Boeken over gestoorden en gekken zijn vaak onleesbaar: ze laten figuren zien die zo ver van ons af staan dat lezen meer neerkomt op aapjes kijken dan op het betreden van een nog niet bekende wereld. Vaak schetsen ze in dramatisch bewogen bewoordingen een logisch klinkend levenslot waar niet veel aan te veranderen valt. Redding uitgesloten, maar zielig is het wel en je moet van steen zijn wil je er niks aan vinden, ook al ligt verveling voortdurend op de loer.
Eén en één is in de wereld van de boekgekken vreemd genoeg bijna altijd twee. Geslaagde boeken in dit genre zorgen ervoor dat we niet op een afstand staan te genieten van lekker zielige figuren, maar confronteren ons met onze eigen gekte die plotseling niet meer veraf blijkt te zijn. Bovendien hanteren ze een vernieuwende stijl.
Nicolien Mizee zocht het in haar roman Toen kwam moeder met een mes niet in een nieuwe stijl of vertelwijze, al staan er genoeg opvallende zinnen in. Ze brengt een tamelijk realistische setting op de planken van een familiekring en wat zich daarbinnen zoal afspeelt. Geen rare, uit de hand lopende zinnen. Geen merkwaardige visioenen of psychotisch geschreeuw van patiënten in inrichtingen. Gekte blijkt in deze roman zo normaal te zijn als een stalletje op de markt of een man die op een fiets voorbij rijdt. Dat geeft dit werk een opgewekte, bijna levenslustige toon, terwijl er in dit boek, zelfs als je helemaal niet oplet, geen normaal mens te bekennen valt en op iedere straathoek het gevaar loert.
Het begin is veelzeggend symbolisch: «Een onzichtbare hand trok een snelle haal over de ruit, etste zigzaggend naar beneden en eindigde in een onleesbare handtekening rechtsonder.» Ida, jonge vrouw, huisschilderes, valt van een steiger en besluit te stoppen met werken.
Mizee maakt alles gewoon, zelfs de vreemdste afweerrituelen. Ook vergeefse bezoeken aan rare handopleggers en voetmasseerders krijgen iets opgewekt vanzelfsprekends. Misschien kan het toch geen kwaad, begon ik te denken en wie weet moet ik maar eens een afspraak maken voordat het ook bij mij helemaal uit de hand loopt. Mizee strooit met jargon en denkwijzen uit het freudiaanse universum, maar ze maakt er geen plechtige toestand van en nooit krijg je het gevoel dat ze er meer van afweet dan ze laat merken.
Je kunt dit boek gemakkelijk als volgt samenvatten: het personage Ida probeert zich wanhopig te ontworstelen aan een onverwerkt en bedreigend oedipaal machtsspel dat heeft geleid tot een niet gering aantal neurosen: anale fixatie, identiteitsverlies en toenemende ontworteling waarbij het verhaal van Roodkapje dient als vehikel en referentiepunt. Maar dan trek je dit bizar vrolijke werk te veel in de psychiatrische sfeer. De scènes waarin de anale fixatie centraal staat zijn hoofdzakelijk vrolijk, al dreunt de tragische kant ervan nog lang door. Mizee doet er alles aan om de dramatiek te verdoezelen. Zelfs de meest vernederende scène weet ze van een niet eens al te bittere lach te voorzien, bijvoorbeeld als onze dappere heldin op «poeples» moet. «Witte poep, zei ze plechtig. Ik ben een engel geworden.» Ook wanneer tegen het einde de scènes een toenemend dramatische wending nemen ja inderdaad, moeder verschijnt voor de deur met een mes in haar hand blijft haar toon laconiek en onnadrukkelijk. Al krijgt de bizarheid van het geheel iets te veel de overhand en beginnen slapstickelementen langzamerhand alles te overheersen. Maar beter zo dan slaap verwekkend en voorspelbaar gedramatiseer.
In haar debuut Voor God en de Sociale Dienst slaagde Mizee er niet in tragiek en vrolijkheid dwingend met elkaar te verbinden. Haar heldin was daar een zeur die zwelgde in zelfmedelijden. Maar in deze tweede roman is de heldin de zeurpieterij verregaand voorbij, schuldigen bestaan niet meer en dat verleent aan dit in de grond dramatische werk een opgewekte en geloofwaardige toon en sfeer. Mizee behoedde zichzelf (en mij) voor een al te larmoyant verslag van een gekte en liet ons kennismaken met een vrolijke en onverschrokken heldin die zichzelf van de ondergang probeert te redden via geestige en vaak ongewone waarnemingen. Mizees boek ontstijgt het niveau van aapjes kijken, ze deponeerde de gekte verontrustend dicht bij mijn eigen huisdeur.