We could have had it all, zingt Adele in een van haar grootste hits, Rolling in the Deep. De liefde had zo mooi en allesomvattend kunnen zijn, ware het niet dat die ander natuurlijk toch haar hart niet waardig bleek. Dat we alles hadden kunnen hebben – waarom met minder genoegen nemen? – is de mantra van deze tijd. Het leven is een onderneming, en het is aan jou om die richting succes en geluk te leiden. Dat de voorwaarden daartoe steeds meer worden geoptimaliseerd, van prenatale test via traineeships tot voltooid-levenverklaring, betekent dat de druk op slagen almaar toeneemt. Slaag je niet, dan ben je een failure. De failure is de nieuwe loser; als de suggestie is dat je van het leven iets kunt ‘maken’, en dat lotsbestemming er is om te plooien of te overwinnen, dan kun je ook faliekant falen.
Mensen lijden niet zozeer aan werkstress als wel aan leefstress, zegt socioloog en arbeidsexpert Jan Denys. Hij komt aan het woord in het nieuwe televisieprogramma van Sophie Hilbrand, Sophie in de mentale kreukels, waarin zij haar eigen burn-out en die van een miljoen andere Nederlanders onderzoekt. Hoe kan het dat één op de zeven werkende Nederlanders kopje onder gaat? Haar eerste gedachte is: ik werk te hard, ik doe te veel. Een rondgang langs experts en ervaringsdeskundigen leert haar echter dat overspannenheid – de voorbode van een burn-out – op zich niet te maken heeft met hard werken. Eerder lijkt een algeheel almachtsgevoel, een schrale jacht op het fortuin, onze westerse ziel langzaam uit te hollen en op te breken.
De Vlaamse psychiater Dirk De Wachter, ook opgezocht door Hilbrand, vertelt dat een miljoen Belgen psychofarmaca slikken. De kunst van het leven is om óók ongelukkig te zijn, aldus De Wachter. Volgens hem is de westerse mens geobsedeerd door ‘leukigheid’, en wordt alles wat moeilijk is weggestopt. Terwijl: slechte dagen horen bij het leven. Voortdurend geluk is een onhaalbare kaart.
Onlangs verschenen twee Amerikaanse memoirs, beide geschreven door een bekende publiciste, waarin de (on)beheersbaarheid van het leven centraal staat. In het boek van schrijfster Ayelet Waldman op een tamelijk letterlijke manier: haar A Really Good Day is een nauwgezet verslag van haar experimenteren met kleine dagelijkse doses lsd om de dag door te komen zonder dat ze haar gezin, inclusief de hond, aanvliegt. In The Rules Do Not Apply gaat New Yorker-journaliste Ariel Levy, die eerder opzien baarde met Female Chauvinist Pigs, via de verschillende stations in haar leven na waar het met haar misging en haar volle, enerverende leven een niet te herstellen drama werd. Kenmerkend voor beide boeken is dat ze geschreven zijn vanuit een mengeling van overmoed en nederigheid, zelfspot en megalomanie.
Waldmans boek is het verslag van een experiment, en daarmee ook een beetje specifiek, en programmatisch. Bridget Jones on acid, zoiets. ‘Deze ochtend nam ik lsd’, luidt de provocerende beginzin van A Really Good Day. Nee, de muren van haar kamer komen niet in beweging, de tafel waaraan ze zit blijft gewoon een tafel. Ze voelt zich niet oplossen in het universum, niet langzaam transcenderen richting goddelijke status. Integendeel, schrijft ze: ‘I feel normal.’ Met dien verstande dat die normale staat van zijn voor haar niet normaal is. Ze voelt zich tevreden en ontspannen, druk maar zonder stress. Als ze een van haar kinderen aan de ontbijttafel in het voorbijgaan knuffelt, kijkt die haar ongerust aan: ‘Wat is er met jou aan de hand?’
