Het eerste deel van dit overzicht vond een natuurlijk beginpunt in de verbazingwekkend snelle reactie van Casper Thomas, maar hoe nu verder? Waar de draad op te pakken? De Groene-lezer weet het antwoord: bij twijfel begin je immers bij Marja Pruis. ‘Hé John’, schreef ze (een raar trekje waar meer redacteuren last van hebben):
‘De beste stukken, o.a: Floor Milikowski over Amsterdam: van hippiestad tot pretpark voor hoogopgeleiden; volgens mij heeft ze met dit stuk een hele discussie aangezwengeld, en als eerste ook een broeiende onvrede onder woorden gebracht, én met cijfers en feiten gestaafd. Joost de Vries’ interview met Mohsin Hamid, verrassende open blik heeft hij (Hamid – jp). Casper Thomas over Canetti, hele goeie lezing van een klassieker die nog zo prikkelend is. Sanne Bloemink over armoede en wat dat met je hersenen doet; wezenlijk, en ook volgens mij trendsettend geweest dit stuk. Jan Postma over de kunst van Hiroshi Sugimoto; moeilijke foto’s heel dichtbij gebracht. Roos van der Lint over het Stedelijk en hoe nu verder; heerlijk nuchter tegenwicht, legt alle gehuil van de wolven bloot.’
Voor iemand die zichzelf omschrijft als een ervaren schamer is dat gelukkig een lijstje om gemakkelijk trots op te zijn, Marja.

Dan in rap tempo een aantal collega’s die het wel beknopt wisten te houden. Irene van der Linde schreef: ‘Ha Jan, Ik wil graag nomineren: Uit de koffer van mijn vader, van Lotfi El Hamidi. El Hamidi beschrijft in dit mooie persoonlijke essay zijn ervaringen als migrantenkind uit Rotterdam-West – “Ik was toevallig een migrantenkind, sterker nog, een Marokkaan en nog erger, een moslim” –, hoe hij zich zocht te verhouden tot de dominante wereld om hem heen, en hoe hij een droom uit zijn vaders koffer “uitvouwde”. Een pareltje.’
Rasit Elibol schreef: ‘Ha Jan, Lotfi’s laatste essay uiteraard, daar kan ik niet omheen. De tandarts van Irene. Een hoopgevend verhaal, fijn geschreven bovendien. De columns van Marja. Uitleg overbodig!’
Hans Boot schreef: ‘Als de leeuw van Allah, Lotfi El Hamidi. In die **** past best nog een veertje.’
Roderick Nieuwenhuis schreef: ‘Zo even snel, zijn drie stukken die me dit jaar héél erg zijn bijgebleven. Het Schilderswijkstuk van Hizir Cengiz, door de manier waarop hij “ontdekt” werd (zijn stuk ging rond op de redactie en we vielen allemaal een beetje stil) maar uiteindelijk ook door het feit dat dit een emotioneel en knap geschreven verhaal is van een toen zeventienjarige Turkse Nederlander. Ook het stuk van Martin Simek over Borg vs. McEnroe vond ik erg bijzonder, vooral door die anekdote van Simek zelf, over hoe hij door Borg uit werd gekozen als sparringpartner nadat Borg weer had besloten zijn tenniscarrière op te pakken. In dat moment – Simek tennissend met een gebroken legende – zat het punt van het stuk besloten. Ontzettend knap gedaan. Over het onderzoek van Casper en Sascha naar de fragiele middenklasse heb ik het nog veel met mensen. Eén op de negen kinderen groeit in Nederland op in armoede, en één op de vijf Nederlandse huishoudens is één tegenslag verwijderd van problematische schulden. Ik heb zo het gevoel, ook op basis van dit stuk, dat er best wat mensen het (financieel) zwaar hebben in Nederland.’

