De tentoonstelling, over zes zalen verspreid, opent met een pentekening van een rechterhand. Een sterke, pezige hand. Een hand als een wapen. Een instrument. De wijs- en ringvinger iets misvormd. Het resultaat van een brandwond op eenjarige leeftijd. De wijsvinger lijkt het laatste kootje te missen en staat vrij in de ruimte tussen de wijkende duim en de samenscholende overige drie vingers. De handicap prominent getoond, zoals een trotse rolstoelbasketballer op de Paralympics zijn amputaties toont. Het is een hand die overtuigd van zijn kunnen en zijn meesterschap, zijn beperkingen laat zien. Dit is de hand die dingen maakt, gemaakt door de hand die dingen maakt.

Het is, met grote waarschijnlijkheid, de hand van de tekenaar Hendrick Goltzius (1558-1617) zelf. Getekend in 1588 laat hij ons kijken naar het voornaamste instrument van de dertigjarige meester, die misschien zojuist de laatste hand aan de houtsnede Hercules en Cacus heeft gelegd. Die lijn voor lijn het wolkenpaleis van de Bruiloft van Cupido en Psyche heeft laten schitteren.

Hoewel bij de meeste verkleinde afdrukken in de catalogus het iriserende en psychedelische effect van de kronkelende arceringen in de moderne druktechnieken verloren gaat, laten de lijnen van deze tekening zich ook in druk nog goed lezen. Minutenlang er boven hangend verdwaal je in het golvende landschap dat nu weer eens vanuit vogelvlucht- en het volgende moment vanuit een microscopisch perspectief lijkt te zijn ontstaan. De portrettering van de hand — want het is een portret — plaatst het lichaamsdeel letterlijk buiten de kunstenaar. Het heeft een eigen persoonlijkheid gekregen. Voor een deel verbonden met de kunstenaar, voor een deel los ervan. Het is een hand die wéét. Die dingen heeft gezien, avonturen beleefd en streepje voor streepje werelden, vergezichten, borsten, billen en bomen heeft veroverd. Het is goed voor te stellen dat Goltzius er met dezelfde mengeling van afstand en betrokkenheid naar heeft gekeken als wij nu nog doen — nooit zeker wetend of hij nu meester van de hand is, of de hand meester van hem. Zoals de denker die nadenkt over zijn hersenen nooit zeker weet of hij de denker of de gedachte is.

De tekening is naast een portret ook een staalkaart van de technische vaardigheden van de kunstenaar. Van de hand zelf. Zodat in deze tekening het hele wezen van het oeuvre en de tentoonstelling verborgen gaat.

Rond 1575 wordt de jonge Goltzius aangenomen op het atelier van de op dat moment in ballingschap in Xanten wonende Dirk Volckertsz Coornhert. Goltzius verwerft daar technische kennis, maar wordt ongetwijfeld ook sterk beïnvloed en gesticht door het gedachtegoed van de ethicus en kunstenaar Coornhert. Ze waren niet van de straat, de oude meesters. Ze hielden zich met de grote thema’s bezig. Het ging ergens over. Er stond iets op het spel. Een morele herijking van de werkelijkheid. Niets meer, en niets minder. Een herdefiniëring van het individu in zijn relatie tot God, de staat, de natuur en zijn eigen psyche. Het is vanuit die achtergrond dat het graveerwerk, het trekken van die schier eindeloze hoeveelheid lijntjes, een diepere betekenis krijgt. De graveur probeert de werkelijkheid niet alleen na te bootsen, maar haar te vangen in een bijna meetkundige matrix. Een net van elkaar doorkruisende lijnen die de werkelijkheid — een gespannen pees, een onder de huid gevangen knokkel — uit het morele vacuüm van het onbeschreven papier vist. Kijkend naar de sierlijke, golvende lijnen die over het object van de tekening glijden, kun je de triomf van de meester soms bijna horen. Ja! Zo moet het. Nu heb ik je te pakken! Zo zit het in elkaar! De tekenstijl van Goltzius is dan ook heel anders dan de door inspiratie gedreven, woeste en de natuur juist in haar impulsiviteit volgende stijl van bijvoorbeeld Rembrandt. Daar is de matrix al weer bijna losgelaten en toont de virtuositeit zich in expressie. Goltzius daarentegen toont, in de traditie van Dürer en Lucas van Leyden, zijn meesterschap in de beheersing. Als in een digitaal beeld deelt hij de weergegeven werkelijkheid op in nullen en enen. Zwart en wit. Er zijn geen grijstonen anders dan door optische illusie van de matrix gesuggereerd.

Juist in de microkosmos van het lijnenspel openbaart zich het wezen en de magie van het kunstenaarschap van Hendrick Goltzius. Wie vluchtig, keurig een meter afstand houdend, langs de werken loopt, mist veel, zoniet alles. De abstractie van het detail die het wezen van de hyperrealiteit vormt. Kijken naar het plaatje is één ding, maar het zijn de vele details, de finesse van de lijnen, die je laten verdwalen in een eindeloze wereld van enkele vierkante centimeters waarin de ware betekenis van de afbeelding zich openbaart.

Hoewel deze benadering de enige juiste en het werk dienende is, maakt het een bezoek aan de tentoonstelling tot een lastige en uitputtende ervaring. Want na de eerste hier besproken tekening volgen er nog vele honderden.

Er zit dus niets anders op dan een jaarkaart voor het Rijksmuseum te kopen en elke dag, tijdens de lunchpauze, één gravure of tekening te nuttigen. Tot en met 25 mei zijn dat 67 lunchpauzes. Helaas hangen er op de tentoonstelling meer werken die de volledige aandacht waard zijn, dan er lunchpauzes zijn.