En omdat je weet dat veel geld altijd veel geld genereert, zorg je dat er in de krant duizelingwekkende bedragen worden genoemd. Voor dit boek is het hoogste voorschot ooit betaald! Nog nooit ving een debutant zoveel geld op voorhand! Het boek is voor een recordbedrag aan buitenlandse uitgevers verkocht! Het gaat om records, dat weet je, want records hebben gonspotentie.
In Nederland weet Vassallucci wat dat is, gonspotentie. De uitgeverij deed het eerst met het debuut van de Chinese schrijfster Lulu Wang. Dat zou lijken op de bekende, goed verkopende boeken van de Chinees-Amerikaanse Amy Tan. En, jawel, de roman werd voor een record aan het buitenland verkocht.
Nu gonst het rond het debuut van Elle Eggels, een Nederlandse schrijfster die schrijft met de Zuid-Amerikaanse flair van Isabel Allende. Verkocht? Voor een nog hoger record!
Het heeft iets merkwaardigs, literatuur die aan de man wordt gebracht met de leuze dat ze op iets lijkt. In feite is lijken op, althans erg veel lijken op, een negatieve kwalificatie als het om kunst gaat. Het wordt nog vreemder als je bedenkt dat de roman van Lulu Wang ‘lijkt’ op de boeken van Amy Tan die weer heel veel zouden weg hebben van die van Maxine Hong Kingston, en dat de roman van Elle Eggels ‘lijkt’ op de bestsellers van Isabel Allende die aanvankelijk werden verkocht met het argument dat ze in niets onder deden voor de romans van Gabriel Garcia Marquez. De boeken van Wang en Eggels zijn, als je het gegons mag geloven, een kopie van een kopie.
En zulk soort vervaalde kopieën zijn merkwaardige boeken. Dan denk ik niet aan de thematiek, want een boek met gonspotentie gaat meestal over leven en dood, over goede tijden die vaak plaats moeten maken voor slechte tijden, over voorspoed en tegenslag. Ik denk aan de stijl. Het huis van de zeven zusters van Elle Eggels barst uit zijn voegen van de meest krankzinnige beeldspraak. Bloemrijk bedoeld, maar, om met Eggels te spreken, kreupel en onhandig als een oud vrouwtje dat haar stok kwijt is. Neem de eerste bladzijde. Daarin hangt de hitte ‘als een beschonken kerel’ over de personages heen, likt de herfst aan het daglicht, hobbelt een vrouwenlach minutenlang over wollen draden, stuiteren woorden in een keel tot een vrouw bijna stikt, en moeten vrouwen zo snikken van het lachen dat het middenrif zich als een ‘dweil in elkaar wrong’. De mooiste beeldspraak: ‘Het glas schreeuwde van de pijn en de lach verschool zich in de kersenboom.’