Oké, dat was al niet meer met goed fatsoen kort te noemen. Tijd voor Jaap Tielbeke. Hij schreef: ‘Het stond al in het lijstje van best gelezen stukken, maar ik ga het hier nog eens onder de aandacht brengen: dit schrijnende verslag van Edward Geelhoed over de humanitaire crisis in Griekenland. Terwijl Jeroen Dijsselbloem bij zijn afscheid door collega’s werd geprezen om zijn “efficiëntie en deskundigheid” toont dit artikel wat het Trojka-beleid betekende voor de doorsnee Griek. Een knap staaltje journalistiek over de desastreuze effecten van de “verkapte coup”. In de categorie “stille pareltjes”: Joost de Vries en Roos van der Lint schreven een heel fijn tweeluik over respectievelijk Wilhelm en Alexander von Humboldt. De eerste is de geestesvader van het Bildung-ideaal, de tweede de “uitvinder van de natuur” en beiden hebben ook vandaag nog enorm veel zeggingskracht. Tot slot, dit steengoede essay waarmee Lotfi El Hamidi deze zomer zijn fellowship afsloot – een soort journalistiek equivalent van een “mic drop”. Lotfi out.’

Waar zouden we zijn zonder Joost de Vries, ook dit jaar weer de onbetwiste hardest working man in show business. Een retorische vraag, want het antwoord luidt natuurlijk: nergens. Hij mailde: ‘Ha John, soms krijgen stukken die al wekenlang op de planning staan een extra shot urgentie vlak voordat de deadline daar is. Soms is dat gepland (het geweldige onderzoeksverhaal dat de toeristische welvaartsmythe doorprikt door Floor Milikowski en Saskia Naafs dat precies voor het hoogseizoen viel) en soms is dat geluk (zoals de ferme riposte van het opeens gehypete cultuurmarxisme, door Jaap Tielbeke en Daniel Korving. Maar als D&D-redacteur probeer je vooral de reguliere afdelingen elke week goed in te vullen. Dus ben je blij met een stuk zoals dat van Koen Kleijn over Frits van Oostroms nieuwste boek, of Merijn de Boer over Anthony Burgess of een stuk van Christiaan Weijts, hate it or love it, dat een grote greep doet. En mag ik nog opmerken dat hoewel ik mijn hele decembersalaris in bitcoins heb gestort ik me volkomen identificeer met Marja’s kerstcolumn.’
Amen.

Redactiechef Evert de Vos viel met de deur in huis en vergat zomaar de aanhef. Een faux pas, maar het zij hem natuurlijk vergeven. Nadat hij ‘Beste Jan’ had weggelaten, schreef hij: ‘We hadden het afgelopen jaar veel onderzoeksjournalistiek in De Groene en mooie buitenlandreportages. De reconstructie van Edward Geelhoed staat me nog steeds bij. Hierin ontleedt hij de stille staatsgreep die daar onder invloed van de EU plaatsvond en hij laat zien wat de gevolgen zijn van dit afbraakbeleid. Zoran Bogdanovic maakte een prachtige reportage over het zwijgen in Prijedor, de stad van zijn ouders, waar tijdens de Joegoslavië-oorlog buren elkaar uitmoordden. Hij laat zien dat onverwerkte trauma’s voor een stilstand in de maatschappij zorgen.
Het Unilever-onderzoek van de masterclass is een schoolvoorbeeld van controlerende onderzoeksjournalistiek. De jonge journalisten hielden claims van het bedrijf over maatschappelijk verantwoord ondernemen tegen het licht en ze maakten de dilemma’s zichtbaar. Goed doen en geld verdienen gaan lang niet altijd samen en het is belangrijk dat bedrijven daar transparant over zijn. Soms zal ouderwetse regelgeving van de overheid ontwikkelingen in gang moeten zetten. Een conclusie die dit jaar in meerdere Groene-onderzoeken is getrokken.’

Op de valreep mailde Christine Rothuizen (Hoi Jan, Hier mijn ‘best of’. Werk niet te hard! groet Christine) over een stuk dat, geheel ten onrechte, nog niet eerder was genoemd:
‘Relieken van een ramp over de herdenking van de Bijlmerramp van Roos van der Lint vond ik intrigerend en prachtig. Doordat Roos niet analyseert maar droog observeert, laat ze het verhaal zichzelf vertellen. Het gaat niet alleen over de Bijlmerramp maar ook over het maken van geschiedenis. En het is triest en hilarisch tegelijk.
