
Op 3 oktober 2005 vond er in het Donskoj-klooster in Moskou een bijzonder ritueel plaats. Daar, in de oudste en meest voorname necropolis van Rusland, kregen twee Russen onder toeziend oog van de toenmalige patriarch Aleksi II een plechtige herbegrafenis. De eerste was generaal Anton Denikin, bevelhebber van tsaristische strijdkrachten ten tijde van de Russische burgeroorlog. Hij stierf in 1947 in ballingschap aan een hartaanval. De tweede kist die de catacomben in ging, bevatte de overblijfselen van Ivan Iljin, een nationalistische, diep religieuze filosoof die zich na 1917 tegen de bolsjewieken keerde. In 1922 werd ook hij verbannen, samen met een groot deel van de Russische intelligentsia. Iljin kwam uiteindelijk terecht in Zwitserland. Daar lag hij begraven totdat werd besloten zijn rustplaats naar Moskou te verplaatsen.
Nu kun je in Rusland het politieke tij vaak aflezen aan hoe er met beroemde doden wordt omgegaan. De vermoorde Romanovs werden door de bolsjewieken in een anoniem graf gegooid. Voor de communisten zelf waren de gebalsemde lichamen van Stalin en Lenin een belangrijk propagandamiddel. Stalin werd in 1961 uit de tombe op het Rode Plein verwijderd in het kader van Chroesjtsjovs destalinisatie. Hoe lang Lenin daar nog ligt, is de vraag. In een recente peiling bleek driekwart van de Russen voor sluiting van het mausoleum.
Ook de herbegrafenissen van 2005, waarbij Poetin aanwezig was, stonden stijf van de politieke betekenis. Generaal Denikin was een met onderscheidingen overladen ijzervreter die zijn sporen verdiende in de Eerste Wereldoorlog. Na de Oktoberrevolutie vocht hij tegen de rode troepen van Trotski. Onderwijl zette hij zijn soldaten aan tot genadeloze pogroms op de joodse bevolking in de Oekraïne. Dat iemand als Denikin in het huidige Rusland op het schild gehesen wordt (‘Hij geloofde dat Rusland ooit groots en vrij zou zijn’, zei de patriarch tijdens zijn begrafenis, ‘die dag is nu gekomen’) is veelzeggend. Een tsaristische oorlogsheld die door kerk en staat een laatste eer wordt bewezen, is tegelijk een afrekening met het sovjettijdperk en een onderstreping van Poetins imperiale aspiraties.
In het geval van de filosoof Iljin ligt de symboliek er even dik bovenop: zijn bijzetting in de grafkelders van het Donskoj-klooster markeert zijn status als inspirator van Poetins Rusland. In 2006 werd ook Iljins volledige archief vanuit de Verenigde Staten naar Rusland teruggehaald. Zijn werken zijn inmiddels weer volop verkrijgbaar. Poetin zelf citeert graag uit Onze taken, het boek waarin de artikelen zijn gebundeld die Iljin in de periode 1948-1954 schreef. Het bevat onder meer een essay getiteld Wat betekent de opdeling van Rusland voor de wereld. ‘Het is bekend dat de westerse naties de Russische identiteit niet begrijpen en niet dulden. Ze zullen de Russische “bezem” in losse twijgjes opdelen, de twijgjes in stukken breken en aansteken met het uitdovende licht van hun beschaving’, schrijft Iljin. ‘Ze willen een verdeeld Rusland, dat op gelijke voet staat met het Westen, om het zo te kunnen vernietigen. Het is hatelijke machtswellust.’ Als Poetin zich inderdaad laat leiden door dit soort taal, dan biedt dat weinig hoop op een constructieve dialoog over de crisis in Oekraïne.
