Hoor ik de Whiffenpoofsong (een mooi lied, nog geschreven door Rudyard Kipling ook), dan is er sprake van andere kaas. Na een historische uitvoering door een uit Yale afkomstige zangclub werd verteld dat de Whiffenpoof, een dier dus, gevangen kan worden door een bijt in het ijs te hakken en daarboven met een stuk Limburgse kaas te zwaaien.
Heel verstandig van old Whif, want die kaas is bijna uitgestorven. De laatste keer dat ik Rommedoe kocht is al flink wat jaren geleden. Ik weet nog wel precies waar, want de aantekening mij gegeven door de kok bij wie ik overigens de beste ansjovis à la meuniere van mijn leven at, heb ik nog. Voor wie het wil proberen: ‘Bij Henaker de grens overgaan. Eerst komt het gehucht Neurop en daarna Teuven. Er zijn een paar boerderijen. In één daarvan, bij de familie Kleuten, wordt Rommedoe gemaakt.’ Het klinkt vreemd, maar was juist.
Daarna nog één keer terug geweest. De familie Kleuten bleek inmiddels uitgestorven. De enige die nog leeft is de Whiffenpoof. Die zijn kaas oorspronkelijk, net zoals de echte Limburger, het liefst at met stroop.
Waar ik ook erg voor ben. Op elk uur van de dag, om de capaciteit van de geest te verruimen en die van het lichaam te tarten. Door het bij de hand hebben van een armlengte rode wijn worden nog andere aspecten beklemtoond.
Je hebt ze die gaan uiterst slordig om met hun vrije wil. Daarbij zeur ik ook nog graag en regelmatig over het absolute hogere in zowel koolraap als suikerbiet.