Meteen na de ramp speelde symboolpolitiek al een grote rol. Wist iemand of er na de Watersnoodramp vlaggen waren uitgehangen?, vraagt men zich af in de notulen van toen. En kon dat een manier zijn om nationale betrokkenheid uit te dragen? Bij de herdenking nu, vijfentwintig jaar later, wordt er nog méér gesteggeld over hoe (en wat!) er herdacht moet worden. Een flard aluminium, ‘het brokstuk’, speelt een absurdistische hoofdrol. Is dit brokstuk ‘de dader, een reliek’ of ‘het bewijs’? Doet het recht aan de onbekende en niet getelde doden? Aan de herinneringen? En hoe moet je zoiets eigenlijk bewaren?’

Goed, dan eindelijk het moment waarop iedereen natuurlijk zit te wachten. De keuze van de baas. Xandra Schutte was als gezegd een van de eersten die antwoordde, iets wat ze zelf ook door had aangezien ze haar mail afsloot met de woorden: ‘En ben ik niet mooi op tijd dit jaar?’ Wat antwoord je daarop? Heel erg op tijd natuurlijk, maar om nu nog meer complimenten uit te delen in een overzicht dat welbeschouwd als één groot compliment mag worden gezien? Ik ga niet snijden in de woorden van de baas (ik ben niet achterlijk) dus ook haar mail hier in zijn volledigheid:
‘Ha Jan,
Hierbij mijn beste, mooiste, indrukwekkendste verhalen van 2017, al is het voor mij toch altijd alsof ik moet opbiechten welke van mijn kinderen mij het liefst is. Het is dus een arbitrair lijstje, waarbij ik de stukken die dit jaar het beste gelezen werden zo veel mogelijk heb vermeden. Die hebben al genoeg in de etalage gestaan. Aan de andere kant: wat is genoeg? Met veel moeite heb ik me tot tien verhalen weten te beperken.
Dit was natuurlijk het jaar waarin de zorg om door Russische trollen, fake news en geraffineerde marketeers gestuurde verkiezingen voluit naar buiten kwam. Trump, de Brexit – ze waren er wellicht niet geweest als ze niet zo slim gebruik hadden weten te maken van big data en de sociale media. Casper Thomas schreef in het voorjaar een beangstigend stuk over hoe verkiezingen dreigen te veranderen in een digitale wapenwedloop.
Een van de verhalen die de meeste indruk op mij maakten, was dat over de Syrische mensenrechtenactivist Mazen Darwish, zelf zwaar gemarteld, inmiddels uitgeweken naar Duitsland, waar hij met anderen aangifte deed tegen de Syrische inlichtingendiensten. Tjitske Lingsma zocht hem op in Berlijn en beschrijft hoe meer moedige Syriërs bewijzen van misdrijven hun land uit smokkelden in de hoop dat de daders ooit worden vervolgd.
Het liefste zou ik natuurlijk álle de onderzoeksverhalen die we dit jaar publiceerden eruit willen lichten. Of ze nu van platform Investico zijn of werden ondersteund door ons eigen Fonds 1877, het zijn vrijwel altijd verhalen waar maanden aan is gewerkt. Voor het onderzoek naar de vraag hoe duurzaam Unilever nu werkelijk is, geldt dat al helemaal. Het is de productie van de masterclass onderzoeksjournalistiek, waaraan vijf jonge journalisten ruim een half jaar aan hebben besteed. En dan heb je ook wat: een meeslepend geschreven longread die laat zien dat Unilever goede sier maakt met duurzaamheid volgens zelfbedachte parameters.
Soms waagt onze kunstredacteur Roos van der Lint zich aan heel andere onderwerpen dan moderne beeldende kunst. Haar verhaal over het dorp waar haar moeder woont is daar een prachtig voorbeeld van. Buitenlanders? Daar zijn ze in het dorp niet tegen – zolang ze zich maar aanpassen.
