedaan was met het vredesproces. De terugtrekking levert Sharon veel goede wil op in het buitenland, zelfs in de Arabische wereld. Enkele moslimlanden herstellen hun diplomatieke betrekkingen met Tel Aviv. In eigen huis is de verwarring groot. Dit was een plan van links, dat velen te ver ging. Nu wordt het opeens uitgevoerd door de meest rechtse premier die het land in decennia heeft gekend. Zelfmoord missie of briljante zet? Is Sharon (opnieuw) de redder van Israël, of steekt hier iets achter?
Wie iets wil begrijpen van de eigenwijze en vasthoudende persoon die Ariël Sharon (77) als politicus is, moet te rade gaan bij de militair Sharon, die streed in alle oorlogen die Israël voerde met zijn Arabische buren. Op het slagveld werd zijn geest gevormd. Acties achter de linies als commando, bestormingen als paratroeper en tankslagen als generaal hardden zijn karakter. Hij raakte meermalen gewond. Sharon vecht nu misschien wel de zwaarste strijd van zijn leven. Na twee beroertes ziet het er niet best uit voor de zwaarlijvige Israëlische premier. Langzaam ontwaakt hij uit een coma. Dat hij niet zal terugkeren op het politieke toneel is zeker.
Terug naar oktober 1973, de Yom Kippoer-oorlog. Er is precies gebeurd waar Sharon jaren eerder voor waarschuwde. Opperbevelhebber Bar Lev had een plan ontwikkeld om aan de oostelijke oever van het Suezkanaal, in de in 1967 op Egypte veroverde Sinaï, een verdedigingslinie aan te leggen van bunkers en fortificaties. Sharon verzette zich uit alle macht. De linie zou gemakkelijk onder de voet gelopen kunnen worden. Hij zag veel meer in het opvangen van een aanvalsgolf in de heuvels achter de woestijn, zon beetje op de plek waar hij nu met zijn tankdivisie machteloos toekijkt hoe eenheid na eenheid door de Egyptenaren in de pan wordt gehakt. De discussies in 1968 over de verdedigingslinie liepen zo hoog op dat Bar Lev op het punt stond Sharon uit het leger te ontslaan. Dat werd hem echter verboden door de politiek: toen al was Sharon een oorlogsheld en mateloos populair. In de naderende verkiezingen zou hij de zittende machthebbers veel schade kunnen berokkenen door zich in de politiek te begeven en zich bij de tegenpartij aan te sluiten. Sharon legde zich uiteindelijk neer bij het besluit van de opperbevelhebber. Hij kreeg een tijdelijke functie in het buitenland. Eind 1969 werd hij teruggehaald en benoemd tot commandant van het Zuidelijk Commando. Daarmee werd hij verantwoordelijk voor de aanleg van de door hem verfoeide fortificaties, die inmiddels de Bar Lev-linie waren gaan heten. Hij voerde de opdracht tot in de puntjes uit, ruim binnen het daarvoor gestelde tijdschema.
Die 10de oktober van 1973 weet hij dat zijn nachtmerrie werkelijkheid is geworden. De meer dan vijfhonderd Israëlische soldaten in de bunkers zitten als ratten in de val. Er worden versterkingen gestuurd, maar die kunnen niet tegen de Egyptische overmacht op. Ooit, in zijn dagen als commando, besloot Sharon nooit en te nimmer ook maar één strijdmakker op het slagveld achter te laten. De eerste dagen van de Yom Kippoer-oorlog moeten een kwelling voor hem zijn geweest. Tot overmaat van ramp kan hij vanuit zijn hoge positie zien hoe een grootscheepse Israëlische tegenaanval op 8 oktober mislukt omdat die niet op de juiste plek wordt ingezet. Hij geeft het door aan de bevelhebber van het Zuidelijk Commando, generaal Gonen. Sharon zelf heeft die positie nog geen drie maanden eerder opgegeven en het leger verlaten. Als bevelhebber van een van Israëls drie militaire sectoren kon hij nog slechts opperbevelhebber worden, maar zijn weinig meegaande houding maakte dat die post hem werd geweigerd. Wat hem betrof was zijn militaire carrière voorbij. Maar het lot besliste anders. Het werd opnieuw oorlog en Sharon werd ogenblikkelijk benoemd tot commandant van een tankdivisie.