Ivan Iljin was een telg uit een oud adellijk Moskovisch geslacht. Hij groeide op binnen de muren van het Kremlin, waar zijn grootvader en vader in dienst van de tsaar werkten. Hij studeerde rechten in Moskou, al lag zijn hart meer bij de filosofie. Iljin bestudeerde Hegel, schreef over ethiek en politiek en ontwikkelde een leer waarin de macht en de legitimiteit van de staat centraal staan. De staat, zo vond hij, moest het voornaamste ordenende principe van het sociale bestaan zijn. Het tweede onderwerp waarover hij zijn vingers blauw schreef, was de toekomst van de Russische natie. Volgens Iljin liep die permanent het gevaar te worden aangevreten door andere mogendheden. Hij vreesde een Duitse opmars via de Baltische staten en de Oekraïne, een Engelse invasie via de Kaukasus en Centraal-Azië en Japanse expansie in het oosten. ‘Rusland dreigt een permanente Balkan te worden, een eeuwige bron van conflict, een kweekvijver van problemen’, schreef Iljin in een essay uit 1948, Over het aanstaande Rusland.
Bij zijn tijdgenoten riep Iljin gemengde gevoelens op. Hij werd geprezen als een taalvirtuoos en een briljant orator maar ook bekritiseerd als een compromisloze scherpslijper. Zijn onwil om een diplomatieke toon aan te slaan, brak hem op na de Oktoberrevolutie. In weerwil van pogingen tot censuur bleef hij de bolsjewieken bekritiseren. Hij werd tot zes keer toe gearresteerd en uiteindelijk ter dood veroordeeld. Op het nippertje werd die straf omgezet in permanente verbanning. Hij streek neer in Berlijn, waar hij in 1938 werd uitgewezen toen hij weigerde antisemitische propaganda te schrijven voor de nazi’s. Met hulp van de componist Sergei Rachmaninoff belandde Iljin in zijn tweede ballingsoord, Zwitserland. Ook daar werd hem verboden politieke activiteiten te ontplooien, een verbod dat hij straal negeerde. Hij schreef honderden artikelen waarin hij de staat van Rusland analyseerde en zich ontpopte tot fellow-traveller van het fascisme, dat in zijn ogen het enige effectieve wapen tegen het communisme was.
In Rusland zelf raakte Iljin grotendeels vergeten. Zijn pamfletten – clandestien gedrukt en met de hand verspreid – vonden aftrek in de kringen van de ‘witte emigranten’, het bonte gezelschap van Russische adel, intellectuelen en hogere bourgeoisie dat zich na de revolutie van 1917 over Europa verspreidde, op de vlucht voor de communisten. Deze gemeenschap, verdreven van huis en haard en vaak op slag berooid geraakt, had wel behoefte aan een staaltje scherp proza over het verval van haar thuisland. Toch verloor ook dit publiek gaandeweg interesse. Dat Iljin in 1954 zijn laatste adem uitblies, gebeurde bijna ongemerkt. ‘Hoe reageerde de Russische emigrantengemeenschap op het heengaan van deze opmerkelijke denker? Met een nagenoeg compleet stilzwijgen’, viel te lezen in een van de schaarse necrologieën in de New Yorkse emigrantenkrant Rossiia.
Dat Iljin in zijn thuisland voor de vergetelheid werd behoed, is te danken aan een Russische wiskundige die begin jaren negentig in de obscure filosoof een stem van het nieuwe Rusland zag. Deze Yuri Lisitsa bezat zelf nog enkele beduimelde fotokopieën van Iljins teksten en maakte er zijn levenstaak van om het werk van de filosoof te verzamelen, te annoteren en opnieuw uit te geven. In 1990 nam Lisitsa onbetaald verlof van de universiteit en stelde zich verkiesbaar voor de gemeenteraad van Moskou, om zo de denkbeelden van zijn intellectuele held te kunnen verspreiden. Hij ging van deur tot deur, een verkiezingspamflet in de ene hand, een zelf geschreven boekje over Iljin in de andere. De campagne draaide uit op een mislukking, althans politiek gezien. Dankzij de onvermoeibare Lisitsa ontkiemde het gedachtegoed van Iljin opnieuw in de Russische intellectuele cultuur.