Omdat wij er wekelijks eer in leggen een essay te plaatsen dat het denken prikkelt, wil ik nog een aantal heel geslaagde noemen. Joost de Vries schreef een moedig essay over een beladen onderwerp: in hoeverre kunnen wij nu goed oordelen over misdaden – denk aan slavernij, het geweld waarmee kolonisatie gepaard ging – uit het verleden. Voor het antwoord op die vraag maakte hij een omweg langs de grote kattenmoord die eind achttiende eeuw in Parijs plaatsvond.
Martin van Amerongen-fellow Lotfi El Hamidi blikte in een prachtig essay terug op zijn jeugd als migrantenkind in Rotterdam. Inderdaad, de stad van Pim Fortuyn, die stelde dat Turkse en Marokkaanse jongeren “niet die Turken, niet die Marokkanen beroven, maar u en mij, ouwe vrouwtjes”.
Stephan Sanders schreef over Uncle Tom, het personage van Harrie Beecher Stowe dat nu vooral nog bekend lijkt te staan als een verrader van de zwarte gemeenschap. In zijn scherpe essay rekent Sanders af met het idee van de “sell-out” of de “snitch”. Dat eist van de “zwarte” gemeenschap een eenheid die van blanke burgers nooit gevraagd wordt.
Tot slot was ik heel blij dat we een essay van Dubravka Ugresic konden publiceren. Ze maakte in de jaren negentig naam met even genadeloze als lichtvoetige essays over het gewelddadige nationalisme in het voormalige Joegoslavië, haar vaderland. Hier heeft ze het over film en literatuur en hoe de almacht van de markt elke artistieke eigenzinnigheid breekt.
En dan wil ik nog eindigen met twee verhalen die de lezer hoopvol doen stemmen. Echte kerstverhalen, zou ik haast zeggen. Irene van der Linde schreef een ontroerend portret van Sharif Tairie, die elke zondag mensen behandelt die geen tandarts kunnen betalen. Gratis. Als kind van gevluchte Afghanen kreeg hij alle kansen in Nederland, nu wil hij iets terugdoen.
2017 was het jaar dat de boze burger zou toeslaan bij de verkiezingen in Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Duitsland. Europa zou ontploffen. Bas Mesters trok zich niks van dit dominante media-narratief aan en ging op zoek naar de onderstromen die vaak zo onderbelicht blijven, naar mensen die zich niets van de polariserende verhalen van de populistische politici aantrekken. In Parijs vond hij de kiemen van een broederschapsrevolutie.

Dan rest eigenlijk alleen nog de vraag: wat moet ik daar in vredesnaam nog aan toevoegen? Uit het kerstnummer in ieder geval de eindeloos gelaagde, profilerende interviews van Marja Pruis en Marijn Kruk met, respectievelijk, Mai Spijkers en Édouard Louis. Beide wat mij betreft voorbeelden van superieure journalistiek die in zijn zeggingskracht grenst aan literatuur. En wellicht kan ik ook twee mensen die het afgelopen jaar prachtige, dienstbare stukken over moeilijke onderwerpen schreven hier noemen met behulp van het verhaal dat ze voor datzelfde nummer samen schreven. Tan Tunali en Irene van der Linde zijn rasjournalisten, hier schreven ze samen over het uitzetten van mensen naar Afghanistan. Rutger van der Hoeven ontpopte zich als buitenlandcolumnist tot een waardige opvolger van de ons ontvallen Henk Hofland, maar tikte daarnaast ook nog met schijnbaar twee vingers in zijn neus stukken over slavernij-onderzoek, de gewelddadige Summer of Love en de Zesdaagse Oorlog. Verder zijn mijn eigen favorieten, Casper over Canetti, Hizir over de Schilderswijk, Lotfi over Rotterdam, Roos over het Rijks, al Marja’s columns, Rasit over zijn vader, hierboven al de revue gepasseerd. Misschien moet ik ook nog even verwijzen naar alle columns die Niña Weijers het afgelopen jaar schreef. O en natuurlijk ook de essays van Jeannette Winterson en John Lanchester die we vertaalden en publiceerden, over kunstmatige intelligentie en Facebook.
