Gedurfd was het zeker, maar of het ook verstandig was zal nog moeten blijken. In november vorig jaar nam de Indiase premier Narendra Modi tot veler ontsteltenis het besluit om van de ene op de andere dag alle bankbiljetten van duizend en vijfhonderd roepie ongeldig te verklaren, of om in officiële termen te spreken: te ‘demonetariseren’. De Indiase overheid sprak van een noodzakelijke maatregel in de strijd tegen de corruptie onder overheidsfunctionarissen en onder het rijkere deel van de bevolking. Daarnaast, aldus de regering, zou de zwarte economie kunnen worden teruggedrongen.

Met het zetten van een handtekening werd ruim tachtig procent van het in India in roulatie zijnde papiergeld waardeloos. Dat wil zeggen: iedere Indiër werd het recht toegekend om een klein deel van zijn oude contanten in te wisselen tegen nieuwe biljetten. De rest kon men vanaf dat moment alleen nog maar vergoed krijgen in digitale vorm. Door de schaarste aan papiergeld die de regering bewust creëerde, werden Indiërs gedwongen om veel meer gebruik te gaan maken van het digitale bancaire systeem. Hierop is veel meer toezicht mogelijk dan op het cash-circuit.

De bevolking was geschokt. De helft van de Indiërs had op dat moment niet eens een bankrekening, noch de beschikking over digitale betaalmiddelen. De operatie zou dan ook tot grote chaos leiden. Banken konden de massale toestroom van burgers niet aan, waardoor een groot deel van de bevolking werd gedwongen niet dagen, maar weken in de rij te staan. Intussen werden veel burgers door de acute schaarste aan contant geld afgesloten van primaire levensbehoeften. Veel markten in het land sloten hun deuren, wat een klap betekende voor kleine handelaren. Voor velen van hen duurde de transitieperiode te lang om hun handeltje of bedrijf overeind te houden, wat niet zelden tot faillissement leidde. Op macroniveau kreeg de economie van het land een zware klap te verduren. Maar door de maatregel werden met name de middenstanders en de armen getroffen, terwijl de economische schade voor het rijkere deel van de bevolking relatief beperkt bleef.

Raghuram Rajan, de voormalige Governor van de Reserve Bank of India (rbi), was een van de belangrijkste critici van Modi’s plan. Vooraf had hij zijn premier gewaarschuwd voor de grote negatieve gevolgen. ‘In februari 2016 heeft de regering mij om mijn visie omtrent de kwestie van demonetarisering gevraagd. Deze heb ik in niet mis te verstane bewoordingen gegeven. Hoewel ik mogelijke lange-termijnvoordelen zag, had ik sterk het vermoeden dat de korte-termijnschade veel groter zou zijn en dat er voor de maatregel betere alternatieven waren om hetzelfde doel te bereiken’, zo zou de econoom naderhand terugblikken.

Helaas zou Rajan gelijk krijgen. Want hoewel uit recent gepubliceerde cijfers blijkt dat bijna al het waardeloos verklaarde papiergeld inmiddels is vervangen door digitaal en beter traceerbaar geld blijkt dat bij veel corrupte transacties in plaats van roepies tegenwoordig contante US dollars worden gebruikt. Deze zijn ruimschoots voorradig in het land maar voor de gewone Indiër te duur om te gebruiken in het dagelijkse handelsverkeer.

In feite hebben de rijken met Amerikaans geld dus wel de mogelijkheid om hun transacties aan het zicht van de overheid te onttrekken. Zo wordt de kloof tussen arm en rijk, die al zeer nadrukkelijk in het land aanwezig is, nog eens extra vergroot. Intussen ondervindt een groot deel van de bevolking nog dagelijks de gevolgen van het gebrek aan cash geld of digitale alternatieven. Veel Indiërs vrezen bovendien dat het overige papiergeld binnen afzienbare tijd eveneens zal worden afgeschaft, wat het vertrouwen in zowel de overheid als in het geldsysteem veel schade toebrengt.

