Uit kerkelijke hoek waren al kritische geluiden gekomen over het boekenweekgeschenk van verleden jaar, In de mist van het schimmenrijk van W.F. Hermans, waar het scheppend nihilisme van Hermans te veel als ‘een doodlopende weg’ werd gezien. Vandaar dat er dit jaar voor de zekerheid een christelijk verantwoord geschenk werd gedrukt, De koninklijke weg door ene Ewoud Goster. Volgens Knevel is Gosters boek verre te verkiezen boven dat van Hella Haasse. In Transit wordt gevloekt en bovendien is de heldin van het verhaal ‘een rotkind, een naar mens, heel vervelend’, zoals Knevel met een vies gezicht vaststelde. De presentator van Het elfde uur vond het maar niks, het verslag van Haasse’s protagoniste van een tocht langs de Amsterdamse zelfkant. Toen Werkman dat verontwaardigd van de hand wees en zei dat hij zich van harte ‘met dat meisje had kunnen identificeren’, keek Knevel hem aan met een blik alsof Werkman hem net zijn aandeel in de affaire- Epe had medegedeeld.
Even later kwam het gesprek op Maarten ‘t Hart. Werkman heeft een tijd lang met diens werk gedweept, zo zei hij, maar aan die bewondering is een einde gekomen nu ’t Hart in NRC Handelsblad 'de Bijbel op z'n kop heeft gezet’. Reden voor Werkman om een polemiek tegen ‘t Hart te publiceren. Titel: Maarten ’t Hart bestaat niet. Knevel wilde nog weten of ’t Hart nog wel door christenen mag worden gelezen. Een banvloek wilde Werkman vooralsnog niet uitspreken, maar duidelijk werd wel dat ’t Hart aan zijn laatste restje goodwill toe is bij de ooit door hemzelf zo royaal geprezen Werkman. Nog een paar jaar en dan heeft Nederland zijn eigen Rushdie. (rz)
Geen geestdodender bezigheid dan het maken van statistieken, zo weten we al sinds Nietzsche, maar in het jongste nummer van FNV- Magazine draagt opiniepeiler Maurice de Hond nog eens een hele lading extra circumstencial evidence aan voor deze constatering. Terwijl het land in vuur en vlam staat van een allesverzengende verkiezingsstrijd, komt De Hond met een larmoyant klaagverhaal over gebrek aan passie in de politiek waar de honden geen brood van lusten. 'De politiek wekt geen emoties meer op’, zo weet hij. ‘De tegenstellingen zijn weg. De politiek weet de emotie bij de kiezer niet meer te wekken. Hot issues zijn er niet meer of ze worden niet in hapklare brokken bij de kiezer gebracht.’ Fraaie woorden in een tijd dat er een ware Spartacus-opstand van de bejaarde medemens op gang is, het christen-democratische bolwerk na een eeuw van oppermacht in elkaar dondert, de nazaten van de NSB tot tweede partij van Rotterdam zijn verheven en de liberalen onder Frits Bolkestein verworden tot een obscurantistisch clubje van Eurofielen. Hiermee zij weer eens bewezen dat het verrichten van opinie-onderzoeken moet worden geschaard onder het rijtje hersenverwekende activiteiten waar een gezond mens zich verre van dient te houden.
Ondertussen is een ieder die wel doordrongen is van de ernst van de huidige electorale slijtageslag, al in de laatste fase van een zenuwcrisis beland. Ere wie ere toekomt: Elco Brinkman is er een van. Zijn uitspraak van afgelopen week, nadat hij in CDA-kring was aangevallen op zijn christelijke gehalte (‘Ik had graag eens met Mozes willen praten op een terrasje bij de Dode Zee’), scoort zeer hoog op de ladder van politieke psychedelica en geeft aan dat de CDA-leider helemaal in de juiste stemming is om er een onvergetelijke campagne van te maken. Zo moet het. Wanneer gooit Wim Kok de tongriemen eens los? (rz)
De nieuwe Juliana-biografie, Juliana: moeder-majesteit, vorstin van warmte en eenvoud, van de hand van Prive-sterverslaggever Evert Santegoeds, wordt vooral gekenmerkt door een uiterst vijandige houding ten aanzien van prins Bernhard. Wat heeft de prins-gemaal toch misdaan om zo'n koude ontvangst te krijgen, zo vraagt de lezer zich af. Opvallend is vooral dat Santegoeds alle nieuwe feiten over de huwelijksstrijd van Juliana en Bernhard, zoals geopenbaard met de vondst in het Alden Hatch-archief in Gainesville, California, geheel onvermeld laat. Uit de op band vastgelegde gesprekken tussen de prins en Hatch, de officiele biograaf van Bernhard, rijst het beeld op van een totale en langdurige veldslag, maar Santegoeds neemt genoegen met het materiaal van voor de vondst van het archief door Haarlems Dagblad-verslaggever Arthur Maandag. Nieuw is alleen Santegoeds stelling dat Juliana eind jaren zeventig bij de Bhagwan is gegaan. Dit verhaal is gebaseerd op getuigenissen van psychiater Jan Foudraine, bekend sanyassin, waarin hij zegt dat hij het werk van de Bhagwan aan Juliana heeft toegestuurd en dat zij daar met groot enthousiasme op reageerde. Op de Bhagwan-kolonie in het Amerikaanse Oregon wist men te vertellen dat de Bhagwan en Juliana een intensieve correspondentie hebben gevoerd. Vandaar dat de Bhagwan over Nederland sprak als ‘mijn oranje land’ en ‘het eerste oranje land’. Niettemin kreeg Bhagwan na zijn Amerikaanse gevangenschap geen toestemming om Nederland binnen te komen, teneinde daar het nieuwe sanyassin-hoofdkwartier te vestigen. Van koninklijke voorspraak was het dus blijkbaar niet gekomen. (rene zwaap)