In Enter, hun nieuwste voorstelling, zijn ze met z'n vijven. Joan Nederlof, Marcel Musters en Hendrien Adams (die de kern van de groep vormen) plus de gastspelers Carla Mulder en Rafael Troch. Ze verspreiden zich over de halfronde tribune in de circustent waarmee Enter door het land reist. Handen worden geschud, wangen gekust, schouders omarmd. ‘Dag, fijn dat u er bent, hallo, welkom.’
Sommige toeschouwers zijn vrienden of bekenden van de spelers. Maar dat merk je aan de reactie van die toeschouwers, niet aan de spelers. Die hebben voor iedereen dezelfde warme glimlach, dezelfde stevige handdruk, hetzelfde vriendelijke knikje voor de mensen op de achterste rijen. Marcel Musters maakt het duidelijk met zijn omhelzing-voor-iedereen. Hij doet een paar passen naar achteren en strekt zijn armen zo breed mogelijk uit als uitnodiging voor alle toeschouwers. Dan slaat hij diezelfde armen stevig om zijn eigen schouders en sluit liefdevol zijn ogen. Smak, smak, kust hij in het luchtledige, om dan weer breed lachend zijn armen te openen.
Die omhelzing is op het randje van een parodie: net iets te veel Linda de Mol-vriendelijkheid. Maar het verschil is dat Linda de Mol zich spiegelt in de kille lens van de televisiecamera, terwijl de spelers van de Mug ons in de ogen kijken. En wij kunnen zien dat er onder dat iets te gladde welkomstgebaar een hartstochtelijk verlangen woedt om ons werkelijk te bereiken, te raken, om onze harten te openen.
DEZE DUBBELHEID is typerend voor de voorstellingen die Mug met de Gouden Tand de laatste jaren maakt. Vreemde, fragmentarische voorstellingen waarmee de groep na een half decennium geploeter in de marge ineens een breed publiek weet in te pakken. En waarmee ook eindelijk de subsidienten en de critici zijn overtuigd. Onder controle (1994) staat zelfs in het prestigieuze Theaterfestival van dit jaar.
De Mug maakt voorstellingen die uniek zijn in de combinatie van smakelijk geparodieerd showbizz-vermaak met een oprechte, grillige zoektocht naar eerlijkheid, waarheid, liefde, spiritualiteit. Het is alsof de spelers van de Mug laten zien dat het ene niet zonder het andere kan. Dat je bij het zoeken naar begrippen als eerlijkheid en waarheid onvermijdelijk in de gladde, therapeutische cliches vervalt waar de hedendaagse emotie-tv van is vergeven. Maar ook: dat we voor die cliches niet bang moeten zijn, omdat ze de onbeholpen uiting kunnen zijn van een oprecht gevoel.
De geweldige playback-acts die in een aantal voorstellingen van Mug met de Gouden Tand zitten, zijn mooie voorbeelden van die dubbelheid. Nederlandse liederen waarvan de teksten zo versleten zijn dat ze ons nauwelijks meer beroeren, krijgen in zo'n playback-act nieuw leven ingeblazen. Marcel Musters schminkt in Onder controle zijn gezicht zwart met schoensmeer en spreekt vervolgens geluidloos de woorden mee met Whitney Houstons ‘I Will Always Love You’. Hij doet dat met een omfloerste Whitney-blik in zijn ogen en met een trillend pruimemondje. Dit verwrongen beeld verstoort het gladde oppervlak van de popsong. Je hoort ineens de geforceerde trillers in de stem van Whitney Houston, de moeite die het haar kost om het droombeeld van de eeuwige liefde gestalte te geven.
Joan Nederlof playbackt in dezelfde voorstelling ‘Terug naar de kust’ van Maggie McNeal, en roept daarbij net zo'n verontrustend beeld op. Ze ‘zingt’ in een prachtige jurk, maar met haar armen op haar rug gebonden, zodat de korte mouwtjes van de jurk als hulpeloze vleugeltjes aan haar schouders flapperen. Een aangeschoten meeuw, die best terug kan gaan naar de kust, maar nooit meer over de golven kan vliegen.