Bevelhebber Gonen laat zich weinig aan Sharons woorden gelegen liggen. Volgens hem verloopt het Israëlische tegenoffensief prima. Hij beveelt Sharon zijn troepen in de strijd te gooien op een plek die volgens Sharon slechts zelfmoord te bieden heeft. Sharon is buiten zinnen van woede en eist dat Gonen zijn veilige positie achter het front verlaat om met eigen ogen te zien hoe zijn offensief stukloopt ten koste van honderden Israëlische levens. De discussie eindigt in een schreeuwpartij waarin Gonen dreigt Sharon het bevel over zijn eenheid te ontnemen. Sharon moet inbinden en zet een deel van zijn troepen in om het offensief te redden. De Egyptenaren zijn uitgerust met een ongekende hoeveelheid antitank raketten. Er wordt een slachting aangericht onder de Israëlische tanks. Sharon raakt gewond aan zijn hoofd. Pas de volgende dag stabiliseert de strijd zich. Het opperbevel ziet in dat Gonen gefaald heeft. Hij wordt tot Sharons verbijstering vervangen door zijn oude, reeds gepensioneerde vijand Bar Lev, in de ogen van Sharon een incompetente bunkerbouwer, terwijl juist een doortastend militair nodig zou zijn als bevelhebber van het murw gebeukte Zuidelijk Commando.
Een dag later is het 10 oktober. Sharons chagrijn heeft een hoogtepunt bereikt. Maar zijn gemoed zal spoedig opklaren. Tot zijn stomme verbazing bereikt zijn verkenningseenheid ongehinderd de oever van het Suez-kanaal. De mannen blijken bij toeval een corridor ontdekt te hebben tussen de twee aanvallende Egyptische legers. Een reden voor nóg grotere vreugde is dat ze het kanaal bereiken precies op het punt waar Sharon als bevel hebber van het Zuidelijk Commando een kade had laten aanleggen waarvandaan een oversteek naar Egypte gemaakt kan worden.
Sharon wil ogenblikkelijk zijn tanks naar het kanaal rijden om ze op vlotten over te varen en de Egyptenaren in de rug aan te vallen. Als hij enthousiast het nieuws rapporteert aan Bar Lev reageert die woedend. Sharon krijgt de opdracht de verkenningseenheid terug te trekken. Sharon laat zijn mannen echter hun positie behouden. Hij hoeft zich niet langer te verbijten: er is nu een kans om de oorlog te winnen, met of zonder toestemming van het opperbevel. Als Sharons troepen in de heuvels op 14 oktober een grootscheepse Egyptische aanval weerstaan en daarbij zon duizend tanks vernietigen, besluit Bar Lev toch maar gebruik te maken van Sharons uit insubordinatie geboren corridor. Tegen de bevelen in had Sharon al extra troepen naar het Suez-kanaal gestuurd. Maar op een cruciaal ogenblik vervalt Bar Lev weer in twijfel. Sharon is woest. Hij kan het niet verkroppen dat de bevelhebbers achter het front blijven. Als commandant heeft hij zelf altijd in de voorste linies gevochten. «Jullie warmen je achterwerken in de commandopost», brult hij door de veldtelefoon. «Ik zag ze rennen. Ze worden verpulverd!» Als de minister van Defensie, de roemruchte Moshe Dayan, met het ooglapje, zich bij Sharons troepen aan het kanaal voegt, begrijpt die niet alleen Sharons woede, maar hij wordt zo mogelijk nóg kwader dan Sharon. Met kunst- en vliegwerk en ten koste van zware verliezen hebben Sharons mannen een pontonbrug aangelegd, maar die wordt niet benut. Dayan, de politieke baas van de bevelhebbers, verordonneert de opmars richting Cairo. Als die eenmaal is ingezet krijgt Sharon nog eenmaal van Bar Lev een bevel dat hij onzinnig vindt. Hij moet met zijn tanks een gebied aanvallen dat Missouri heet. Volgens Sharon is dat niet nodig. Hij doet het toch, om niet nogmaals een conflict te veroorzaken. Het wordt de bloedigste en meest zinloze slag uit de toch tamelijk intense militaire geschiedenis van Israël. Nog jaren later is Sharon er verbolgen over. Hij had opnieuw een order moeten weigeren.
