Het lijkt wel een auditie voor het tv-programma Breekijzer.

Een vrouw, getooid in Burberry, maakt zich zorgen om een «kankerverwekkende» Tetra-telecommast die op een van de heuvels van de Londense wijk Forest Hill dreigt te worden neergezet. Een Nigeriaans gezin krijgt maar geen antwoord van de Immigration Service. Een bleek, dik en rokend stel is al jaren vergeefs op zoek naar een iets grotere council flat. Een jongedame waardeert het dat de gezondheidszorg gratis is, maar wil toch ook wel eens een specialist zien in Lewisham Hospital. Bezoeker nummer vijf heeft onenigheid met de belastingdienst.

De wekelijkse bloemlezing van menselijk ongemak duurt deze vrijdagavond drie uur. Jim Dowd (52), Honourable Member of Par liament (MP) for Lewisham-West, heeft alle problemen aangehoord. Een van zijn twee assistenten zal waar nodig aanmaningen de deur uit doen naar ministeries, quasi-autonome non-gouvernementele organisaties (quango’s) en lokale overheden. Allicht helpt het.

In The Political Animal: An Anatomy omschrijft BBC-journalist Jeremy Paxman de MP als een «hired gun» en in zijn handboek The Insider’s Guide to Parliament raadt het gelouterde Labour-kamerlid Brian Sedge more collega’s aan toch vooral geen spreekuur te houden nabij psychiatrische klinieken.

Aan deze voorwaarde voldoet het witte pand van de lokale Labour-afdeling in Forest Hill. Een paar deuren verderop is slechts de Constitutional Club gevestigd en aan de overkant de lokale tak van de Quakers. Voor de rest woonhuizen van rond de 260.000 harde ponden. De Britse arbeiderspartij heeft het pand sinds de jaren dertig in haar bezit. Lange tijd waren de bovenverdiepingen onderverhuurd aan studenten. Nu wonen er yuppen. Het kantoor van Dowd bevindt zich aan de straatkant. Luiken houden daglicht tegen. Aan het prikbord hangt een kindertekening voor «Jimbo».

In het souvenirbedrijfje Crowns & Regalia, een paar straten verderop, kennen alle vijf aanwezigen «hun» man in het parlement van de posters die eens in de vier of vijf jaar de straten sieren van Forest Hill en de andere drie wijken (Catford, Sydenham en Bellingham) die in dit zuidoostelijke deel van Londen samen de constituency Lewisham-West vormen. Op het spreekuur, de advice surgery, zijn ze nog nooit geweest. De redenen daarvoor hebben een hoog «het helpt toch niet»-gehalte.

Maar er zijn mensen die denken dat het wel helpt. Dat zijn er gemiddeld zo’n tien per spreekuur, ofwel zo’n veertig per maand, vijfhonderd per jaar, en vijfduizend in de tijd dat Dowd dit district al vertegenwoordigt. Hoewel de Conservatieven de verkiezingen van 1992 nipt wonnen, veroverde hij dit «marginale» district destijds op zijn Conservatieve voorganger die zich onmogelijk had gemaakt door de poll tax enthousiast te steunen. Door deze belasting kregen negen van de tien inwoners onbetaalbare aanslagen voor de gemeentelijke belasting en moest er een nummertje worden getrokken voor het spreekuur.

In 1997 en 2001 werd Dowd — door parlementair journalist Andrew Roth in The Guardian omschreven als «a witty, locally-active mainstream councillor» — herkozen. De laatste keer had hij een meerderheid van een kleine twaalfduizend stemmen. De helft van de ongeveer zestigduizend kiesgerechtigden was thuisgebleven conform een oude Engelse kieswetmatigheid: hoe beter bereikbaar de stembureaus, des te lager de opkomst. «Een lage opkomst is een teken van tevredenheid. Ik behoor niet tot het soort politici dat de kiezers aanmaant te gaan stemmen. Zo ijdel ben ik niet», zegt Dowd.