Sindsdien is Ivan Iljin steeds meer een bekende naam geworden in Rusland. In de jaren negentig doken zijn uitspraken op in speeches van de toenmalige burgemeester van Sint-Petersburg, die hem instemmend aanhaalde bij het schetsen van grote westerse complotten om de macht van Rusland te ondermijnen. In de jaren na 2000 nam de filmmaker Nikita Mikhalkov het stokje over en begon een campagne voor het repatriëren van Iljins stoffelijke resten. En sinds Vladimir Poetin – een veellezer van vooral geschiedenisboeken en filosofie, aldus zijn biografen – aan de macht is, heeft Iljin een plekje op het nachtkastje in de presidentiële slaapkamer gekregen. In een nawee van Koude-Oorlog-sentimenten wordt door veiligheidsdiensten en denktanks in de Verenigde Staten dit leesgedrag met argwaan gevolgd. Om inzicht te geven in de bron waaraan de oude rivaal zich laaft, bracht de cia in 2007 een boekje uit: Ivan Ilyin: The National Philosopher of Putin’s Russia.
Wanneer Poetin precies in aanraking kwam met Iljin is lastig te achterhalen, maar dat de conservatieve denker een ereplek in zijn bibliotheek heeft is zeker. In het Kremlin is Ivan Iljin inmiddels zo populair dat Onze taken cadeau werd gedaan aan alle regionale gouverneurs, als leesvoer voor de kerstvakantie. Het geschenk bleek welkom. ‘Bestuurders moeten één gemeenschappelijk begrip van de Russische geschiedenis en ideologie hebben’, zo verklaarde de gouverneur van Sverdlovsk Oblast in de Russische krant Kommersant.
Dat Poetin graag Iljin leest, is begrijpelijk. Autocratie en orthodoxie, de pilaren waar zijn regime op steunt, zijn een terugkerend thema in Iljins geschriften. De filosoof was bijna obsessief bezig met wat Rusland te wachten stond als de door hem zo gehate bolsjewieken eindelijk waren opgekrast. Poetin noemde het uiteenvallen van de Sovjet-Unie weliswaar ‘de grootste geopolitieke catastrofe van de twintigste eeuw’, maar dat was vooral omdat als gevolg daarvan tientallen miljoenen Russen buiten de landsgrenzen waren beland. Iljins overtuiging dat uit de as van tachtig jaar communisme een herboren Russisch rijk zou herrijzen, waarin de orthodoxe kerk kon bloeien, moet Poetin dan ook aanspreken. Iljin was bovendien een overtuigd monarchist met weinig geduld voor volksbestuur. Hij was van mening dat de machtsgreep van de communisten het onvermijdelijke gevolg was van de spirituele en politieke zwakte van zijn land. In de ogen van Iljin had de tsaar de teugels laten vieren en zo de condities geschapen voor revolutie. Het ware Rusland kon volgens hem enkel geregeerd worden door een centraal figuur die de macht stevig in handen hield.
Voor Ruslands geopolitieke agenda levert Iljin eveneens intellectuele munitie. Poetin maakt er in woord en daad geen geheim van dat het uitbreiden van Rusland hoog op zijn agenda prijkt. Militair ingrijpen wordt niet geschuwd als het erom gaat voormalige stukken Sovjet-Unie binnen de Federatie te trekken. Ook Iljin zag niets in zelfbestuur voor kleine staatjes. Voor de doctrine ‘ieder volk een eigen staat’ was volgens hem geen enkel historisch precedent en geen juridische basis. ‘Waar zijn de onafhankelijke staten voor de Vlamingen, de Walen?’ vraagt hij zich retorisch af in Over het aanstaande Rusland. ‘Waarom is er geen soeverein Wales of Schotland?’ Iljin somt nog een tiental volken op, van Basken tot Koerden, van Catalanen tot Roma. Zijn punt: er is niets vreemds aan een volk dat is ingelijfd door een grotere mogendheid. Sterker nog, als de Sovjet-Unie uiteen zou vallen in een lappendeken van kleine staten, dan zouden chaos en ellende onvermijdelijk volgen. Iljin waarschuwt voor ‘honger, kou, werkloosheid en pogroms’, tenzij er een ‘Russische nationale dictator’ opstaat ‘die de teugels in handen neemt, het land richting eenheid leidt en alle separatisten de pas afsnijdt’. Het is Poetin op het lijf geschreven. Ook de huidige Russische bemoeienis met Oekraïne zou Iljin waarschijnlijk goedkeurend hebben aanschouwd. ‘Ik heb geen enkele sympathie voor plannen voor het afscheiden van de Oekraïne of zelfs maar voor gesprekken daarover’, schreef hij in 1934 aan een vriend.
