Maar dat neemt niet weg dat ik grootschaligheid in zijn algemeenheid levensgevaarlijk vind.
Laten wij, om het fenomeen te visualiseren, bij de borsten blijven.
Geloof me, zij kunnen - laat ik overdrijven - vijf jaar de zwaartekracht trotseren. Dan komt niettemin onherroepelijk de apocalyptische morgen waarop ze als puddingen in elkaar zakken. Al helemaal als zij door de hormoonspuit zijn bewerkt. Hoho, of u nu wel of niet een puritein bent, aan dit hormonenverhaal kunt u zich niet onttrekken. Hormonen blazen tegenwoordig van alles op, kippen, varkens, koeien. Die koeien worden er zelfs horendol van, lees ik in de krant, en dreigen met hun gekte de hele mensheid te besmetten.
Vandaar dat ik voor kleinschaligheid pleit. Niet omdat ik een halfgare milieuactivist ben of een ouwe zeikerd die in het verleden leeft. Ik weet, de wereld is een tranendal en eens moeten wij allemaal sterven, ofwel ‘naar de kloten gaan’, zoals mijn kleinkinderen dit plegen te formuleren. Maar waarom moet dit toch allemaal tegelijk?
Rubriek
De grenzen van de groei
Stel dat wij nog konden kiezen, dan koos ik liever voor de kleinschaligheid dan voor de grootschaligheid. Natuurlijk had ik ooit, als operazanger, liever de arena van Verona dan de Kleine Zaal. Vanzelfsprekend haatte ik, als kunstenaar, elke vorm van kleinburgerlijkheid. Ook de borsten van mijn voormalige muzen konden mij niet groot genoeg zijn.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1996/13
www.groene.nl/1996/13