Die vervreemding in het beeld dwingt de toeschouwers om opnieuw naar de woorden van zo'n lied te luisteren. En om te beseffen hoe mooi die liederen eigenlijk zijn, ondanks de cliches en de tenenkrommende rijmpjes. Bij het duet van Carla Mulder en Marcel Musters in Enter, op het lied ‘We verschillen niet’ van Liesbeth List en Ramses Shaffy, wordt de tekst door de beide acteurs nauwelijks meegesproken. Ze prevelen een enkel woord, maar laten de betekenis van het lied zin voor zin weerspiegelen in de uitdrukking op hun gezicht en de houding van hun lichaam. Een soort mimespel voeren ze op, maar dan zo subtiel mogelijk. In het lied wordt de innerlijke gelijkheid van man en vrouw met grote overtuiging bezongen. Musters en Mulder cirkelen echter stuntelig om elkaar heen, als verlegen pubers die geen weg weten met hun verlangende lichamen. Zo wordt het lied van een stelling tot een geruststelling voor mensen die elkaar niet kunnen bereiken.
Het lied van Liesbeth List en Ramses Shaffy is bovendien een antwoord op de tweeslachtigheid die Musters en Mulders allebei in Enter tentoonspreiden. Carla Mulder doet dat door het publiek met een technisch vervormde, lage mannenstem te vertellen over het diepste geheim binnen in haar. En Marcel Musters maakt in Enter duidelijk dat hij een andere, stille en zachtere kant van zichzelf de ruimte wil geven in plaats van dat druk pratende mannetje dat hij vaak speelt. Allebei verschijnen ze in het laatste deel van de voorstelling, een bizarre trance-dans, als bovenmenselijke droomverschijningen die de grenzen tussen de traditionele seksen hebben overschreden. Musters loopt rond op hoge hakken, maar pronkt met een brede mannelijke borstkas die op zijn T-shirt is gedrukt. En Carla Mulder tovert een hermafrodiet wezen uit haar lange lichaam tevoorschijn. Het lied van Willeke & Willy over die innerlijke gelijkheid van man en vrouw is een voorbode van deze tweeslachtige verschijningen. En het maakt deze verwarrende man- en vrouwbeelden tot meer dan een verkleedpartij.
HET MOOIE VAN de playback-acts van de Mug is dat ze zo levend zijn. Het is alsof de spelers spontaan iets doen bij het horen van de muziekjes, alsof ze hun eerste opwelling volgen. Dat is wat me altijd zo verbaast bij de voorstellingen van de groep. De spelers zijn er ontzettend goed in om ieder moment de ruimte te geven. Ze zijn in staat voortdurend het ‘nu’ van de voorstelling te benadrukken (eigenlijk is dat een definitie van goed acteren).
De enige keer dat ik te veel routine zag was bij een van de laatste opvoeringen van Onder controle - de omvangrijke tournee had teveel slijtage aangebracht in de aanvankelijk zo ongepolijste voorstelling. Maar meestal kun je de voorstellingen van Mug met de Gouden Tand meerdere keren zien, daar lijken ze zelfs om te vragen. Bij een tweede bezoek zul je verrast zijn over het feit dat alles tot in details vastligt, maar dat de scenes toch weer spontaan voor je ogen lijken te ontstaan. Die kwaliteit zorgt ervoor dat je de grillige montagevoorstellingen van Mug met de Gouden Tand ondergaat als een vanzelfsprekende stroom van gedachten. Of als een goed gesprek met vrienden, waarin van de hak op de tak wordt gesprongen terwijl je weet dat je met elkaar hetzelfde levensgevoel probeert te verwoorden.
Dat is wat Mug met de Gouden Tand in het theater probeert: een actueel levensgevoel verwoorden en verbeelden. Dat is per definitie een onmogelijke opdracht. Een ‘levensgevoel’ is zo vaag dat het overal in kan zitten en je toch kan ontglippen. Toch nemen de theatermakers van de Mug die opdracht op zich, als moderne graalridders. Nu eens zoeken ze het buiten zichzelf, in de oppervlakte van televisie-spelletjes bijvoorbeeld. In Video/Games uit 1993, de voorstudie van Onder controle werd deze vorm van massavermaak moeiteloos verbonden met een duik in de diepte van de oosterse mystiek. De spelers spraken elkaar aan met een joviale showmaster-glimlach, gaven elkaar opdrachten waarbij aan duistere regels moest worden voldaan, en probeerden er zo voor te zorgen dat de ander zich onverhoeds bloot gaf. Video/Games was een grote manipulatieshow. Maar ieder spelletje werd gretig en met veel overgave gespeeld.