Behalve Iljins Onze taken vonden de regiobestuurders nog twee boeken in hun postvakje: De filosofie van ongelijkheden van Nikolai Berdjajev en De rechtvaardiging van het goede van Vladimir Solovjov, nog twee Russische filosofen die door de communisten uit de Sovjet-Unie werden verbannen. Berdjajev was een denker die het marxisme aanvankelijk wel zag zitten, maar zich na 1917 volop in de messianistische theologie stortte. Hij beschouwde de Russisch-orthodoxe kerk als hoeder van ‘de ziel van de wereld’ en had weinig op met democratisch gelijkheidsdenken. ‘Mijn ethiek is er een van de aristocratie’, schrijft hij in De filosofie van ongelijkheden, ‘in de zin van macht aan de besten, de slimsten en de meest getalenteerden, de best opgeleiden, de meest nobelen. Ik zie democratie als een vergissing omdat ze afhangt van de heerschappij van de meerderheid.’
Nummer drie op de leeslijst, Vladimir Solovjov, was een theoloog, filosoof en literair criticus. Hij promoveerde op een proefschrift met de titel De crisis van de westerse filosofie: Tegen de positivisten, waarin hij een intuïtieve in plaats van een rationele wereldbeschouwing bepleitte. Solovjov leefde als een asceet en had naar eigen zeggen mystieke ervaringen. Hij stierf als dakloze armoedzaaier in Parijs. Zijn De rechtvaardiging van het goede is een ingewikkeld traktaat dat onder meer bepleit dat Rusland een derde weg moet bewandelen tussen kapitalisme en socialisme. Het land moet zich ontwikkelen tot een staat waarin mensen de ruimte krijgen om volgens orthodox christelijke deugden te leven.
De nadruk die denkers als Iljin, Berdjajev en Solovjov leggen op spiritualiteit is volgens Anton Fedjashin, directeur van het Initiative for Russian Culture van American University in Washington, een belangrijke reden waarom ze Poetins aandacht genieten. ‘Alle drie behoren ze tot een school binnen het Russisch conservatisme die de kerk herontdekte als identiteitsbepalend instituut’, vertelt hij aan de telefoon vanuit Amerika. ‘De generatie denkers vóór hen was een stuk liberaler georiënteerd en hield zich eigenlijk niet zo bezig met de rol van het geloof. Ook voor Poetin is de heropleving van de kerk een cruciaal thema. Onder zijn bewind worden kathedralen herbouwd en hij onderhoudt nauwe banden met de patriarch. Ten tijde van de Sovjet-Unie stond de orthodoxe filosofie nagenoeg stil. Wie zoekt naar Russische denkers die geloven dat kerk en staat samen moeten optrekken, komt dus al snel bij hen uit.’
Ook de overtuiging van deze denkers dat Rusland uniek en superieur is, spreekt Poetin aan, meent Fedjashin: ‘Iljin, Berdjajev en Solovjov hadden de diepe overtuiging dat de toekomst van Rusland moest liggen in het eurazianisme. Hun uitgangspunt was dat Rusland en de aanpalende landen een ander traject volgden dan het Westen. Rusland moest als primus inter pares aan het hoofd staan van deze euraziatische “familie”.’ Fedjashin is momenteel bezig met een onderzoek naar het oplevend eurazianisme in Rusland. ‘Met name op de faculteiten filosofie en geografie wordt dit gedachtegoed sinds een aantal jaren weer volop bestudeerd’, vertelt hij.
