TELEVISIE – Walter van der Kooi

Op 25 februari wordt voor de 75ste keer de Februaristaking herdacht. Op 22 februari 1941 pakten de Duitsers willekeurig 427 joodse mannen op straat op en deporteerden ze. Drie dagen later begon een grote proteststaking, vooral onder Amsterdamse gemeente- en havenarbeiders. Indrukwekkend deel van ‘ons’ oorlogsverleden. De staking werd met zwaar geweld beëindigd: negen doden. Van de gedeporteerden overleefden er maar twee. De documentaire De stakende stad is een reconstructie van de gebeurtenissen. Ik kon hem nog niet zien maar voor wie 4 mei belangrijk is, lijkt ook deze film een must.

Martijn van Haalen, Bernt Wouthuysen, De stakende stad, KRO-NCRV 2Doc, maandag 22 februari, NPO 2, 21.00 uur.

-

Farah Diba, voormalig keizerin van Iran, leeft nog, zag ik, met dank aan Wikipedia. ‘Ze verdeelt haar tijd tussen Washington, New York, Parijs en Caïro.’ Nog altijd jetset? Haar lot niet te benijden, lijkt me, met twee kinderen dood door zelfmoord. Maar in het lemma geen woord over het regime waar ze bij uitstek symbool van was. Zou ze nog wel eens terugdenken aan het hoogtepunt: de viering van 2500 jaar Perzische monarchie in Persepolis, ter ere van de grote Cyrus? Die vorst, zei sjah Mohammad Reza Pahlavi trots, had al achttien eeuwen voor de Magna Carta rechten van de bevolking gegarandeerd. En dat zei deze ‘koning der koningen’ in wiens staat zelfs de term ‘mensenrechten’ bij wijze van spreken verboden was. En om die grote ‘humanist’ uit de zesde eeuw voor Christus te gedenken ontving de sjah alle monarchen, presidenten, communistische en andere dictatoren, Imelda’s en prinsen Bernhard ter wereld in de woestijn ter ere van zichzelf, zijn pauwentroon en land. Een megalomane, krankzinnige onderneming die in onnavolgbare hybris de val van zijn parvenu-dynastie inleidde. En die zijn tegenstanders, van ayatollah tot marxist, brandstof gaf voor het revolutionaire vuur dat ze wilden ontsteken. Khomeini liet de Iraanse bevolking vanuit ballingschap weten dat alle gasten op het feest in de hel zouden branden. Wat voor koran-gelovigen alleen al geloofwaardig moet zijn geweest vanwege de krankzinnige hoeveelheden Bordeaux, Bourgogne, champagne en whisky die er doorheen gingen. Het uit Parijs overgevlogen eten van Maxim’s zal ook niet halal zijn geweest. Volgens een getuige kostten de festiviteiten evenveel als twee jaar Zwitserse staatsuitgaven. De sjah zei dat het hooguit twee maaltijden kostte – je hoort je gasten netjes te ontvangen.

Ik ontleen deze kennis aan The Greatest Party on Earth, een documentaire waarin een reconstructie van het feest wordt omlijst door een korte voorgeschiedenis van de dynastie en een terugblik op de effecten. Verteld door sjah-getrouwen en door dankzij zijn veiligheidsdienst gemartelde tegenstanders (geen ayatollahs trouwens). En ik moest denken aan al die Iraanse kunstenaars en intellectuelen die juichend terugkeerden uit ballingschap na de val van Reza en Farah. Om korte tijd later opnieuw te moeten vluchten voor Khomeini, zijn theocratie en zijn evenzeer martelende geheime dienst. Ditmaal voorgoed. Ik ken er twee. Tragisch leven. Nog altijd komen de vluchtelingen daar vandaan, zij het niet vanwege Pahlavi. Zie de documentaire en voel schamel leedvermaak als de ontvangst van veel te veel hotemetoten in vol ornaat uiteindelijk toch een soort puinhoop wordt; als de ontelbare geïmporteerde zangvogels in het net aangeplante bos creperen (leedvermaak niet vanwege hun droevig lot maar vanwege de afgang die dat betekende); en als al dat aan zijn volk onthouden geld (bijna vijftig procent onder de armoegrens en gespeend van onderwijs) uiteindelijk zijn ondergang wordt. ‘Slaap Cyrus, wij zijn wakker’, sprak Reza voor het oog van de wereld. Een lacher, maar al weer met tragische afloop.

Hassan Amini, The Greatest Party on Earth, VPRO 2Doc, dinsdag 23 februari, 22.55 uur.


POPMUZIEK – Leon Verdonschot

Het affiche van Pinkpop leidt dit jaar zelfs tot twéé discussies. De eerste is de leeftijd van de hoofdacts, die door Doe Maar en met name Paul McCartney fors omhoog wordt getrokken. Op social media gaan jolige foto’s van een veld vol rollators rond, en er zijn heuse grafieken waaruit blijkt de gemiddelde hoofdact tien jaar geleden een dertiger was (38 jaar, om precies te zijn, op basis van destijds Tool, Placebo en de Red Hot Chili Peppers) en dit jaar een vijftiger (vijftig jaar en vier maanden, op basis van Rammstein, Sir Paul en diezelfde Chili Peppers. Het is een discussie die nu opspeelt, maar geregeld terugkeert, en is terug te voeren op het simpele feit dat popmuziek niet louter een jongerencultuur is gebleken. De artiesten hun publiek zijn meegegroeid. Het is overigens ook een vorm van demagogie: juist dit jaar geeft Pinkpop meer dan ooit ruimte aan een nieuwe generatie rock- en popbands. Maar die hebben nou eenmaal minder hits dan Doe Maar en Paul McCartney.