In zijn maiden speech omschreef Dowd zijn district als «een tamelijk anoniem deel van inner suburban London». Toeristen komen er nauwelijks (black cabs dus ook niet), er worden 120 talen gesproken en het is nagenoeg de enige overgebleven buurt in Londen waar Victoriaanse huizen nog betaalbaar zijn voor geschoolde arbeiders. De enige attracties zijn het in art-nouveaustijl gebouwde Horniman Museum, leuk voor antropologen, en One Tree Hill, een eik op een heuvel waar Queen Elizabeth I vier eeuwen geleden een keer heeft gepicknickt. De weg erheen heet dan ook Honor Oak Road.

Dowd, zoon van een RAF-piloot en een Duitse oorlogsvluchtelinge, woont al zijn hele leven in Forest Hill. Zijn vriendin, eveneens MP, is een «Blair Babe». Koningin Elizabeth was erg op haar gesteld omdat ze de nieuwste Westminster-roddels toevoegde aan de parlementsverslagen die ze in haar beginperiode dagelijks naar Buckingham Palace moest zenden. Dowd was jarenlang gemeenteraadslid en vervolgens burgemeester van Lewisham.

Dat een MP zo’n binding heeft met zijn district is minder vanzelfsprekend dan vroeger. Het gebeurt regelmatig dat de partijleiding een prominente minister «parachuteert» in een kiesdistrict waarin de partij niet eens campagne hoeft te voeren om te winnen.

De tijd dat socialistische kamerleden met zwartgeblakerde handen naar Westminster afreizen, is voorbij. The House of Commons is nu op en top middle class, vol met kamer leden die vrijwel allemaal «iets» met politiek hebben gedaan; de een als lector in de politieke wetenschap, de ander in een modieuze denktank en een derde gewoon als ambtenaar. Volgens Brian Sedgemore koesteren ze zes opdrachten: help de mensen in je eigen kiesdistrict (ook al stemmen ze op jouw concurrent), roep ministers ter verantwoording, neem deel in de grote debatten, maak wetten die the English way of life bevorderen, promoot de verworvenheden van de Britse democratie over de hele wereld en doe er alles aan om de regering te pesten zolang je in de oppositie zit. «Dit alles vereist geen bijzondere machiavellistische gaven», voegt hij er geruststellend aan toe.

Inderdaad. Na het politieke circus jarenlang van dichtbij te hebben meegemaakt, constateerde Jeremy Paxman dat velen liever MP zijn dan dat ze het werk van een MP doen. Dat geldt voornamelijk voor Conservatieve parlementsleden. Ex-minister Michael Hesseltine bezocht in het oerconservatieve Henley-on-Thames elke conservatieve dixielandavond, maar spreekuren hield hij er amper. Zijn flamboyante collega Alan Clark klaagde in zijn dagboeken voortdurend over de kostbare tijd die hij moest verspillen met «constituence rubbish», zoals al die «stomvervelende» spreek uren voor de inwoners van «zijn» Plymouth. De huidige Conservatieve fractievoorzitter, de «buurman» van Dowd, heeft de spreekuren gewoonweg afgeschaft.

Is het vreemd dat uitgerekend de ongekozen Prins Charles de Britse regering dagelijks brieven zendt waarin de kroonprins namens gewone burgers klaagt over omgehakte kastanjebomen en de hoogte van de rioolheffingen?

Bij zijn aantreden kenschetste premier Tony Blair zijn parlementsleden als «ambassadeurs van de partij». Labour-afgevaardigden moesten niet zozeer vanuit hun kiesdistricten naar Westminster gaan om problemen aan te kaarten, maar ze moesten vanuit Westminster het land ingaan om het partijprogramma te verkopen. Omdat nogal wat partijgenoten Londen amper meer uitkwamen, heeft Blair ze verzocht om ten minste acht weken per jaar actief door te brengen in het eigen district. Een streven waar hij gezien zijn internationale inspanningen zelf ternauwernood aan kan voldoen. Zijn kiezers hebben echter weer als voordeel dat ze precies kunnen volgen wat hij uitspookt, hoe hij over zaken denkt, ook al hebben ze niet direct betrekking op treiterende landlords of malafide wethouders in Sedgefield, het district in Noordoost-Engeland waar Blair «voor staat».