Zo gaf de voorstelling tegelijkertijd een beeld van de enorme behoefte van de moderne mens aan semi-therapeutische spelletjes, aan ‘verborgen’ waarheden over zichzelf. Hendrien Adams vertelde het publiek een verhaal waarbij ze haar toehoorders vroeg om de ogen te sluiten, bij zichzelf naar binnen te gaan en daar een zwarte, dorre plek op te zoeken. Adams vertelde het verhaal smeuig, zichtbaar genietend van de macht die ze op dat moment had. En toch slaagde ze erin om mij als toehoorder daar te krijgen waar ze me hebben wilde. Net iets te abrupt kwam het verhaal ten einde, zeker weer tijd voor een vrolijke noot of een nieuw spelletje. En daar zat je dan als toeschouwer, achtergelaten in je eigen dorre plek. Moet je je maar niet zo snel mee laten voeren.
Maar die ondertoon van macht en manipulatie kan ook helemaal weg zijn in de voorstellingen van de Mug. Dan zijn er beelden die alleen maar vreemd zijn en onwezenlijk. Beelden die niets te maken hebben met dat directe, cabareteske commentaar op de moderne mens, maar met een veel naievere fantasie, die (nog) niet is gecorrumpeerd door de massamedia. Dat zijn beelden waarvan je absoluut niet begrijpt waar de theatermakers van de Mug ze vandaan halen.
MISSCHIEN KIJKEN ze daarvoor diep bij zichzelf naar binnen, zoals ze duidelijk maken in hun eerste opkomst in Enter. De spelers betreden de tent aarzelend, met starende ogen die niets zien omdat deze op hun gesloten oogleden zijn geschilderd. Deze voorstelling is abstrakter dan Onder Controle. Dat is een (quasi-)therapeutische worsteling van de spelers met de geheimen die aan de basis liggen van hun eigen gedrag. Enter is spiritueler, zachter. Het is een New Age-achtige poging om de liefde, het leven en het licht te omarmen en de duistere elementen uit te drijven.
Dat maakt deze nieuwste voorstelling van de Mug veel moeilijker dan de produkties die eraan vooraf gingen. Er is minder strijd om je mee te indentificeren, je moet aansluiting vinden bij de toon. Enter is een voorstelling die voortdrijft op de muziek, die je meeneemt van de ene atmosfeer in de andere. De tent, die het uitgangspunt was voor deze produktie, is daarbij een handicap, omdat in een tent het geluid verwaait en subtiele sfeerveranderingen snel verloren gaan.
De zoektocht naar dat moderne levensgevoel heeft ook te maken met dat ‘nu’ dat in de voorstellingen van de Mug zoveel nadruk krijgt. Het moment dat spelers en publiek samen zijn in het theater wordt aangegrepen om stil te staan bij het leven dat we delen. Bij de problemen waar we allemaal mee kampen, de verwarrende gevoelens die we allemaal hebben als we proberen van de gebeurtenissen om ons heen een zinvol geheel te maken. En natuurlijk komen we dan terecht bij grote vragen die niet te beantwoorden zijn, en bij de genoemde cliches. Maar daar gaan de graalridders van de Mug onverschrokken de strijd mee aan. Schreeuwend en stampvoetend springt Joan Nederlof in het rond: ‘Wat is de zin van het leven!’ Een klein figuurtje, worstelend met een veel te grote vraag. Er komt geen antwoord. Niet vanuit de zaal, niet van Joan zelf, niet van Marcel Musters die vanaf de zijkant toekijkt, niet uit de tekstflarden die Joan voorleest.
