Er zijn domeinen waarin al jaren dezelfde gezichten de dienst uitmaken: televisie, theater, literatuur. De Nederlandse hiphopwereld lijkt intussen onophoudelijk bezig met verjongen. Vrijwel alle belangrijke rappers van een decennium terug zijn alweer van het toneel verdwenen: soms hebben ze gewoonweg weinig interesse meer in het genre, vaker neemt hun populariteit af, raken ze hoorbaar gefrustreerd of zijn ze commercieel gezien niet meer interessant voor hun label.
Bij elke artiest die wegkwijnt staan er twee jongere rappers klaar om zijn plek over te nemen en met nieuwe stopwoordjes en gladde refreintjes meteen door te stoten naar duizelingwekkende streamingaantallen: het huidige hiphoplandschap is er een van groot, groter, grootst.
Des te opvallender is het wanneer een artiest, alle modieuze tendensen en nieuwe namen ten spijt, er wel in slaagt om jaren achtereen boeiende hiphop te maken. Zonder samen te werken met de nieuwste succesnummers, zonder krampachtig mee te liften op de laatste rage. Fresku (1986) is zo iemand. Sinds hij tien jaar geleden doorbrak, groeide hij uit tot de openhartigste en misschien ook wel beste rapper van Nederland. Een verhalenverteller die moeiteloos de aandacht vasthoudt met intelligente teksten en voortdurend varieert qua ritme, qua toonsoort, qua humeur.
Op zijn vierde soloalbum In het diepe is dat niet anders, al is dit album nog serieuzer en daarmee egaler dan eerder werk. Fresku rapt over zijn recente depressies en angstaanvallen (‘ik wil schreeuwen, echt, ik word van binnen gek’). Over zijn strandende relatie, over zijn zoontje dat na de geboorte bijna overleed en altijd medicijnen zal moeten blijven slikken. ‘Ik vrees dat ik zelf breek, nog nooit zo bang geweest’, rapt hij op dit laatste nummer, dat ondanks de oprechte ondertoon toch hier en daar overhelt naar sentimentaliteit – en vreemd is dat Fresku voortdurend benadrukt dat zijn zoontje moet knokken: ‘vecht voor me’, ‘de grootste strijder wint’. Alsof een baby die daadwerkelijk snel overlijdt niet hard genoeg heeft gevochten.
Ook los van dit nummer is de grens tussen ontroerend en wee op In het diepe niet overal even makkelijk te trekken. Zeker omdat Fresku’s roemruchte meligheid heeft plaatsgemaakt voor intense, soms kleffe refreintjes. De Eindhovenaar, die op dit album overigens deels in Papiamento rapt, heeft daarmee een expliciet, ernstig geheel gemaakt.
Productioneel en thematisch sprankelt In het diepe helaas niet overal, maar dat laatste voelt ook ietwat flauw om op te merken. Fresku is zelf namelijk degene die de lat voor persoonlijke, ontroerende hiphop zo hoog heeft gelegd. En hij is nog altijd de enige die een dergelijk hoog niveau kan halen. Of zoals hij zelf opmerkt over zijn unieke positie te midden van al die jongere collega-rappers: ‘Ik zag hoe velen voor een beetje geld hun hart verliezen. (…) Ik geef wat mensen nog niet weten dat ze nodig hebben. En rolmodellen weten zelf niet waar ze over rappen. (…) Ik ben de laatste van mijn soort.’ Er is geen woord aan gelogen.