India is zeker niet het enige land waar het (deels) uitbannen van fysiek geld ter bestrijding van criminele activiteiten en corruptie tegenwoordig speelt. Zo kondigde de Australische overheid vorig jaar aan de afschaffing van het honderd-dollarbiljet voor te bereiden. Ook in Brussel zijn maatregelen in voorbereiding om de rol van contant geld binnen de eurozone terug te dringen. Een van die initiatieven betreft de afschaffing van het vijfhonderd-eurobiljet. Dat zou bovenmatig veel ingezet worden bij dubieuze transacties met een hoge waarde. Bij menigeen heerste er een jubelstemming toen eurogroep-voorzitter Jeroen Dijsselbloem twitterde dat hij ‘namens de eurogroep de Europese Commissie [heeft] gevraagd om in samenwerking met de ecb hieromtrent met wetgevingsvoorstellen te komen’. Vooruitlopend op de voorstellen heeft de ecb inmiddels aangekondigd om alvast te stoppen met de productie en uitgifte van nieuwe vijfhonderd-eurobiljetten.

Naast het afschaffen van hoge denominatie papiergeld wordt er binnen de Brusselse burelen ook nagedacht over wetgeving die de hoogte van contante betalingen in de EU moet gaan limiteren. Diverse nationale overheden dragen intussen ook hun steentje bij om betalingen in digitale vorm te stimuleren. Zo voerde Denemarken recent een wetswijziging door die winkeliers en andere ‘toonbankinstellingen’ in diverse sectoren voortaan vrijstelt om betalingen in cash geld te weigeren; tot op dat moment waren ze verplicht deze te accepteren. Hiermee loopt het land in de pas met de andere Scandinavische landen, die alle momenteel met diverse maatregelen het gebruik van digitale betaalmiddelen stimuleren.

Het jaar 2016 is door menigeen al bestempeld als het jaar van de ‘global war on cash’. Een belangrijke aanleiding voor diverse overheden en intergouvernementele organisaties om het gebruik van cash geld te willen terugdringen vormden de onthullingen van de Lux Papers en de Panama Papers. Hierbij werden door het icij, een samenwerkingsverband van ruim vierhonderd internationale onderzoeksjournalisten, verschillende wereldwijde netwerken blootgelegd van offshore-ondernemingen, entiteiten gevestigd in landen met een zeer lucratief fiscaal regime en soepele (tot geen) disclosure rules. Offshore-bedrijven verrichten transacties en activiteiten die men liever aan het oog van de autoriteiten onttrekt, variërend van belastingontduiking tot het aankopen van gestolen kunst of terrorismefinanciering.

‘In 1990 werd elke zevende transactie nog uitgevoerd met behulp van een cheque. Die is geheel uit beeld verdwenen’

Bij de financiering van offshore of shell companies speelt cash geld vaak een belangrijke rol. Met name de US dollar wordt veel gebruikt, vanwege de wereldwijde acceptatie van deze munt. De US dollar is nog altijd ’s werelds reservemunt, de aanzwellende kritiek op deze status ten spijt. Op het World Economic Forum pleitte Nobelprijswinnaar Joseph Stiglitz er dan ook voor dat de Verenigde Staten ook stappen moeten zetten om het gebruik van cash geld terug te dringen. Volgens de econoom zou Amerika, in navolging van India en Australië, ook zijn honderd-dollarbiljetten moeten afschaffen. Een stap die niet alleen grote gevolgen zou hebben voor het land zelf, maar voor veel economieën in de wereld. In tal van Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse landen geldt de US dollar zelfs als (tweede) officiële munt. Deze economieën zijn dan ook in belangrijke mate afhankelijk van de fysieke dollar.