Het Russisch conservatisme van eind negentiende, begin twintigste eeuw, waartoe Iljin, Berdjajev en Solovjov alle drie behoren, heeft een bijzondere geschiedenis. De wortels liggen in de vroege negentiende eeuw, toen de zogenaamde slavofielen op zoek gingen naar wat de essentie van de Russische cultuur vormde. Dat was een reactie op de meer westers georiënteerde denkers, die een aansluiting van Rusland bij Europa bepleitten. In hun ogen moest Rusland de moderne wetenschap en politieke instituties als de rechtsstaat omarmen om zo mee te kunnen in de vaart der volkeren. De slavofielen benadrukten juist de diepe kloof tussen een kil en materialistisch Westen en een harmonieuze Russische cultuur die stoelde op geloof, compassie en gemeenschapszin, met de orthodoxe kerk en de boerengemeenschap als symbolen daarvan. ‘Deze traditie kreeg een nieuwe impuls, als tegenreactie op het marxisme’, legt Anton Fedjashin uit: ‘Dat werd beschouwd als een corrumperende westerse ideologie, die bovendien revolutie predikte. De Russische conservatieven wezen dit van de hand. Organische groei, graduele verandering, dat tekende volgens hen hun cultuur.’

Na de Oktoberrevolutie leek aanvankelijk een gouden tijd aan te breken voor de Russische conservatieven. Opnieuw hadden ze een duidelijke vijand om zich tegen af te zetten. Enthousiast werd een scala van nieuwe academies, tijdschriften en intellectuele sociëteiten opgericht waar de verscheuring van de Russische ziel door de bolsjewieken besproken kon worden. Zo richtte Berdjajev de Vrije Academie voor Spirituele Cultuur op, waar les werd gegeven in orthodoxe theologie, religieuze filosofie en mysticisme. Hét succesnummer van de academie was een serie lezingen over De ondergang van het Avondland van de Duitse filosoof Oswald Spengler, die het einde van de westerse beschaving voorzag.
De conservatieve intellectuele opleving werd in eerste instantie getolereerd. Lenin sprak smalend van een ‘renaissance van bourgeois-ideologie’ maar liet de studeerkamergeleerden grotendeels hun gang gaan. Aan de gedoogcultuur kwam begin jaren twintig een eind toen alle niet-marxistische faculteiten, sociëteiten en tijdschriften werden opgedoekt. Wat volgde was de zogeheten ‘filosofenstoomboot’ waarmee in één keer het puikje van de Russische intelligentsia naar Duitsland werd afgevoerd. Het zette een streep onder het bestaan van deze traditie in Rusland zelf. ‘In de emigrantengemeenschappen ontwikkelde het denken zich weliswaar verder, maar vanaf dat moment draaide het vooral om de vraag waarom Rusland ten prooi was gevallen aan de communisten en wat er na hun tijdperk zou volgen’, licht Fedjashin toe. ‘Na 1991 werd hun gedachtegoed dus weer actueel.’
Ook volgens Richard Pipes, emeritus hoogleraar geschiedenis van Rusland, is het niet verwonderlijk dat juist de denkers die in 1922 werden verbannen nu een renaissance beleven. ‘De dominante politieke trend in het Russisch conservatisme is de nadruk op gecentraliseerde macht, die niet gehinderd wordt door wet of parlement’, vertelt Pipes in een telefoongesprek. ‘Zwakke leiders, daar wordt op neergekeken.’ Pipes is een Poolse Amerikaan, geboren in 1923. Als Rusland-expert maakte hij carrière in de decennia van de Koude Oorlog, als hoogleraar aan Harvard University. Volgens Pipes zitten de traditie van machtsconcentratie in de handen van één persoon en ‘de gewoonte te buigen voor autoriteit’ diep in de Russische cultuur. Ten tijde van de Sovjet-Unie zette de autocratie zich gewoon voort, zij het vermomd als volksbestuur. ‘Ik was in die jaren een van de weinigen die het Russisch conservatisme bestudeerde en zo bepaalde continuïteiten in de geschiedenis kon ontwaren’, vertelt hij. ‘Poetin pakt de draad gewoon weer op. Nog steeds wordt in het Westen maar weinig begrepen van de invloed van dit denken op Rusland.’