Als op 22 oktober 1973 een staakt-het-vuren wordt overeengekomen, staan Israëlische tanks op 101 kilometer van Cairo, is het Tweede Leger van de Egyptenaren bijna, en het Derde Leger volledig omsingeld. Aan het noordelijke front heeft de verbijsterend snelle aanvoer van reservisten, die rechtstreeks uit de synagogen naar het front vertrokken, de Syriërs ver teruggedrongen. De Israëlische opmars brengt de buitenwijken van Damascus binnen het bereik van zware artillerie. De overwinning is compleet. Maar niet Bar Lev of Dayan wordt binnengehaald als overwinnaar, het is Ariël Sharon die door een uitzinnige menigte wordt toegezongen. «Arik melech Israël», Arik, koning van Israël, klinkt het uit duizenden kelen. Een commissie onder leiding van de president van het Hooggerechtshof oordeelt dat bevel hebber Gonen en opperbevelhebber Elazar gefaald hebben. Beiden worden uit het leger ontslagen. Bar Lev, reeds gepensioneerd, wordt gespaard. Ariël Sharon wordt voorgedragen als opperbevelhebber. Maar opnieuw gaat de felbegeerde post aan zijn neus voorbij. Sharon wordt gezien als te hardvochtig en eigenwijs. Zijn insubordinatie had ook verkeerd kunnen uitpakken. In de ogen van de militairen en het volk is hij echter een held.
Hier begint Sharons politieke carrière. En die verloopt al net zo bruusk als zijn militaire loopbaan. Sharon probeert de rechtse partijen die oppositie voeren tegen de almachtige linkse Arbeiderspartij te verenigen in het Likoed-blok. Zelf is hij prominent lid van de Liberale Partij. Zijn poging tot eenwording faalt en hij raakt in conflict met de leiding van zijn partij. Daarop vormt hij zijn eigen partij, Shlomzion, die later opgaat in Likoed. Sharon paart verschillende politieke nederlagen aan enkele ministerschappen. Hij blijkt taaier dan menige collega. Het oprichten van een eigen partij was een zet die hij het afgelopen jaar herhaalde toen bleek dat binnen Likoed grote weerstand bestond tegen zijn terugtrekkingsplan, dat overigens door een ruime meerderheid van de Israëlische bevolking gesteund wordt. Wat hij precies van plan was met zijn nieuwe partij Kadima weet vrijwel niemand. Aanblijven als premier en zijn terugtrekkingsplan uitvoeren, zoveel is duidelijk. Maar wat precies de koers en de strategie van de «middenpartij», zoals Kadima al snel werd gekenschetst, zouden worden, blijft onduidelijk. Als de generaal die altijd bleef had alleen hij het commando over de partijlijn. Spreken is hem nu onmogelijk.
Uit zowel zijn militaire als zijn politieke loopbaan blijkt dat Sharon een tacticus is, géén strateeg. Op het schaakbord zet hij zijn tegenstander met gewaagde zetten klem. Het winnen van de schaakpartij is uiteraard zijn doel, maar hoe, dat zal blijken uit de volgende zet van de tegenstander. Sharon is geen strateeg die tien zetten vooruitdenkt. Dat bracht hem herhaaldelijk in de problemen. Dan deinsde hij er echter niet voor terug te grijpen naar het ultieme wapen van de tactische schaker: in een brede zwaai veegde hij alle stukken van tafel, om vervolgens een nieuw potje te beginnen volgens zijn spelregels, maar met gebruikmaking van de trucs die hij zijn tegenstander had zien toepassen.
Hij deed dat met het terugtrekkingsplan, dat hij stal van links, maar koppelde aan zijn eigen, keiharde en met geweld afgedwongen voorwaarden. Hij deed het met het aanmoedigen van de aanvankelijk illegale nederzettingenbouw, die hij vervolgens eigenhandig grotendeels teniet deed; nieuwe spelregels werden ingevoerd: momenteel worden enkele nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever die in de ogen van Sharon essentieel zijn voor Israëls veiligheid in hoog tempo uitgebreid. Maar nieuwe nederzettingen, nee, die komen er niet bij, tot «geruststelling» van de Amerikanen. Hij deed het met de aanleg van de muur langs de bestandslijn uit de oorlog van 1967. Aanvankelijk zou dat een «veiligheidshek» zijn, bedoeld om terroristen buiten te houden. Maar zijn naaste medewerkers lieten er geen geheim over bestaan dat Palestijns land dat binnen de afscheiding lag, nooit meer in Palestijnse handen zou komen. Hij deed het met de Routekaart voor de Vrede, hem op gelegd door president Bush. Goed, redeneerde Sharon, dan praten we met de Palestijnen. Maar het werd schaken zonder koning: Arafat moest uitgeschakeld. En elk Palestijns geweld werd beantwoord met ongehoord harde tegenacties. Leiders van Hamas, de Islamitische Jihad en de al-Aqsa Brigades werden geliquideerd, meestal ten koste van vele burgerslachtoffers. Als er enige tijd geen geweld van Palestijnse kant kwam, tergde Sharon hen met een nieuwe liquidatie door gevechtshelikopters of zelfs F16-straaljagers. Dan sloegen de Palestijnse verzetsorganisaties weer terug, en was de cirkel weer gesloten. Ook het officiële Palestijnse veiligheidsapparaat werd door de Israëlische krijgsmacht gereduceerd. De huidige chaos in Gaza is onder meer daarvan een direct gevolg.