Het gebruik van chartaal geld, de officiële benaming voor het geheel van fysieke geldinstrumenten in onze economie, varieert mondiaal nog altijd zeer sterk. In tegenstelling tot landen als India is in Noord-West-Europa het gebruik van munten en bankbiljetten al jaren op z’n retour. Nederland en de Scandinavische landen zijn al tijden koploper op het gebied van digitalisering van geld- en betaalsystemen. Zo vindt bij ons inmiddels meer dan zestig procent van alle transacties digitaal plaats. Alleen in Zweden ligt, volgens de Riksbank (de Zweedse centrale bank), het percentage digitale transacties nog hoger. Daar vertegenwoordigen contante betalingen nog slechts een kleine twee procent van de totale waarde van de transacties die jaarlijks in het land plaatsvinden. De ontwikkeling van nieuwe geld- en betaalinstrumenten gaat hard in Zweden, zo meent ook Lars Nyberg, Deputy Governor van de Riksbank. ‘In 1990 werd elke zevende transactie nog uitgevoerd met behulp van een cheque. Vandaag de dag is deze helemaal uit het straatbeeld verdwenen.’

In landen als Nederland wordt de beweging naar een cashloze samenleving in belangrijke mate versterkt door mkb-bedrijven, met name winkeliers. Voor hen is het tegenwoordig veel goedkoper, en ook veiliger, om hun klanten digitaal te laten betalen in plaats van dat zij aan het eind van de dag stapels cash in de kassa hebben liggen die ze door een waardetransportbedrijf moeten laten ophalen of zelf naar de bank moeten brengen. Steeds vaker kiezen winkeliers er simpelweg voor om überhaupt geen contant geld meer te accepteren.

Dat de verschillen in het gebruik van digitale betaalsystemen in Europa nog zeer groot zijn, blijkt wel uit het feit dat in Duitsland, volgens de Bundesbank, nog bij ruim tachtig procent van alle transacties chartaal geld wordt gebruikt. Dergelijke percentages zijn er ook in Zuid-Europese landen als Italië, met als zichtbaar gevolg dat je daar, anders dan in Nederland, op bijna iedere hoek van de straat nog een geldautomaat vindt. Dit kan slechts ten dele worden verklaard door verschillen in de technologische ontwikkeling van een land, of verschillen in de vraag naar efficiëntie en groter gebruiksgemak van de burger. Belangrijker is de factor van publiek vertrouwen. In Noord-Europese landen is het vertrouwen van burgers in publieke instellingen (en private instellingen met een publieke functie, zoals banken) doorgaans groter dan in Zuid-Europese of Aziatische landen. Een belangrijke reden waarom er in een land als Italië nog veel meer cash geld in omloop is, is dat veel Italianen een groot deel van hun spaarvermogen nog thuis bewaren. Ook spelen culturele verschillen in burgerschap en nakomen van fiscale verplichtingen een belangrijke rol.

‘Overheden hebben niet het recht om hun burgers voor te schrijven hoe ze moeten betalen’, stelt Carl-Ludwig Thiele, bestuurslid van de Duitse Bundesbank. Hij is dan ook bepaald geen voorstander van de huidige mondiale trend. Twee jaar geleden pleitte hij in een speech over dit onderwerp op een conferentie in het Zuid-Duitse Gmund al vurig voor het behoud van chartaal geld. Volgens Thiele tast het uitbannen van chartaal geld zelfs de soevereiniteit van burgers aan. Cash geeft mensen vrijheid en maakt het mogelijk dat ze onafhankelijk van banken en andere systemen transacties kunnen verrichten.

Maar is de steeds verder gaande digitalisering van ons geld niet een logische ontwikkeling in een samenleving die steeds verder digitaliseert? Waar munten dertig jaar geleden nog de belangrijkste toegang vormden tot de parkeerautomaat en de telefooncel accepteert die eerste nu alleen nog pinpas of creditcard en is de laatste überhaupt uit het straatbeeld verdwenen. In het licht van deze trend lijkt een pleidooi voor het behoud van cash, zoals dat van Thiele, dan ook een zinloze roep tegen een ontwikkeling die toch niet te stoppen is. Toch is het pleidooi van de Duitse centraal bankier belangrijk, al was het maar om een veel breder en inhoudelijker debat op gang te brengen over de rol van ons geldsysteem en onze afhankelijkheid ervan als burgers.

