Toen links begin jaren tachtig de zogenoemde sociale grondrechten aan de Grondwet toevoegde, was met name het CDA daar fel tegen. Holle frasen waren die artikelen 19 tot en met 23. Wat had de burger in zijn alledaagse praktijk nou aan abstracties als «het recht op milieubescherming» of het recht op «maatschappelijke en culturele ontplooiing»? Volgens de partij stond deze nieuwerwetse waan van de dag in schril contrast met de werkelijk zinvolle rest van het uit 1848 stammende document, waarin nog trotse echo’s doorklonken van de ontworsteling aan de Napoleontische overheersing. Met zaken als gelijke behandeling (artikel 1), vrijheid van godsdienst (artikel 6) of onaantastbaarheid van het lichaam (artikel 11) kon je als in verdrukking geraakte vaderlander tenminste rechtstreeks uit de voeten.
Nu, inmiddels twintig jaar verder, is wel duidelijk dat de sociale toevoegingen van begin jaren tachtig inderdaad dode letters zijn gebleven. Er is nauwelijks jurisprudentie op ontwikkeld, geen rechter die ook maar een mallemoer kon betekenen voor de burger die op grond van de sociale grondrechten zijn gelijk dacht te halen. Het enige wat de artikelen nu nog doen, is herinneren aan een vergane tijd waarin de verbeelding nog de macht had.
Heden ten dage ontploffen woonwijken, branden cafés uit, muiten asielzoekers, verkrachten pedofielen er ongestoord op los en slaat het zinloos geweld op elke onverlichte straathoek toe. Omdat God en andere overmachten niet langer als veroorzakers worden geaccepteerd, is het uiteindelijk de nalatige overheid die als schuldige wordt aangewezen. Schuldbewust stelt die overheid vervolgens wel allerlei rapporten op, of had dat al gedaan, maar door de overvloed ervan leidt het in de praktijk meestal niet tot verandering. Algemene-Rekenkamerpresident Saskia Stuiveling en commissaris van de koningin Jos van Keme nade jammerden daar deze week nog over. Zo rijst het beeld van een machteloze overheid. In combinatie met het telkens onder dezelfde noemer scharen van op zichzelf staande incidenten ontstaat onder ingezetenen de beleving dat Nederland anno nu onveiliger is dan ooit.
Wie uit is op de gunst van de massa hoeft simpelweg bestrijding van diezelfde onveiligheid in het vooruitzicht te stellen. Het regeringsgeile CDA kiest schaamteloos voor die tactiek, zoals op de partijraad van vorige week weer eens bleek. De paarse partijen werden met drek overgoten. De grote steden in dit land zijn volgens partijvoorzitter Marnix van Rij onder Koks kabinetten uitgegroeid tot de onveiligste van Europa. «Het kabinet is ziende blind en horende doof voor wat er bij de mensen leeft», aldus Van Rij. «Burgers voelen zich niet meer veilig.» Fractievoorzitter en beoogd lijsttrekker Jaap de Hoop Scheffer voegde daaraan toe dat Paars «de veiligheid van het individu» schandelijk verwaarloost. Om in één klap uit alle misère te geraken kondigde De Hoop Scheffer aan een initiatiefwet te gaan indienen om het recht op veiligheid de Grondwet in te sluizen. Ergens naast de vroeger door zijn partij zo fel bestreden sociale grondrechten moet het worden bijgezet.
Terwijl hij als geen ander weet dat het recht op veiligheid nooit meer dan een symbolische werking kan hebben, besluit De Hoop Scheffer de burger toch blij te maken met deze dode mus. Dat van dit recht op veiligheid nooit een rechtstreekse werking kan uitgaan, snapt de vergulde burger niet. Als het tot toevoeging aan de Grondwet komt, zal dat «desastreuze gevolgen hebben voor het functioneren van onze parlementaire democratie», voorspelde rechtsfilosoof Paul Cliteur vorige week. «Rechters zouden worden opgezadeld met talloze claims van burgers die de regering op haar verantwoordelijkheid gaan aanspreken in het realiseren van primaire staatstaken.» «Pure symboolwetgeving», voegde D.J. Elzinga, hoogleraar staatsrecht, daaraan toe. «Even goed kun je het recht om te ademen erin zetten.» Goed voor het aanzien van de politiek als straks al die enthousiast gemaakte claimanten afdruipen. Maar dan heeft het CDA de stemmenwinst al binnen.
Toen de Grondwet ruim twee jaar geleden honderdvijftig jaar bestond, noemde een SGP-kamer lid het de «hoeksteen van het staat kundige gebouw» dat niet omwille van politieke wissewasjes mag worden geprostitueerd. Hoe wel de SGP'er het ongetwijfeld ook als argument tegen het homohuwelijk gebruikt, zijn het toch wijze woorden die raspopulisten als Jaap de Hoop Scheffer beter op zich zouden moeten laten inwerken.