Dit gebeurt in de voorstelling Lost in Hotel Paradise (1993). Het is het begin van een solo-act van Joan Nederlof, die het grootste deel van de voorstelling in beslag neemt. Deze scene is een prachtig voorbeeld van de strijd die de Mug levert met cliches. Het begint als een open gesprek met de zaal. Een gesprek over schoonheid. Over de mooie dingen van het leven, waar we allemaal veel te weinig aandacht voor hebben. Joan Nederlof zet een cd met klassieke muziek op en vraagt de zaal om even heerlijk te luisteren. Eigenlijk beveelt ze meer dan ze vraagt. ‘Schitterend, toch? Nou, even genieten dan, ja!’
In dat bevelerige van haar toon doemt weer de macht en de manipulatie op. Het genieten is al niet meer waardevrij, de schoonheid van het moment is bezoedeld. Maar daar wil Nederlof het nou net over hebben. Over de onmogelijkheid om zo'n schoonheidservaring te isoleren: achter ieder positief beeld doemt een negatieve keerzijde op. Luister je naar mooie muziek, moet je er ineens aan denken dat Beethoven die muziek schreef toen-ie al doof was. Lees je een beeldschone tekst van Shakespeare voor, over de liefde, stuit je na twee zinnen al op een dolkstoot in een hart!
Verontwaardigd is Nederlof, wanhopig over het falen van haar poging om zich alleen op het schone en het goede te concentreren. Een moment van absolute schoonheid duurt maar heel kort en blijkt bovendien nauwelijks overdraagbaar. En dat terwijl Nederlof juist een gevoel van schoonheid wil oproepen dat we allemaal samen beleven. Daarmee komt Nederlof op de essentie van het theater, en wonderbaarlijk direct verwoordt zij het verlangen dat iedere theatermaker koestert. Wij willen jullie raken, zegt ze letterlijk. En ze legt dat verlangen aan de voeten van haar publiek.
Dat doet ze samen met Marcel Musters, die de hele voorstelling lang zwijgend op de achtergrond toekijkt, en met Hendrien Adams, die deze voorstelling regisseerde. Wij van theatergroep Mug met de Gouden Tand willen samen met jullie iets moois en groots meemaken. Maar wij weten niet hoe we dat moeten bereiken. Nederlof gooit haar Shakespeare-tekst weg, in een poging om ‘ongewapend’ voor haar publiek te verschijnen. Met een open, ontspannen blik kijkt ze de toeschouwers aan. Even is het stil. Dan wijst ze naar haar gezicht, en verzucht: ‘Nou gaat het mis, zie je? De impuls was goed. Maar dan ineens voel ik weer afstand.’
DE AFSTAND overbruggen, daar gaat het om. Afstand tussen mensen die elkaar in wezen zo na staan. Afstand die heel veel mensen voelen tot het leven om hen heen, of tot het leven dat diep bij hen van binnen bruist. ‘Ik wil contact’, zegt Nederlof. Het klinkt idioot, maar ook oprecht. Het is een hol cliche, maar ook een diepe waarheid waarin iedereen zich kan vinden. Bij wijze van laatste poging kondigt Nederlof aan dat ze een verhaal gaat vertellen. Een verhaal dat ze tegelijk ‘heel erg’ wil beleven. ‘Ik wil erin gaan zitten, in het moment. Dat je er helemaal in verdwijnt. Dat jullie er ook allemaal en masse in verdwijnen! Dat we helemaal verdrinken in dat moment!’
Vervolgens vertelt Joan Nederlof het verhaal van de Ilias. Maar wat ze eigenlijk vertelt, voordoet en uitspeelt, is haar idee van een overweldigende opvoering van het Griekse heldenepos. Een opvoering in Carre, met in de hoofdrollen onze sterren uit de Hollandse muziekbusiness. Andre Hazes, Heddy Lester, Gordon, Ben Cramer, Liesbeth List. Het is een erg grappige, maar ook diepzinnige scene. Een eeuwenoude mythe wordt verbonden met de hedendaagse strijd van sterren om de gunst van het volk. Het is ook een scene die je dwingt tot nadenken over de middelen die heden ten dage moeten worden ingezet om een publiek nog mee te kunnen slepen. Bekende namen, grote decors, veel dramatische gebeurtenissen. Maar tegelijkertijd is de scene het bewijs dat al die middelen daar helemaal niet voor nodig te zijn. Om een publiek werkelijk te raken moet je theater maken zoals Mug met de Gouden Tand dat doet. Ongewapend.