Ooit gediagnosticeerd als ‘bipolair’ heeft Waldman al een traject van therapeuten en remedies achter de rug als ze, rond haar vijftigste, drugs ontdekt als mogelijk redmiddel. Waldman heeft zich warm laten maken door psycholoog James Fadiman, die in een serie lezingen, uitmondend in een boek, een pleidooi houdt voor de therapeutische waarde van psychedelische drugs, toe te dienen in vaste microdoses. A Really Good Day is het dagboek dat ze een maand lang bijhoudt als ze begint te gebruiken. Iedere dag begint met het noteren van de fysieke sensaties (‘energized’), haar stemming (‘nervous, delighted’), dat wat haar dwars zit (‘picked a fight with my husband’), en dan hoe het gesteld is met haar slaap, haar werk en haar pijn (‘My shoulder is killing me.’).

Waldman beschrijft zichzelf als iemand die haar leven lang kampt met extreme gemoedswisselingen, al denk ik zelf tussen de regels door te lezen dat die pas echt onhanteerbaar werden naarmate haar gezin groeide en haar productiviteit als (roman)schrijfster steeds meer onder druk kwam te staan. Ze is getrouwd met schrijver Michael Chabon. Ooit schreef ze een ophef veroorzakend essay over dat de liefde voor haar kinderen altijd ondergeschikt bleef aan die voor haar echtgenoot. Inmiddels, beschrijft ze in haar voorwoord, is niet alleen zijzelf uitgeput van haar labiliteit, maar begint ook haar immer loyale en geduldige man haar buien zat te worden. Een van de terugkerende pijnlijkheden, en bron van echtelijke ruzies, is dat hij een grote schrijfkamer heeft (over het verschil in succes heeft Waldman het wijselijk niet, maar dit is een bitchy voetnoot mijnerzijds). Op zeker moment staat ook haar bureau in die kamer, de uitkomst van een lang en ingewikkeld proces van geven en nemen, met als resultaat dat Waldman tegen de begeesterd typende rug van haar echtgenoot zit aan te kijken. Terwijl hij aan de manier waarop zij haar toetsenbord beroert hoort dat ze aan het internetten is.
Opvallend modern probleem van Waldman is dat ze geen rem op zichzelf weet te zetten bij het twitteren (‘embarrassing myself online’ noemt ze dit), met tot gevolg een gevoel van intense schaamte. ‘My guilt becomes nearly unbearable and triggers depression.’ Wat ze dankzij de lsd-kuur leert, zo schrijft ze een beetje stichtelijk in het nawoord – terwijl ik me haar opeens herinner als een inderdaad erg irritante twitteraar die ik na een paar weken heb ‘ontvolgd’ – , is het doorbreken van de spiraal van negatieve emoties, en iets meer ruimte in haar geest creëren voor ‘inzicht’, meer bij ‘zichzelf’ blijven ook, en niet zo met zich op de loop laten gaan door prikkels van buiten. De goede dagen hoeven niet altijd ‘gelukkige’ dagen te zijn om toch als ‘goed’ te worden ervaren.
(Note to self: misschien toch weer eens kijken op haar Twitter-account.)
Werk mag niet alles zijn, het is wel veel, zo komt ook in de zoektocht van Sophie Hilbrand naar stressfactoren naar voren. Méér in ieder geval dan vroeger, zoals Bas Heijne, ook door haar geraadpleegd, stipuleert. Wat je doet is bepalend geworden voor wat je betekent. Het is niet meer vanzelfsprekend dat je het pad op gaat waar je ouders je voorgingen. De maatschappij is ingericht op de productiviteit van haar leden, die in constante competitiviteit met elkaar zijn verwikkeld. De politiek is gericht op economische groei, stabiliteit betekent stilstand, stilstand is achteruitgang. De stress is het gevolg van de discrepantie tussen enerzijds de belofte van vrijheid die het leven lijkt te bieden, en anderzijds het systeem dat druk met zich meebrengt en in feite geen andersdenkenden toelaat. Bas Heijne vergelijkt deze toestand met een hazewindhondenrace, waarbij alle honden als gekken achter een konijn aan draven. En dan is er één hond die plotsklaps stilstaat, en het vertikt nog langer achter dat pluche geval aan te lopen.
Een van de aantrekkelijkheden van Ariel Levy’s memoir The Rules Do Not Apply is de volstrekte vanzelfsprekendheid, en de overtuigingskracht, waarmee ze het belang en de lol neerzet van het werk dat ze doet. Tegelijkertijd is zij die hond die, terwijl hij zich laat inhalen, om zich heen kijkt en zich afvraagt: waar was ik naar op weg? Waar gaat het me om?