Dat was het weer voor dit jaar. Heeft u als niet-abonnee het einde van dit bericht gehaald, dan wil ik u erop wijzen dat u zichzelf tekortdoet. U kunt hier een abonnement afsluiten, dat is goed voor u en dat is goed voor ons. Er zijn welbeschouwd geen verliezers te bespeuren.
Bent u wel al jaren trouw abonnee en vraagt u zich toevallig af of u niet iets extra’s kunt doen? Gulle giften aan Fonds 1877 zijn zeer welkom. (En minder gulle ook. Wij zijn in alle gevallen even dankbaar.)
Voorspellen mag dan moeilijk zijn, zeker waar het de toekomst aangaat, maar weer of geen weer: in de nacht van dinsdag 9 op woensdag 10 januari rolt er een nieuwe Groene van de persen. Tot dan.
Jan Postma
PS
Ook dit jaar weer een nagekomen bericht. Tot ieders verbazing was het de anders zo georganiseerde Margreet Fogteloo die mijn inbox instormde op het moment dat mijn vinger boven de publicatieknop zweefde. Maar omdat ze zichtbaar haar best had gedaan hier ook haar favorieten.

Margreet schreef:
‘In tijden van wij-zij denken, navelstaren en bubbles (waar je soms zo moedeloos van wordt dat je op de bank met een pot thee aan het Netflixen slaat) viel een optimistisch geluid op: een reportage over het fenomeen broederschaprevolutie. Bas Mesters reisde bezorgd door Europa op zoek naar wat ons nog bindt. Op die brandende vraag volgt meestal een politiek gewenst antwoord: de kernwaarden van de Franse Revolutie, vrijheid, gelijkheid en broederschap natuurlijk. Maar gelden die ook voor de bewoners van de Franse banlieue? Mesters stuitte tijdens zijn zoektocht in Parijs op een bijzondere vriendschap tussen twee mannen die sociaal niets met elkaar gemeen hebben, en elkaar toch vonden in gedeelde waarden. Vanuit verschillend perspectief sloten ze een samenwerkingsrelatie om concreet hulp te bieden. Voor mij was dit een van de meest inspirerende stukken uit 2017.
De Groene Amsterdammer zet alweer enige jaren flink in op onderzoeksjournalistiek, een genre dat veel tijd en geduld vergt en niet per se hoeft te leiden tot primeurs maar soms zit het harde nieuws in een onverwachte hoek. Dat gebeurde met de productie van Henri Beunders over de emotionalisering van het strafrecht. Hij ontrafelt de ontwikkeling van het strafrecht en laat zien dat door het steeds meer centraal stellen van het slachtoffer emoties doorslaggevend zijn geworden in een rechtszaak. Geen goede ontwikkeling want een proces gaat om rustige waarheidsvinding en mag niet meedeinen met de gevoelstemperatuur van de samenleving. Voor deze serie voerde hij tientallen gesprekken, onder meer met oud-staatssecretaris van Veiligheid & Justitie Fred Teeven. Door uitspraken over zijn onderliggende agenda ging diens volgende carrièrestap niet door. Beunders was hier niet op uit, maar door zijn journalistieke werkwijze boorde hij een diepere laag aan en de impact was groot.
Over slachtofferschap dat zijn weerga niet kent gaat een reportage uit Noord-Irak waar jezidi’s hun vrouwen en meisjes liefdevol opvangen die bevrijd zijn uit het slinkende IS-kalifaat. Ze moeten verder leven met hun gruwelijke ervaringen als slaaf van de jihadisten. Daar ben je als lezer stil van, in het besef dat het allemaal heeft kunnen gebeuren.
Een profiel over James Baldwin die door de film I Am Not Your Negro en de discussie over slavernij weer helemaal terug is van weggeweest. Stephan Sanders brengt aan de hand van het relaas van zijn jeugdheld Amerika’s schandvlek tot leven.’