Zo valt het vanuit psychologisch oogpunt te betwijfelen of de digitalisering van ons geldsysteem een positieve ontwikkeling is. Jashim Khan en Margaret Craig-Lees, beiden verbonden aan Auckland University of Technology, deden de afgelopen jaren uitgebreid onderzoek naar de invloed die digitale betaalmiddelen zoals creditcards hebben op de waardeperceptie van consumenten. Volgens de onderzoekers blijkt dat wanneer mensen met een creditcard of andere digitale betaalinstrumenten betalen in plaats van met fysiek geld zowel het aantal aankopen als de bedragen ervan per persoon significant toenemen. Hun bevindingen worden gestaafd door verschillende andere onderzoeken van psychologen en budgetexperts. Veel mensen beschouwen contant geld nog altijd als de enige vorm van ‘echt’ geld, zo blijkt onder meer uit een rapport van het Nederlands Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (mob). Consumenten blijken doorgaans beter na te denken en minder snel over te gaan tot impulsaankopen wanneer ze die met cash geld afrekenen. Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (nibud) wijst er dan ook op dat contant geld voor veel mensen nog altijd een belangrijke rol speelt in het houden van overzicht en het controleren van hun uitgaven.

Veel centrale bankiers zien cash geld echter als een potentiële bedreiging voor de stabiliteit van het financiële en bancaire systeem, zeker in de huidige monetaire context, waarin een aantal van de meest toonaangevende centrale banken volop experimenteren met zeer onconventioneel monetair beleid – dat van negatieve rentes.

Econoom Kenneth Rogoff, bekend van zijn boek This Time Is Different, gaat in zijn nieuwe werk The Curse of Cash uitgebreid in op de relatie tussen de ‘war on cash’ en het negatieve-rentetijdperk. Volgens Rogoff zou het wegnemen van een groot deel van het chartale geld niet alleen een belangrijk wapen vormen in de wereldwijde strijd tegen belastingontduiking en terrorismefinanciering, ook krijgen centrale banken daarmee veel meer speelruimte om hun negatieve-rentebeleid voort te zetten – of zelfs te intensiveren. Dat wil zeggen: rentes verder verlagen om sparen tegen te gaan en de burger te dwingen zijn geld uit te geven, ter stimulering van de economie.

‘Overheden hebben niet het recht om hun burgers voor te schrijven hoe ze moeten betalen’

‘Wanneer we een volgende financiële crisis krijgen, wil iedere centrale bank het instrument van verdere renteverlaging tot zijn beschikking hebben. Uit papers van de Amerikaanse fed weet ik dat ze dit soort maatregelen tijdens de afgelopen crisis al besproken hebben, maar men heel bang was dat burgers grote hoeveelheden contant geld zouden gaan oppotten wanneer de rente verder zou dalen’, aldus Rogoff in een recent interview op een bijeenkomst van de Council on Foreign Relations. Dit zou bankruns kunnen veroorzaken, wat niet alleen schadelijk zou zijn voor de economische groei, maar ook de toch al zeer fragiele stabiliteit van ons bancaire systeem verder ondermijnen. Hoewel Rogoff aangeeft zeker niet voor het afschaffen van chartaal geld als zodanig te zijn, pleit hij wel voor het creëren van een ‘less cash society’, waarin men biljetten met hoge denominaties afschaft.

Negatieve rente

Sinds de kredietcrisis, die begon in 2008 en zich in Europa gaandeweg ontwikkelde tot een Europese schuldencrisis, zagen centrale banken zich genoodzaakt om de rentes waartegen zij geld uitlenen aan commerciële banken drastisch te verlagen. Aanvankelijk was dit nodig om de liquiditeitspositie van veel banken op peil te houden en de massale kredietberg die wij als samenleving in de afgelopen decennia hebben opgebouwd financierbaar te houden. In tweede instantie werd het middel ook ingezet om de economie te stimuleren.

Toen de economische groei na een aantal jaar nog altijd niet op gang kwam, namen verschillende centrale banken in de wereld, waaronder de Amerikaanse FED en de ECB, het besluit om ook de depositorentes – de rente die commerciële banken krijgen op het geld dat ze bij de centrale bank stallen – tot onder nul te verlagen, een situatie die nooit eerder in de geschiedenis is voorgekomen. De gedachte hierachter is dat wanneer banken moeten gaan betalen voor het stallen van hun geld bij de ECB zij een grotere bereidheid zullen hebben om het in plaats daarvan uit te lenen aan burgers en bedrijven. Die laatsten zullen, zo luidt althans de theorie, meer investeren en consumeren en zo de economie aanwakkeren, wanneer zij nauwelijks of geen rente meer krijgen op hun spaargeld. Banken berekenen de lage rente immers door aan hun depositohouders.