De tweede discussie gaat over de áárd van de acts, en spitst zich toe op Lionel Richie, ooit voorman van de Commodores en in de jaren tachtig verantwoordelijk voor een oneindige reeks hits. Richie treft hetzelfde lot als Doe Maar in de jaren tachtig en Robbie Williams in de jaren negentig: een deel van het publiek vindt dat hij niet op Pinkpop hóórt. Dit is het mechanisme van wat de Vlaamse publicist Gert Keunen de ‘alternative mainstream’ noemde: zelfs binnen een festival dat is gericht op het grote publiek, en dat ook altijd was, is er een ervaring van een afbakening van de grenzen ervan. En Richie valt buiten die grenzen. Bij Doe Maar ging het de tweede keer in de jaren tachtig mis, maar Robbie Williams pakte bij zijn eerste optreden het veld, ook de sceptici, met gemak in. Richie is een gladde, maar zeer professionele performer; ook hij zal dat doen. Pinkpop is juist hierom in zekere zin het ultieme festival: het verbindt jong en oud, links en rechts.

Zie hier nogmaals het waarschijnlijk beste Pinkpop-optreden aller tijden: Pearl Jam in 1992. Op 32’00’’: de beroemdste sprong ooit van een Nederlands podium.

-

Pinkpop, 10-12 juni Megaland Landgraaf, voorverkoop begint zaterdag.


FILM – Gawie Keyser

Twee vroege films van Hou Hsiao-hsien, nieuw gerestaureerd en landelijk te zien in filmhuizen, spelen zich af op het platteland in het verre Taiwan, maar ze dringen door tot de eigen tijd en plaats van de kijker. De reden hiervoor is niet zozeer de universaliteit van het thema, maar heeft meer te maken met de menselijkheid van de personages en hun relatie met de omgeving: een grootmoeder die iedere dag de weg kwijtraakt als ze op zoek gaat naar haar onhebbelijke kleinzoon; jongens die na school bij de fietsenrekken in onderonsjes betrokken raken; de vraag of tienerliefde kan overleven wanneer de betrokkenen naar de stad verhuizen; of een kermende, klagende opa die uiteindelijk meer dan wie ook inzicht in het mysterie van het leven blijkt te hebben.

Hou Hsiao-hsien (Taiwan, 1947) won eerder dit jaar de prijs voor beste regisseur in Cannes voor zijn spirituele martial-artsfilm The Assassin die komende week in roulatie gaat (meer hierover in de eerstvolgende Kroniek van kunst & cultuur). Als voorbereiding hierop draaien A Time to Live, A Time to Die (1985) en Dust in the Wind (1986), twee films die deel uitmaken van Hou’s trilogie van de volwassenwording.

In de eerste film volgen we Ah-ha (Ah-hsiao) vanaf zijn zesde tot hij rond twintig jaar oud is. Hou’s afstandelijke, observerende camera geeft de ogenschijnlijk saaie alledaagsheid van het gezinsleven een immens belang: eten klaarmaken, tafel dekken, handen wassen, naar bed. Het ritme van dit leven bepaalt de film; het is alsof je er zelf deel van uitmaakt.

Wanneer Ah-ha groter wordt, groeit de mogelijkheid van conflict. Hij moet beslissen wat hij met zijn leven gaat doen, maar het is net alsof de vertrouwde loomheid van zijn omgeving als een magneet op hem inwerkt. Met zijn vrienden hangt hij rond op het dorpsplein waar een koopman net bezig is zijn waar op zijn scooter te laden. Het groepje van Ah-ha besluit hem te beroven. Dat mislukt, omdat de jongen die de scooter moest tegenhouden te dik blijkt om zijn taak uit te voeren.

In deze levensfase belandt Ah-ha tussen heden en toekomst. De wijde wereld wenkt, belichaamd door een mooi meisje op wie hij verliefd is, maar zijn gezin houdt hem tegen. Hij wordt geconfronteerd met dingen waarvoor hij nog niet klaar is: ziekte, zorg, verantwoordelijkheid.

In Dust in the Wind verlaat een jongeman, Ah-yuan (Wang Chien-wen), wél zijn gezin om in Taipei te gaan werken. Zijn jeugdliefde, Ah-yun (Xin Shufen), gaat mee. Terwijl ze in de stad proberen te overleven, keren ze geregeld terug naar het bergdorpje waar ze opgroeiden. Daar worden ze geconfronteerd met de melancholie van volwassen worden: verder gaan met je leven is onvermijdelijk, maar je roots bepalen je identiteit. En opa, die al zo veel heeft meegemaakt, ziet het allemaal heel goed terwijl hij in zijn moestuin werkt. Die aardappelen, zegt hij tegen Ah-yuan, kunnen pas mooi groeien wanneer je de wortels doorknipt (ik weet niet wat dat praktisch betekent, maar de symboliek is treffend).

-

A Time to Live, A Time to Die en Dust in the Wind zijn vanaf 18 februari landelijk te zien, onder meer in het filmmuseum EYE te Amsterdam.