Jim Dowd is in het gelukkige bezit van een Londens district, zodat hij het goed kan onderhouden. Maar hoe kunnen de burgers van Lewisham-West de daden van hun «ombudsman» volgen? Even leek hij carrière te maken binnen de partij en ondersteunde hij bijvoorbeeld minister Mo Mowlam die de taak had de Noord-Ieren te verblijden met iets wat op politiek bestuur lijkt. Momenteel is hij weer gewoon backbencher, en lid van de parlementaire commissie die de National Health Service (NHS) moet hervormen.

Landelijke kranten berichten echter amper meer over parlementaire debatten. Ook de Lewisham & Greenwich Mercury staat niet bol van Dowds daden, een verslag over z’n bezoek aan een herdenkingsplechtigheid voor overlevenden van een jappenkamp (waaronder zijn oom) en zijn commentaar op de gebeurtenissen van 11 september 2001 daargelaten.

Een bezoek aan het Lagerhuis is een andere maar nauwelijks aan te bevelen methode om een parlementariër aan het werk te zien. Na urenlang tussen de toeristen in de rij te hebben gestaan, mag de kiezer in de Stranger’s Gallery plaatsnemen, hopend dat zijn of haar vertegenwoordiger het woord voert. Zij het in de wetenschap dat er in de vergaderzaal slechts plaats is voor 420 van de 651 afgevaardigden, dat politici deze «cockpit van de democratie» niet zozeer bezoeken om te luisteren als wel om hun eigen stem te horen en dat debatten mede daardoor 25 uur kunnen duren.

Dan maar de handelingen op de website van de overheid. Daarop kunnen ze lezen hoe Dowd de Conservatieven uitmaakt voor «imbecielen», de werking van het telefoonsysteem van the House of Commons uitlegt, vandalisme op stations wil tegengaan, pleit voor een metrolijn die zijn district moet verbinden met het centrum, de sluiting van ziekenhuizen aanvecht, het Hogerhuis de wacht aanzegt, legbatterijen wil verbieden en voorstelt het standbeeld van Margaret Thatcher als vogelverschrikker te plaatsen in de tuin van het parlement.

Soms citeert hij uit een brief van een kiezer uit Catford wiens dochter werkloos is ondanks haar studie geografie, een bewoonster van Sydenham die longontsteking had maar voor wie geen plaats in het ziekenhuis was, en een buurtgenoot die de jaren tachtig had ervaren als een bezetting in oorlogstijd. Dowd blijkt zijn redevoeringen op te vrolijken met citaten van George Bernard Shaw («When a stupid man is doing something of which he is ashamed, he proclaims it is his duty») en Benjamin Disreali («This Conservative government is organised hypocrisy»).

Maar hoeveel burgers hebben www.publications.parliament.uk bij hun favorieten staan?

Het spreekuur blijkt misschien wel de beste wijze om te controleren of de gekozene werkelijk nog bestaat. «Alhoewel ik denk dat het schrijven van een brief een betere methode is», legt Dowd uit. «Want meestal denken mensen dan wat langer en dieper na, zijn ze wat minder impulsief.»

Een gemiddelde MP ontvangt er dertig per dag, een aantal dat wat hoger ligt tijdens de verkiezingscampagne en rond volle maan. Dowd krijgt er dagelijks ongeveer twintig, waarvan er gemiddeld vijf afkomstig zijn van de Londense burgemeester Ken Livingstone. Dowd: «Die gooi ik meteen bij het oud papier. Hij steekt overal zijn neus in, vooral in zaken waarmee hij zich niet moet bemoeien.»