Tot zo ver de theorie. In de praktijk gebeurt tot nu toe iets heel anders, iets dat geen enkel economisch model vooraf had voorspeld. Voorzichtige conclusies, gebaseerd op de ervaringen van de afgelopen jaren, wijzen erop dat de aanhoudende onzekerheid over de economie en de angst van burgers dat de waarde van hun spaargeld de komende jaren zal afnemen, juist maakt dat veel rekeninghouders méér gaan sparen. In Nederland, maar ook in veel andere landen, krijgen burgers en bedrijven nu al enige tijd nauwelijks tot geen rente meer over hun deposito’s en spaargeld. Van negatieve rente is in ons land tot dusver nog geen sprake geweest, maar verschillende banken hebben al wel aangegeven zich hierop voor te bereiden.

Rogoff is niet de enige die de inzet van het beleidsinstrument van negatieve rentes propagandeert, en daarom ook voorstander is van het terugbrengen van de hoeveelheid cash in de samenleving. Toch kleeft er ook een aantal bezwaren aan negatieve rentes, meent de Nederlandse macro-econoom Christiaan van der Kwaak, verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Rogoff heeft gelijk wanneer hij zegt dat er situaties bestaan waarin het vanuit macro-economisch perspectief optimaal is om de korte-termijnrente negatief te zetten. Echter, mensen laten betalen om geld aan te houden zal waarschijnlijk veel politieke weerstand oproepen. Terecht of onterecht zal dit het vertrouwen van de bevolking in de overheid als beschermer van eigendomsrechten aantasten omdat hun geld door diezelfde overheid, waar de centrale bank onderdeel van is, de facto wordt afgepakt. Een dergelijk sentiment leeft nu al in de samenleving met betrekking tot het huidige ecb-beleid waarin mensen nul procent rente als vergoeding krijgen terwijl hun geld door inflatie minder waard wordt.’

Van der Kwaak snijdt een belangrijk punt aan. Zeker bij dit soort drastische maatregelen is het belangrijk om ook voorbij de economische modellen te kunnen kijken en in te schatten wat het in de praktijk met burgers doet. Juist door in tijden van crisis mensen de mogelijkheid te ontnemen hun vermogen in veiligheid te brengen door digitaal geld om te zetten in fysiek geld zal het vertrouwen van de burger in de bancaire sector worden aangetast.

In India bleek dat aanpassingen in de structuur van het geldsysteem, naast de wekenlange rijen bij bankfilialen, ook kunnen leiden tot meer sociaal-economische ongelijkheid, iets dat niet alleen gewone burgers, maar ook veel beleidsmakers en politici zich vooraf niet hadden gerealiseerd. In het uitbannen van onze fysieke geldinstrumenten schuilen echter meer ingrijpende risico’s, ook – en wellicht juist – voor landen als Nederland en Zweden, waar digitaal betalen al veel meer in het leven van burgers is doorgedrongen. De meeste betalingssystemen zijn namelijk nog altijd tamelijk kwetsbaar. Banken in binnen- en buitenland zijn dagelijks het doelwit van hackers afkomstig uit de hele wereld. Soms gaat het om partijen die louter uit zijn op geldelijk gewin, maar dikwijls ook om hackers in dienst van vijandige regimes die onze financiële infrastructuur proberen te infiltreren om deze te destabiliseren.

‘Banken zijn weerbaarder geworden tegen banking-malware’, stelt het Nederlandse Nationaal Cyber Security Centrum (ncsc) in zijn recente rapport Cybersecuritybeeld 2016. ‘Man-in-the-browser-aanvallen gericht op eindgebruikers (burgers en bedrijven – vb) werken niet meer zo goed, mede dankzij fraudedetectie door de banken. Logischerwijs zijn cybercriminelen daarom op zoek gegaan naar andere werkwijzen, middelen en doelwitten. Dit zou kunnen verklaren waarom het gebruik van banking trojans blijft afnemen en het gebruik van ransomware en rat’s (Remote Access Tools) blijft toenemen. Een voorbeeld zijn aanvallen op banksystemen zelf in plaats van op de rekeninghouders’, aldus het ncsc.

