Toen Typhoon afgelopen juli tegenover Janine Abbring plaatsnam en een nieuw seizoen van Zomergasten inluidde, viel één ding op: tijdens het gesprek borrelden allerlei zware thema’s onder de oppervlakte – Typhoons burn-outs, zijn pijn toen hij zonder huis rondzwierf, schaamte over het slavernijverleden – en toch bleef de toon vrij monter. Uren achtereen toonde Typhoon zich een goedlachse, bevlogen, door-en-door sympathieke jongen, die zonder ironie sprak over verbinding en alles overwinnende liefde. En dit was duidelijk geen behaagzieke pose, geen lach voor de bühne. Zo had Typhoon er hoogstwaarschijnlijk ook bij gezeten als er geen camera’s om hen heen hadden gestaan. Want waar hij een kleine vijftien jaar geleden begon als inhoudelijk sterke maar toch vrij klassieke rapper heeft hij inmiddels steeds meer de gedaante aangenomen van een rappende pastoor.
Op zijn nieuwe Lichthuis slaat de rapper dezelfde toon aan als in Zomergasten: serieus maar bovenal enthousiast, meer kalmerend dan kritisch.
Voor de goede orde: die toon beheerst Typhoon als geen ander. Er is niemand die doet wat hij doet, niemand die hiphop zo natuurlijk en prettig het domein van de jazz, de liveband, de niet al te gelikte pop in trekt. Deze derde plaat, de opvolger van het veelgeprezen Lobi da Basi (2014), beslaat in zekere zin een nieuwe stap bij de klassieke rap vandaan. Typhoon zingt meer dan ooit tevoren en voelt zich volkomen op zijn gemak bij de warmbloedige, zorgvuldige instrumentaties. We horen lome bassen, kalme keyboardloopjes, soms plots opzwepende gitaarpartijen of kletterende drums, een meezingend koor – je ziet de liveoptredens direct voor je. En alles draagt bij aan de indringende, vaak intieme sfeer die Typhoon oproept, op dit album dat soms klinkt als een moderne kerkdienst. ‘Dans samen in een baan om de aarde, te ver voor waar we gaan, te licht voor waar we waren’, rapzingt Typhoon op de sterke opener ‘Oud licht’. En even verderop: ‘Ik wil de liefde bedrijven met het bos, seks met de zee.’
De plaat zit vol met zulke oneliners, waarbij de grens tussen diepzinnigheid en tegeltjeswijsheid soms lastig te trekken is. Maar gelukkig is voelbaar dat Typhoon ook hier elk woord meent, zijn muziek heeft zich altijd al gekenmerkt door een overweldigende oprechtheid en daar is, nu hij een Bekende Nederlander is geworden, niets aan veranderd. En zo vormen de tien nummers op Lichthuis een toegankelijk, warm geheel, al dringt de vraag zich ook op of Typhoon niet langzaam tegen de grenzen van zijn eigen muzikale universum op loopt.
Ja, deze muziek is doordacht, maar ondersteund door gasten Wende Snijders, Roos Rebergen en Paskal Jakobsen trekt Typhoon zijn nummers wel steeds nadrukkelijker het domein van het levenslied in. Zijn charisma en muzikaliteit maken daarbij veel goed, maar verbloemen niet dat hij beter kan rappen dan zingen, en dat Lichthuis soms meer lijkt te gaan om de glimlach dan om de pijn die achter die glimlach schuilgaat.
Typhoon, Lichthuis