In 2006 schreef Pipes het boek Russian Conservatism and its Critics waarin hij deze traditie terugvoert op culturele en geografische factoren. Grond was nooit schaars in Rusland, en daar kon de monarch handig gebruik van maken door te claimen dat het hele land aan hem toebehoorde. En in tegenstelling tot het Westen, waar seculiere machthebbers concurrentie ondervonden van de paus, was de orthodoxe kerk van meet af aan ‘een gehoorzaam stuk gereedschap van de soevereine vorst’, volgens Pipes. Hij is vaak bekritiseerd vanwege zijn geloof in een Russische ‘Sonderweg’, maar hij houdt voet bij stuk. Er loopt volgens hem een directe lijn van de tsaren, via Stalin, naar Vladimir Poetin, al is er tussen de laatste twee een belangrijk verschil: ‘Nu wordt de conservatieve filosofische traditie weer volop onderwezen in Rusland.’
De blik van Richard Pipes wordt bepaald door zijn historische ervaring. Hij werd intellectueel volwassen in een tijd waarin de Russische conservatieven in ballingschap schreven over een herstel van de monarchie in Rusland. Die droom zag Pipes weerspiegeld in de grote vijand in de Koude Oorlog, de Sovjet-Unie. Het verklaart waarom Pipes stevig oordeelt over deze intellectuele traditie en in bezorgde termen spreekt over de invloed daarvan op het huidige Rusland. Anton Fedjashin behoort tot een jongere generatie en is voorzichtiger. ‘Het is echt te simpel om Iljin, Solovjov en Berdjajev te gebruiken als apologeten voor de huidige Russische autocratie’, vindt hij. ‘Een machtsgreep zoals in Oekraïne past bijvoorbeeld slecht in hun opvatting dat verandering vooral van onderaf moet komen.’ Hij wijst op recente interpretaties die in het werk van Iljin juist een grote liefde voor rechtsorde zien. Een opvallend detail is dat Yuri Lisitsa, de wiskundige die hoopte met Iljin in de hand politicus te worden, deze denker juist zag als een antwoord op de wetteloosheid in het Rusland van na de Sovjet-Unie.
Al met al levert de herontdekking van de intellectuele cultuur die door de communisten de kop werd ingedrukt een vreemde situatie op. Het is alsof Iljin, Solovjov en Berdjajev, met hun warrige baarden, diepe frons en hang naar mystiek, zo het Rusland van de gascontracten, oligarchen en punkprotesten van Pussy Riot zijn binnengewandeld. Hun geschriften zijn vaak taai als leer en geschreven in een tijd waarin de mondiale verhoudingen volslagen anders waren. Bovendien heeft het voortbouwen op hun denken bijna een eeuw stilgestaan. ‘Er wordt 21ste-eeuwse politiek bedreven met een negentiende-eeuws denkkader’, oordeelt Anton Fedjashin. ‘Het eurazianisme waar de Russische conservatieven zo dol op waren, is in de huidige wereld moeilijk vol te houden, al is het maar omdat China een belangrijke concurrent is op het Aziatische continent. Maar als ideologie is het een krachtig instrument. Het benadrukt dat Rusland fundamenteel anders is dan het Westen, dat het een ander traject volgt in de geschiedenis.’
Zit hier de kern van de groeiende verwijdering tussen Poetin en het Westen? De overtuiging dat voor Rusland simpelweg andere mores gelden? Het heeft er alle schijn van. ‘Het Westen begrijpt ons niet’, zei Poetin toen hem vanuit alle hoeken de les werd gelezen omdat hij zijn vingers naar de Krim uitstak. ‘Hij leeft in een andere wereld’, constateerde Angela Merkel over haar collega in het Kremlin. De vraag of Poetins leesgedrag hierin de doorslag geeft, laat zich moeilijk beantwoorden. Het is een kwestie van kip of ei: haalt hij werkelijk ideeën uit die boeken, of slaat Poetin ze vooral open om bevestiging te krijgen voor wat hij toch al doet? Ook Fedjashin waagt zich liever niet aan de stelling dat een denker als Iljin moet worden gezien als Poetin-fluisteraar. ‘Maar dat de president van Rusland bijna vergeten filosofen kan gebruiken om zijn ideeën te schragen, is zonneklaar.’
Beeld: (1) Vladimir Poetin. ‘Het Westen begrijpt ons niet’ (Andrea Comas/Reuters). (2) Michail Nesterov, De denker (Portret van Ivan Iljin), 1921-1922. De diep religieuze nationalist heeft een ereplek in Poetins bibliotheek.