‘Geld is ook een middel om mensen te verbinden en om de culturele waarden in onze samenleving zichtbaar te maken’

Dat dit serieuze gevolgen kan hebben blijkt wel uit het feit dat met rat’s al systemen van verschillende buitenlandse banken werd binnengedrongen. Zo wisten hackers onder meer door te dringen tot het Worldwide Interbank Financial Telecommunication network (swift), een systeem dat mondiaal voor ruim achtduizend financiële instellingen grensoverschrijdend betalingsverkeer faciliteert. Criminele hackingcampagnes tegen banken en andere instellingen worden volgens het ncsc steeds grootschaliger, langduriger en met een hogere organisatiegraad opgezet. Gezien dit toenemende niveau van de cyberdreigingen zou het zeer onverantwoord zijn om chartaal geld te veel uit te bannen. Waar digitale systemen falen door een hack, of door andere gebeurtenissen zoals een langdurige stroomuitval, vormt chartaal geld nog steeds de meest veilige fall back-optie. Wat dit betreft vormt het recente voorbeeld van orkaan Irma een goede wake-up call. In Florida viel op veel plekken dagenlang alle stroom uit en bancaire systemen waren derhalve niet meer bereikbaar. Wanneer men daar ook niet meer over fysiek geld had kunnen beschikken, dan was de chaos nog vele malen groter geweest dan hij al was.

Commerciële banken beschouwen chartaal geld echter voornamelijk als een ouderwets blok aan hun been. Het in roulatie brengen en veilig bewaren van fysiek geld is tegenwoordig relatief duur vergeleken bij de digitale betaalinfrastructuur die we tot onze beschikking hebben. Banken zien munten en bankbiljetten dan ook het liefst geheel uit onze portemonnee verdwijnen. De kosten van het in stand houden van een chartaal geldsysteem wegen volgens hen niet op tegen de voordelen die het ons biedt in stresssituaties. Waarschuwingen vinden relatief weinig gehoor, ook niet bij de beleidsmakers die werken in de coulissen van de Haags-Brusselse politiek; een echo chamber waarin chartaal geld steeds meer als een instrument van criminelen en terroristen wordt beschouwd, in plaats van als een fundamenteel onderdeel van onze legale economie. In de discussie over het al dan niet (deels) afschaffen ervan focussen zij vooral op kosten, op de efficiëntie van onze financiële infrastructuur en op de bestrijding van criminele transacties en belastingontduiking. Hoewel dit belangrijke thema’s zijn, lijkt deze focus hen soms blind te maken voor de nieuwe risico’s en gevaren die men creëert wanneer men burgers de mogelijkheid ontneemt om, zonder tussenkomst van een bank of andere commerciële aanbieder van betaaldiensten, onderling transacties te verrichten.

‘Geld is gemunte vrijheid’, zo vatte de Russische schrijver Fjodor Dostojevski het eens treffend samen. Geld geeft de bezitter ervan vrijheid en bewegingsruimte. Het is echter de vraag of deze oude wijsheid nog wel opgaat in een samenleving waarin iedere transactie die de burger verricht wordt gemonitord. Niet alleen door overheden die graag toezicht houden op de internationale geldstromen, maar bovenal ook door tal van bedrijven. Want wie verwacht dat financiële instellingen in de toekomst de bastions van geheimhouding zullen blijven die ze ooit waren, zou wel eens zwaar teleurgesteld kunnen raken. Van oudsher stonden banken gelijk aan integriteit en waarborging van de privacy van de rekeninghouder. Ze waren dienstbaar aan de samenleving, en de financiële handel en wandel van een cliënt ging niemand anders wat aan. In de jaren van de kredietcrisis bleek al dat veel financiële instellingen hun integriteit geofferd hadden op het altaar van hun winst. De kans is groot dat in de felle concurrentiestrijd die banken momenteel voeren met nieuwe aanbieders van betaaldiensten de financiële privacy van burgers hetzelfde lot beschoren zal zijn.

