Op dit moment herinner ik mij voornamelijk nog het Zwitserse sneeuwlandschap van Ad Windig en een berucht naakt van Emmy Andriesse (Foto ‘48, Stedelijk Museum), maar die laatste alleen als vermelding in de inhoudsopgave. Uit het betreffende, door een familielid antiquarisch aangeschafte exemplaar was hij zorgvuldig door uitscheuring verwijderd.
De pagina waar mijn aandacht vanaf het begin steeds weer naar toe werd getrokken, toonde een geemotioneerd portret: het gezicht van een vrouw met glinsterende paarlenketting hoog om de hals en een dergelijk snoer ook tussen haar geheven handen. Gekwelde mimiek, overgoten met onbarmhartig available light en onscherpe straatverlichting, waarvan enkele bronnen - druppel- of misschien zelfs traanvormig - in de achtergrond. 'The Mad Woman of Chaillot’ als onderschrift. Ongewoon was het wel, zo'n weinig charmerende theaterfoto tussen al die staaltjes van gelikt technisch vernuft en gladde lichtgewicht-erotiek. De herinnering aan die foto functioneerde zo nu en dan als na te streven balans tussen het gegeven en dat wat mag worden toegevoegd. Kort geleden waagde ik het zelfs op papier van ‘een ijkpunt’ te spreken. Alsook van ‘het residu van een afbeelding’. Maar al te waar.
Het onderschrift bleek precies het enige dat ik had onthouden, en het was de afbeelding van een vrouw. De beschrijving hierboven was alleen beschikbaar omdat ik de foto, weliswaar verkleind maar toch, terugzag in de catalogus die bij de recente tentoonstelling van Richard Avedon, zoals gezien in de Josef Hanbrich Kunsthalle in Keulen, is uitgebracht. Hoe de voorstelling al die tijd in mij opgeslagen heeft gelegen, is duister, in ieder geval niet op analoge wijze. Hoewel de sporen van de toenmalige in- en uitwerking nog steeds niet waren uitgewist.
Ondanks het aantal zalen en de soms grote formaten van de vele foto’s was het een bijna ijle tentoonstelling. Een indruk die natuurlijk ook in de hand wordt gewerkt door een aangenaam gering bezoekersaantal, maar misschien dat ook de door Avedon steevast gehanteerde witte achtergrond daar iets mee te maken heeft. De geringe compositorische poespas ten opzichte van die achtergrond lijkt samen met de effectvolle keuze van aanwezige uitverkorenen de doorslag te geven.
Makkelijk op te bergen want van een misleidende eenvoud. Kijk naar Eisenhower, Robert Oppenheimer of de voormalige slaaf William Casby (24 maart 1963), in de spiegel van wiens regenboogvlies nog een behoorlijk stuk van het oord Algiers in Louisiana terug is te vinden. Marianne Moore als Marianne Moore, een lichtgevend portret van BB als pop met echt haar. Het trieste kipje Dorothy Parker, en Groucho Marx, zo buiten beeld als maar mogelijk is. Duidelijk demonstrerend dat al dat komiek doen niet in de koude kleren gaat zitten. En de actrice die in het stuk van Jean Giraudoux speelde; Martita Hunt heette ze. Tijdig tweedimensionaal gebalsemd.
ALLES BIJ ELKAAR een goed voorbeeld van beeldchronometrie. Als bladen uit een herbarium gescheurd hangen de op zeldzaam- of schoonheid geselecteerde exemplaren aan de muur, en staan met nog veel meer soortgenoten in de waardig nonchalante uitgave die Evidence heet.
Goede en slechte mensen, gefilterd door publiciteit en andere rolverdelende instanties. Ze zijn heel Amerikaans, dat maakt het kijken ernaar heel veilig. Misschien heeft het wel met omgangsvormen te maken dat wij er niet in slagen onze politici, sterren en moordenaars zo professioneel te catalogiseren.
Een in twee foto’s ondergebrachte en 15 april 1960 gedateerde, onthutsende confrontatie met de archetypen vader en zoon, uit de eerste de beste boze droom afkomstig. Het bouwmateriaal van de regelmatige trekken van vader Walter Hickock komt terug in het gezicht van zijn zoon, de moordenaar Dick Hickock (‘In Cold Blood’): schots en scheef, onheilspellend misplaatst. In het boek is iemand er niet voor teruggedeinsd om een hoofdstuk de titel ‘Schrijven met licht’ mee te geven.
Dat brengt een ander geliefd cliche in gedachten. De fotokritiek spreekt regelmatig van de liefde van de portret- of mensenfotograaf voor zijn modellen. Gelijkgeschakeld aan de gevoelens van de behanger voor zijn behang of de boer voor zijn kippen en de politicus voor zijn partijgenoten. Avedon had voor zijn landgenoten heel wat liefdevol cynisme in petto. Voor de Everley Brothers zelfs nog iets meer dan voor gouverneur George Wallace met bediende Jimmy Dallas als het spreekwoordelijke aapje op zijn rug (31 juli 1993) - een van de laatst gedateerde foto’s in het boek.
Avedon bedrijft geen vrije kunst, hij werkte voor Vogue en Harper’s Bazaar, twee toonaangevende modebladen. Zijn broodheren zullen wel eens wat weggeslikt hebben. Avedon heeft oog voor de valkuilen en onberedeneerbare raadsels van het menselijk gezicht, dat bij hem op vele manieren duizend schepen kan doen zinken. Kijk naar de glijbaan tussen de halsspieren van Coco Chanel. Of gaf hij haar minder kans omdat hij wist dat zij een flirt met de Fuhrer achter de rug had? Kijk naar Isaiah Berlin, een uit Engels vlees gebeeldhouwd filosoof. Avedon boetseert er in de schaduw nog een kilogram meer bij dan hij zelf al meebrengt.
Met wrede barmhartigheid wordt de antieke schoonheid afgebroken. Fotografie is een platte vorm van archeologie. Vandaar dat het zo prettig is om de vindplaats te weten en enig vergelijkingsmateriaal te hebben.
Wie het boek op een van de nog volgende exposities in Milaan en Londen koopt, heeft nog nooit voor zo weinig geld een zo perfect gedrukt boek in handen gehad. Kijk daarom goed naar die foto van dat jongetje en die boom op Sicilie, gemaakt op 5 september 1947.
Voor wie het nooit eerder zag mooi meegenomen. Voor alle anderen ook.