Het einddoel van dit alles schetste Sharon in enkele toespraken: vrede en vooral veiligheid voor Israël door middel van een «levensvatbare» Palestijnse staat in Gaza en delen van de Westelijke Jordaanoever. Was Sharon opeens een bevlogen vredestichter geworden of was hij bezig zijn partijtje schaak te winnen? Hoe die staat eruit zou moeten zien, daarover liet hij zich nauwelijks uit. Waarom zou hij ook? Een tacticus kijkt niet verder dan één vernietigende zet. Hij sprak van een staat gevormd door «territoriale verbondenheid», wat wel eens bitter weinig voor de Palestijnen zou kunnen inhouden. Een afgehekt Gaza, volledig gecontroleerd door de Israëlische krijgsmacht, via een corridor verbonden met wat strategisch waardeloze delen van de Westelijke Jor daanoever, doorsneden door zwaar versterkte Israëlische nederzettingen en controleposten, en natuurlijk de muur. Belangrijk, maar door weinigen opgemerkt is dat Sharon pas zijn ontruimingsplannen doorzette nadat president Bush hem op 14 april 2004 een brief had geschreven waarin hij zijn steun uitsprak voor het behouden van de belangrijkste Israëlische nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever. Bovendien stelde Bush dat Palestijnse vluchtelingen beter konden terugkeren naar een eigen Palestijnse staat dan naar Israël, hun oude thuisland. Daarmee had Sharon twee belangrijke winstpunten in handen. Hem restte voor elkaar te krijgen dat Jeruzalem grotendeels, en liefst één en ondeelbaar, in Israëlische handen zou blijven. En de Palestijnen moesten gedwongen worden akkoord te gaan met aanzienlijk gebiedsverlies. Dus creëerde de tacticus «feiten op de grond»: de bouw van de muur en het uitbreiden van nederzettingen gingen door, evenals de ondermijning van de Pale stijnse Autoriteit. Sharons vredesvisioen was in feite een bijna totale Israëlische overwinning.
Om dit alles voor elkaar te krijgen is meer nodig dan koppigheid, eigenwijsheid en bovenal moed. Ook zuiver negatieve eigenschappen als onvermurwbaarheid, geniepigheid en een meedogenloos vijandbeeld komen erbij om de hoek kijken. Toen zijn militaire carrière voortijdig leek te eindigen en hij geen voet aan de grond kreeg in de politiek kocht Sharon een stuk grond in de Negev-woestijn. Hij vestigde er een grote boerderij. Sharon verloochende zijn afkomst niet. Hij was de zoon van een geschoolde landbouwer en had eerder zijn sporen verdiend in het boerenbedrijf. Ploegscharen tot wapens smeden: het had zijn motto kunnen zijn. Toen Richard Cohen van de Washington Post eens aanzat tijdens de vrijdagse lunch op de boerderij gaf Sharon een uitvoerig exposé over de verhouding met Syrië. Aan het einde van zijn gesprek veegde hij alle nuances van tafel door te stellen dat Arabieren nu eenmaal graag joden doden. Misschien was die gedachte Sharons vrijbrief om wreed op te treden tegen de Palestijnen.