De toekomst van onze digitale betaalsystemen wordt al lang niet meer bepaald door banken alleen. Sterker nog, het is zelfs de vraag of zij over vijf jaar nog werkelijk de toon zullen zetten. Niet alleen omdat er op diverse plekken in de wereld driftig gebouwd wordt aan alternatieve geldstelsels en valuta die onafhankelijk van het traditionele geldsysteem functioneren, maar ook omdat tal van investeerders en bedrijven werken aan nieuwe technieken en mogelijkheden binnen ons traditionele publieke geldsysteem. De afgelopen vijf jaar is de fintech-sector wereldwijd zeer sterk gegroeid. Naast bekende Amerikaanse tech-reuzen als Apple en Google, die de afgelopen jaren eigen mobile payment services als Apple Pay en Google Wallet lanceerden, zien maandelijks meerdere start-ups in deze sector het levenslicht. En als er ergens een plek is waar het vooruitzicht van een cashloze samenleving veel ogen doet glunderen is het in ons eigen Amsterdam, dat net als Londen overigens door menigeen al het Silicon Valley van de financiële sector wordt genoemd.

Belangrijk in de strijd om marktleiderschap in betaal- en transactiesystemen is het verdienmodel. Daar waar banken nog altijd betaaldiensten aanbieden waarbij de gebruiker per transactie betaalt, opereren deze new kids on the block op basis van hetzelfde uitgangspunt dat veel bedrijven achter ‘gratis’ diensten uit Silicon Valley hanteren: de gebruiker betaalt met informatie, want dat is tenslotte het nieuwe goud. Informatie die overheden en bedrijven (en ieder ander die bereid is ervoor te betalen) veel meer vertelt over onze voorkeuren en ons gedrag dan velen zich doorgaans realiseren. Nog niet zo lang geleden gaven wij massaal, en zonder al te veel morren, de facto ons briefgeheim op door onze brieven gratis en digitaal via Hotmail- en Gmail-accounts te verzenden en ontvangen. Momenteel zijn wij hard op weg met onze bankrekeningen en financiële transactiegeschiedenis hetzelfde te doen, in ruil voor verhoogd gebruiksgemak en een gratis app.

Conventionele banken staan in deze competitie met nieuwe fintech-bedrijven twee-nul achter, en de kans bestaat dat ze in hun pogingen om onze samenleving van cash geld af te krijgen rechts worden ingehaald door de nieuwe spelers. Niet alleen staat hun businessmodel steeds meer onder druk, ook zijn hun budgetten voor (technologische) innovatie doorgaans veel kleiner dan bij de durfinvesteerders die de ene na de andere fintech-start-up toegang geven tot hun kapitaal. Ons (digitale) geldsysteem transformeert zo gaandeweg in een speeltuin voor nieuwe software engineers en big data-analisten. Banken die willen overleven in dit speelveld zullen in die zin steeds meer moeten gaan werken zoals een Google of Facebook en hun winst creëren met informatie van de rekeninghouder.

Fintech staat voor velen gelijk aan digitale innovatie. Toch juicht niet iedere fintech-ondernemer bij de gedachte van een volledig cashloze samenleving. ‘Vrij kunnen deelnemen aan de economie is volgens mij feitelijk een grondrecht’, zegt Rob van Hilten, expert op het gebied van geld- en betaalsystemen. ‘Dit grondrecht valt alleen te waarborgen wanneer de middelen die eenieder daarvoor nodig heeft, geld en betaalsystemen, werkelijk onafhankelijk zijn en voor iedereen vrij toegankelijk. In dit licht zie ik het streven naar een cashloze samenleving als een gevaarlijke ontwikkeling.’

