Want wat bedoelen mensen eigenlijk als ze beweren ‘genuanceerd’ over iets te denken? Het suggereert in de eerste plaats dat de persoon in kwestie boven de besproken materie staat. De genuanceerde denker laat zich niet leiden door emoties, maar slechts door feiten. De feiten zijn hem dan ook genoegzaam bekend. Voor- en tegenargumenten kan hij dromen en hij is op de hoogte van de laatste ontwikkelingen die het onderwerp van de discussie betreffen. Hij is vertrouwd met de mitsen, maren en tenzijs en beseft dat het probleem veel te gecompliceerd ligt om zomaar voor of tegen te zijn. Er is voor alle standpunten iets te zeggen en hij ergert zich in conversaties aan gesprekspartners die er blijk van geven maar één kant van de zaak te kunnen zien. Het verraadt een pijnlijk gebrek aan kennis, zo meent de genuanceerde denker, die slechts één ding met absolute zekerheid weet: wie genuanceerd denkt, heeft altijd gelijk. Onwrikbaar ligt zijn gelijk verankerd in zijn kennis, gebaseerd op wetenschappelijke gronden en afgewogen oordelen.
Het geloof in ideeën is weggevallen. We vertrouwen alleen nog op feiten. Kennis die je kunt controleren. Wetenschappers vormen onze gedachten en meningen. Als we niet oppassen vinden we straks allemaal hetzelfde. Keurige, afgewogen, correct geformuleerde opinies die ruimte laten voor ieders belangen, hoe tegengesteld ook, opdat we maar niet hoeven te kiezen voor een principe of een gedachte. Discussies worden met de dag slaapverwekkender. Men bestrijdt elkaar hooguit nog op de nuance. De interpretatie van een bepaald onderzoek of cijfer, de betrouwbaarheid van bepaalde informaties. We zijn allemaal een beetje wetenschappers geworden. Goed geïnformeerd, beheerst en een tikje superieur tegenover degene die zo onnozel is om een radicaal standpunt in te nemen.
Het wordt niet meer beschaafd geacht om te uitgesproken ideeën te verkondigen. We maken geen ruzie meer over ingenomen standpunten. We praten net zolang tot we het eens zijn, en mensen die dezelfde krant lezen, zijn het al gauw eens. Want ze beschikken over dezelfde feitenkennis, ze hebben dezelfde interviews met dezelfde wetenschappers gelezen, en lezen dezelfde commentaren. Wie een ‘ongenuanceerd’ standpunt verkondigt, en vaak is dat iemand die op grond van de hem bekende feiten een duidelijk standpunt inneemt, loopt het risico alleen al daardoor ongelijk te krijgen. Alsof hij daarmee zichzelf definitief tot hofnar bestempelt.
Steeds vaker trekken kranten columnisten aan die een bepaald gezag vertegenwoordigen - in de politiek of in de wetenschap - in plaats van de eigenzinnige auteurs van weleer die in de eerste plaats werden uitgekozen omdat ze mooi konden schrijven. Eigenzinnigheid wordt niet meer zo op prijs gesteld. Als zo iemand eens gelijk heeft, is dat hooguit toevallig, en wat schiet je er per saldo mee op? Zelden heeft men zo weinig kritisch gestaan tegenover ‘feiten’ en ‘wetenschap’. Voor het eerst in decennia worden er weer met dodelijk ernstige gezichten cijfers aangehaald en onderzoeken geciteerd. Alsof de waarheid te vinden is in de algemeenheid. En het engagement bestaat uit het begrip voor de uiteenlopende standpunten.