Glossy’s van lobbygroepen zijn ook voor de recycling bestemd. Blijven er tien brieven over, waarvan de meeste gaan over dierenleed en honger in de Derde Wereld. Daar kan hij weinig aan doen, behalve stemmen tegen bio-industrie, dierproeven en vossenjacht. En lid zijn, zoals hij is, van de League Against Cruel Sports. Wat ontwikkelingshulp betreft steunt hij het beleid van ex-minister Clare Short, de Engelse versie van Jan Pronk.

Het gros van de brieven komt van mensen die een loopgravenoorlog voeren met de immigratiedienst en hopen dat briefpapier van the House of Commons wonderen verricht. «Inhoudelijk kan ik er vaak niets mee», zegt Dowd. «Meestal stuur ik een brief naar de immigratiedienst als er duidelijk iets mis is met de procedure. Als ik binnen zes weken geen antwoord krijg, dan stuur ik nog een brief. Ministeries geef ik vier weken de tijd voor een reactie, de gemeente twee.»

Of hij wel eens kamervragen stelt naar aanleiding van brieven? «Toen ik in de oppositie zat wel, maar nu mijn partij aan de macht is, is het niet gebruikelijk om een bevriende minister op het matje te roepen. Dat werkt uiteindelijk averechts. Nu benader ik de verantwoordelijken meestal in de wandelgangen als er echt een misstand is.»

Bovendien is hij jarenlang whip geweest, en whips verrichten overal werk, behalve binnen de vergaderzaal. Hun taak vereist een grote mate van zelfverloochening. De whip — Dowd gebruikt liever de term «business manager» — is de natuurlijke vijand van de eigenzinnige, vrijgevochten afgevaardigde. Letterlijk betekent het «zweep». Als een herder die zijn schapen de juiste kant op manoeuvreert, moeten whips ervoor zorgen dat partijleden met de leider meestemmen. Soms komt er chantage aan te pas, soms een vuist die uitschiet, zoals eind 2001 toen Dowd samen met een collega het kamerlid Paul Marsden rond een uur of drie ’s nachts in de spelonken van het Lagerhuis op fysieke wijze belaagde omdat deze tegen de inval in Afghanistan dreigde te stemmen. Een paar weken later liep Marsden over naar de Liberal Democrats.

Paxman schrijft dat het werk van een Member of Parliament een bepaald schizofrenie niveau vereist «wanneer je enig succes wilt hebben in het combineren van een leuk feest in je district en het uitzoeken van problemen met huursubsidies van je kiezers enerzijds, en met de rol van wetgever waarbij je je moet houden aan de partijdiscipline anderzijds».

Hoewel hij inmiddels geen whip meer is, staat partijdiscipline bij Dowd nog steeds hoog in het vaandel. In 2002 was Dowd het trouwste en meest plichtsgetrouwe parlementslid door 98 procent van de stemmingen bij te wonen (Blair bleef haken bij vier procent), maar hij haalt de toorn van de whips nimmer op z’n hals.

Het districtenstelsel — met het winner-takes-all-principe — heeft zijn zegen, maar hij moet weinig hebben van cliëntelisme. «Je kunt niet iedere kiezer blij maken. De partij vaart een doordachte, coherente koers en daar teken je voor wanneer je haar afgevaardigde wordt. Ik ben geen rebel, geen populist en al helemaal geen Trot (trotskist — pvij). Afgelopen maart kreeg ik bezoek van twaalf mensen van de antioorlogscampagne. Ik heb geluisterd naar hun argumenten. Voor mijn standpunt over de oorlog heeft dat bezoek, en het feit dat de meerderheid van mijn kiezers tegen was, geen verschil gemaakt. Uiteindelijk kiezen de mensen niet voor Jim Dowd, ze kiezen voor Labour.»