Giotto, Het offer van Joachim, ca. 1305. Fresco © Scrovegni-(Arena-)kapel, Padua, Italië

Het fresco van Giotto met Het offer van Joachim lijkt mij eerst als een droog landschap van grijze steen opgezet. Afwisselende oneffen plekken zijn het, verschillend hoog en laag, die plaats bieden aan figuren die daar met beweging en gebaar het verhaal uitbeelden. De stukken landschap zijn hun toneel. Het is juist dat het land grijs en kaal is. De scène speelt zich af buiten de stad Jeruzalem in de woestijnachtige streek waar ook zijn schapen en hun herders waren. Daar zocht de treurige Joachim zijn toevlucht toen hij in de tempel niet meer welkom was. In alle opzichten was het land onherbergzaam. Begroeiing was karig. In zijn droefheid was Joachim daar tussen de heuvels ook eenzaam. De beesten kon dat niet schelen, die dartelden door. Op een platte plek op de berg stond een vierkant altaar, een oven eigenlijk met bovenop een vlakke, stenen plaat. Daar had Joachim een vuur gemaakt, daar werd een lam verbrand en geofferd.

Mij lijkt dat alleen Joachim de engel kon waarnemen

Hoe het grijze land en de heuvels van steen er ruimtelijk bij lagen was bepalend voor waar de figuren kwamen te staan. Zo organiseerde Giotto de ruimte ook. Hij had houding en beweging en gebaren op het oog, dat wil zeggen momenten van vertelling, die hij samenbracht en neerzette op plekken in het landschap die hij daarvoor had voorzien. Dat was zeer slim uitgedacht. Daarin was hij werkelijk een zeer groot, vindingrijk kunstenaar. Te weten: ergens in het midden op een hoge plek moest een altaar met vuur staan. Dat was een stuk gemetselde architectuur: helder wit in daglicht boven op grijze rotsen. Het staat op een stuk landschap dat geleidelijk hoger wordt. Dat begint linksonder. Vandaar zien we het schuin naar rechts en naar het midden oplopen. Het is dan dat we Joachim op handen en knieën, als boetedoener, de helling op zien kruipen. Zijn lijf zien we op zijn rug. Hij verheft zijn gezicht en we zien hem strak kijken naar het vlammende vuur – of het nog goed brandt, want de vlammen zijn als woorden waarmee hij zich in gebed tot God richt. In dat gesprek is hij alleen.

Maar achter hem staat een herder, wat verborgen tegen een grote kantige rots daar, een stuk berg. De herder wil zijn heer niet storen. Hij kijkt slinks als door een opening in een gordijn, als iemand die niet gezien wil worden. Intussen valt hem boven in de donkerblauwe lucht iets merkwaardigs op. Hij kijkt naar boven en ziet iets ongelooflijks dat hij nog nooit had gezien. Zo begint een verder moment in de vertelling.

Giotto, Joachims droom in de woestijn, ca. 1305. Fresco © Scrovegni-(Arena-)kapel, Padua, Italië

Uit de bovenste hoogte van de lucht verscheen, pal boven het smeulende offerlam, een hand zo helder als een ster. Dat was de hand van God die naar Joachim wijst en hem laat weten dat zijn bede vervuld zal worden. Zijn vrouw Anna zal toch zwanger raken van een dochter. Het is niet duidelijk of Joachim geknield voor het altaar de hand gezien had. Maar toen hij weer opkeek verscheen, van rechts uit een wonderbaarlijk niets, een statige gestalte in zijn blikveld die hem rustig begroette. Het was de aartsengel Gabriël. Mij lijkt dat alleen Joachim die wonderbaarlijke verschijning kon waarnemen: een verstandhouding.

Wat volgt in de reeks is De droom van Joachim. Het is eveneens een bergachtig landschap met gebeurtenissen. Joachim is teruggekeerd naar zijn verblijf bij de schaapskooi. Hij zit zwaar in zijn mantel gehuld, verzonken in een diepe slaap. Het is stil. Anders dan daarvoor zijn de beesten rustig. Het is alsof ook de bergen slapen. Uit de hemel komt een engel aangevlogen. Die komt vertellen dat Joachim nu terug moet naar Anna in Jeruzalem waar hij haar zal omarmen voor de Porta Aurea. Dan gaan ze naar huis. Hun dochter Maria gaat geboren worden.

Voor de slapende Joachim is dit een visioen. Maar het rotsige land is echt werkelijkheid. Achter de schaapskooi verrijst een hoog stuk berg. We zagen dat ook toen we in een eerder fresco de schaapskooi zagen. Giotto was nauwkeurig in die dingen. Wat er ook gebeurt, het land moet echt zijn. Verdekt naast hetzelfde stuk berg stond daar de herder toen hij, boven het brandende offer, een hand zag verschijnen. Dat betekent dat het altaar zich voorbij de schaapskooi bevond op een heuvel in de volgende vallei. Het land is leesbaar. Het landschap en het blauwe licht zijn echt. Hoe moesten de mensen in de Arena-kapel anders geloven wat ze voor bijzonderheden daar zagen?

Trouwens Cennino Cennini schreef in zijn Libro dell’Arte (circa 1390) hoe je goede bergen moest schilderen: ‘Neem een paar grote, niet gladde maar scherpkantige stukken steen, schilder die getrouw na en geef ze lichte en donkere vlekken zoals de regels het voorschrijven.’ Dat deed Giotto ook. De schilder Cennini kwam uit diens school. Ik zie ze ook stukken berg en figuren bij elkaar zetten als in een kijkdoos.