Van Hilten staat mij te woord in de Londen-kamer van zijn in Amsterdam-West gevestigde bedrijf Qoin, een belangrijke speler in de ontwikkeling van community currencies. Het bedrijf ontwikkelde zowel de digitale als de chartale infrastructuur voor diverse alternatieve geld- en betaalsystemen in Europa, zoals die van de Brixton pound en de sardex. De filosoof-ondernemer weigert zich naar eigen zeggen echter blind te staren op de commerciële kansen die een cashloze samenleving biedt voor aanbieders van betaalsystemen. ‘Het gaat bij geld over veel meer dan over rekenen, handelen en sparen’, vindt hij. ‘Geld is meer dan alleen “de olie” van onze economie. Geld kan ook fungeren als “lijm” van onze samenleving. Een middel om mensen te verbinden en om de culturele waarden in onze samenleving zichtbaar te maken. Hoe trots waren wij Nederlanders niet op de guldenbiljetten van Jaap Drupsteen. Op veel biljetten wereldwijd staan afbeeldingen van goden, koningen, helden en iconische gebouwen – stuk voor stuk dragen die bij aan het besef van ons cultureel erfgoed. Deze betaalinstrumenten zijn daarmee belangrijke vertegenwoordigers van die waarden. Daar herinneren ze de gebruikers er iedere keer aan.’

Voor Van Hilten is dit een van de redenen waarom hij zich, anders dan veel van zijn fintech-collega’s, ook richt op de ontwikkeling van nieuwe fysieke geldinstrumenten. ‘Digitaal of fysiek, belangrijk is dat de burger kan vertrouwen op de veiligheid en de privacy waarborging van het geldsysteem waarvan hij gebruikt maakt’, zo besluit hij.

De discussie over de maatschappelijke toegevoegde waarde van ons fysieke geldsysteem kan en mag niet los worden gezien van grote ontwikkelingen die zich momenteel afspelen in de wereld van ons digitale geldsysteem; met alle nieuwe spelers die zich momenteel in die wereld begeven, elk met hun eigen, private belangen. Het terugdringen, of zelfs helemaal uitbannen, van fysiek geld zal grote gevolgen hebben voor de relatie tussen burgers en hun overheden, en tussen burgers en de partijen die de nieuwe digitale geldsystemen zullen beheren en beheersen. Waar overheden met goede bedoelingen corruptie, belastingontduiking en terrorisme willen bestrijden door de hoeveelheid cash in de samenleving te reduceren, dienen zij zich ten volle bewust te zijn van de werking – en de beperkingen – van de systemen waarvan men de burger daardoor indirect meer afhankelijk maakt. De praktijk leert dat er, wat betreft dit bewustzijn, nog een wereld te winnen valt.

De laatste jaren was er veel aandacht voor de wijze waarop ons geld tot stand komt. In Nederland zet onder meer stichting Ons Geld zich in voor verbetering van het maatschappelijk debat op dit terrein. Parallel is het minstens zo relevant om het debat over ons betalingsverkeer op gang te brengen. Hoe geld (en krediet) gemaakt wordt is belangrijk. Minstens zo belangrijk is de vraag hoe geld op een veilige, vertrouwelijke manier van A naar B kan, en hoe het bijdraagt aan het welzijn en de vrijheid van burgers. Ons geld- en betalingsverkeer is in de eerste plaats een publieke infrastructuur. Dat wil zeggen: een systeem waar geen burger, bedrijf, vereniging, organisatie of politieke partij zonder kan.

Tegelijk leven wij in een tijd waarin veel van onze infrastructuren – van de straat tot het internet – meer op instrumenten van surveillance en toezicht beginnen te lijken dan op instrumenten ter bevordering van de bewegingsvrijheid van de burger. Het behoud van een onafhankelijke financiële infrastructuur – een systeem dat burgers de vrijheid geeft om met behoud van privacy transacties met elkaar te verrichten – is cruciaal. Bij gebrek aan een digitaal alternatief dat deze functie voor ons allen vervult staat alleen chartaal geld daartoe tot onze beschikking, hoeveel nadelen en inefficiënties daar ook aan kleven. Daarom is, althans voorlopig nog, de maatschappelijke waarde van chartaal geld vele malen groter dan het bedrag dat op het bankbiljet staat aangegeven.


Dit verhaal kwam mede tot stand met steun van Fonds 1877