In het eerste hoofdstuk zet Levy zichzelf neer als het typische boekenkind dat, gevoed door de voorleessessies van haar ouders – Moby Dick, Pippi Langkous, De hobbit – zeker wist dat ze schrijver zou worden. Het was het enige beroep dat haar leek te kunnen garanderen de vrouw te worden die ze wilde worden: iemand die vrij was te doen wat ze ook koos. Met Anne Frank voor ogen begon ze een dagboek bij te houden, en toen ze 22 was had ze zich als assistent naar binnen gemoffeld op de redactie van New York Magazine. Als een fotograferende vriendin haar vertelt over een nachtclub in Queens voor vrouwen die aan obesitas lijden, en ze daar gezamenlijk op af gaan, beseft ze voor het eerst welke vragen ze in haar schrijven wil beantwoorden. Wat betekent het om vrouw te zijn? Wat zijn de regels? En ook is het eens en voor al duidelijk, als het artikel eenmaal is geplaatst en ze er meer dan een maandsalaris voor heeft gekregen, dat schrijven de oplossing is voor welk probleem dan ook: financieel, emotioneel, intellectueel. Toen ze een allenig kind was, hield het schrijven haar gezelschap. Toen ze volwassen werd, gaf het haar een excuus om dingen te ondernemen, plaatsen te bezoeken, waar ze anders voor teruggeschrokken zou zijn. Het schrijverschap beantwoordde volledig aan het idee van zelfstandigheid waarmee haar moeder haar om de oren had geslagen. ‘Word nooit afhankelijk van een man.’ Én ze voelde zich er goed bij, alsof het toch allemaal ergens goed voor was. Alsof zij ergens goed in was.
Dat Levy op een exceptionele manier journalistiek is gaan bedrijven, ik denk niet dat iemand daaraan twijfelt. Ze ontwikkelde haar toon, zette haar ondernemende zin in, schreef prachtige, confronterende stukken waarmee ze verschillende prijzen won. Het bijzondere van de manier waarop ze hier nu op terugkijkt, is dat ze zichzelf tamelijk basaal durft af te vragen of ze wel een goed mens is. De verliezen die ze heeft geleden, in vriendschappen, werk, liefde, maken dat ze zichzelf niet bepaald presenteert als een succesnummer. Lange tijd ging ze er vanuit álles in het leven te kunnen doen. Niet uit aangeboren overmoed, maar door een combinatie van nieuwsgierigheid, energie, talent, hard werken. Ze ging ervan uit dat er altijd wel een soort competente kern in haar zat, iets waar ze op kon bouwen.
Op een heel onspectaculaire manier, zoals de dingen zich nu eenmaal kunnen ontrollen, laat ze zien wat er zoal gebeurt in een mensenleven. Erg mooi bijvoorbeeld zijn de stukken over het huwelijk van haar ouders, de mysteriën daaromheen, en de rol van haar moeder die zowel zorgzaam als uithuizig was; met misschien als gevolg daarvan ook een gevoel van onveiligheid dat zich in de jonge Ariel vastzette.
Het is een harde les die ze uiteindelijk leert, vlak voor haar veertigste, naar aanleiding van de vroeggeboorte van haar kind dat geen verder leven beschoren is. Alles waarvan je denkt dat het bij je hoort, of zelfs van jou is, kan zomaar verdwijnen, en daar valt niets aan te doen. Al vanaf dat ze klein was zeiden mensen tegen haar dat ze te gretig was, te draufgängerig, dat ze too much was, maar zij dacht dat ze erin was geslaagd haar eigenschappen in te zetten als een kracht, in een leven dat dat ‘te veel’ aankon. Maar op zeker moment ontplofte dat leven midden in haar gezicht. Ariel Levy schreef er een schitterend boek over, dat dan weer wel.
Van Sophie in de mentale kreukels zijn nu twee afleveringen uitgezonden; het is wekelijks te zien op donderdagavond, bij BNN. Ariel Levy’s The Rules Do Not Apply verschijnt in juni in het Nederlands bij uitgeverij Atlas Contact als De regels gelden niet