Hij deed dat als commandant van Eenheid 101, een commando-eenheid die in de jaren vijftig werd ingezet als vergeldingsinstrument. Arabieren voerden aanvallen uit op Israëlische dorpen. Eenheid 101 moest duidelijk maken dat joods bloed duur betaald werd. Herhaaldelijk werden bij Sharons nachtelijke acties achter de linies vrouwen en kinderen gedood. Bij een aanval op het Jordaanse dorp Kibeyeh vonden 69 burgers de dood, voornamelijk vrouwen en kinderen. Ze bevonden zich in huizen die door Sharons mannen werden opgeblazen. Sharon heeft altijd volgehouden dat hem werd gerapporteerd dat de bevolking massaal op de vlucht was geslagen en dat hij niet wist dat er mensen waren achtergebleven. Maar volgens een VN-rapporteur werden lijken aangetroffen op de drempels van de huizen, doorzeefd met mitrailleurkogels. In de jaren zeventig liet hij met grof geweld een Palestijnse opstand in Gaza neerslaan. Zijn optreden was zo hard dat er vijftien jaar lang geen aanvallen meer vanuit het gebied werden ondernomen door Palestijnse strijders.
Als Sharon in 1982 minister van Defensie is, leidt hij de inval in Libanon. Leden van de falangisten, een christelijke militie die vecht aan de zijde van de Israëliërs, kammen de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila uit, op zoek naar strijders. Israëlische troepen sluiten de kampen intussen af van de buitenwereld. De militieleden, die officieel onder supervisie staan van de Israëliërs buiten het kamp, richten een verschrikkelijk bloedbad aan. Honderden burgers worden gedood. Opnieuw zegt Sharon niet beseft te hebben dat de actie zo uit de hand kon lopen. Maar hij was gewaarschuwd door zijn commandanten. Enkele dagen eerder hadden Syriërs de christelijke leider Bashir Gemayel opgeblazen. Gevreesd werd dat de militieleden bloedig wraak zouden nemen. Nabestaanden van de slachtoffers hebben geprobeerd Sharon voor deze misdaden tegen de menselijkheid te berechten, maar dat is niet gelukt. Israël ging niet verder dan hem zijn defensiepost te ontnemen. Sharon bleef aan als minister zonder portefeuille en keerde al in 1985 na nieuwe verkiezingen weer terug als volwaardig minister, dit keer van Handel en Industrie.
Sharons neiging tot insubordinatie en zijn hardnekkige eigenwijsheid leidden soms tot grote prestaties, zoals tijdens de Yom Kippoer-oorlog. Maar enkele keren ging het flink mis. In de oorlog van 1956 leidde hij een elite-eenheid die de strategisch cruciale Mitla-pas in de Sinaï moest afsluiten. Zonder dat daar een goede militaire reden voor was en tegen de orders in liet hij een deel van zijn troepen de pas in trekken. Het werd een Israëlisch bloedbad. Aan de vooravond van de Zesdaagse Oorlog van 1967 stelde Sharon tot tweemaal toe voor om de weifelachtige Israëlische regering op te sluiten in een zijkamertje, zodat de generale staf zelf kon besluiten de zich verzamelende Arabische legermacht aan te vallen. Dat was niet minder dan de aanzet tot een staatsgreep. De veldtocht in Libanon van 1982 breidde hij eigenmachtig uit van een beperkte actie tot een grootscheepse invasie en een beleg van Beiroet. Pas in 1999 trok premier Ehud Barak de troepen terug. De campagne en de guerrilla die met name Hezbollah tegen de Israëliërs voerde eisten vele slachtoffers onder Israëlische militairen. Een veiliger noordelijke grens leverde de bezetting niet op.
Ariël Sharon, bijgenaamd de bulldozer, soms vergeleken met Napoleon, heeft tot nog toe een ongehoorde overlevingskunst aan de dag gelegd. Zijn leven was strijd. Zijn eind jaren tachtig verschenen autobiografie gaf hij de titel Warrior. Ook in zijn privé-leven moest hij harde klappen incasseren. In 1962 kwam zijn eerste vrouw Margalit om door een auto-ongeluk. Sharon hertrouwde met haar zus Lily. In 1967 wordt zijn jongste zoon Goer gedood, spelend met een geladen jachtgeweer.
Met zijn naar alle waarschijnlijkheid permanente ziekbed is de laatste van een generatie «militaire politici» uitgeregeerd die aan de wieg gestaan hebben van het ontstaan en overleven van Israël. Daarmee zou het vredesproces een nieuwe, vooralsnog ongewisse richting op kunnen gaan. Want wie echte vrede wil brengen in het Midden-Oosten heeft vooral de moed nodig van een strijder.
Literatuur: Johan Boef, Ariël Sharon, koning van
Israël, Aspekt (2005)
Ariël Sharon, Warrior, Simon & Schuster (1989)