In ’t Dooie Beestenboek verzamelden Hans de Vries en zijn vrouw Emmy een jaar lang de road kills op de weg tussen hun huis in Beerta en Winschoten. De Vries was toen al een aantal jaar bedreven in het documenteren van zijn boerenleven. Hij tekende alles op wat zijn bijen, geiten, honden, katten en bomen bezighield en overkwam, in stukken die in hun eenvoud lezen als scripts met stof voor klein drama op de momenten dat er sneeuw, een voorjaarszon of oorwurmen in het spel zijn.

Het oeuvre van De Vries ontstond tussen 1968 en 1978 en is hoofdzakelijk overgeleverd in tekst, foto’s en tekeningen opgeslagen in multomappen en kunstenaarsboeken. In plaats van een opleiding aan een kunstacademie behaalde hij zijn diploma in het bijenhouden en was hij lid van een geitenfokvereniging. Terwijl de nieuwe ‘conceptuele’ kunst zich afspeelde in New York, Amsterdam, Antwerpen, Düsseldorf en Turijn reisde De Vries grofweg tussen Beerta, Ter Apel, Finsterwolde, Appingedam en Kerk-Avezaath. Hij was een ‘leerling van de natuur’ en won met geiten Doortje, Bernard en Klaartje prijzen in zijn kunnen.

Maar ook kreeg hij een prijs als beeldend kunstenaar uitgereikt, de Gerard ter Borch-prijs, en nam hij onder meer deel aan een show in het Stedelijk Museum (Binnen en buiten het kader: Environments en situaties van jonge Nederlanders). Hij stopte toen als kunstenaar om voltijds boer te worden – wat hij de hele tijd al was – en de vraag is dan ook wáár hij mee stopte, of eigenlijk waarom wat hij eerder deed kunst was.

In de presentatie in Kunstverein, de eerste tentoonstelling van De Vries sinds die tijd, schittert dat kunstenaarschap in het onbeheersbare, in gebeurtenissen die tussen de wetten van de natuur en de registrerende handen van de kunstenaar in vallen. De mappen en boeken liggen uitgestald in een lange vitrinetafel met ook veel origineel materiaal waar je doorheen kunt bladeren. Handelingen door weersomstandigheden bijvoorbeeld en De geschiedenis van de citroengeranium, de studie van een plant en zijn stekjes. Prachtig is het in eigen beheer uitgegeven Kruisingen, met daarin onder meer een vacature voor brugwachter te Vroomshoop en een getypte brief aan De Vries, met de mededeling dat de functie inmiddels was vergeven.

In 1973 besloot De Vries zijn bezigheden niet langer te fotograferen. In een ingelijste tekst schrijft hij over de keren dat hij zich verraden voelde door beeld dat op foto of film was gevangen: ‘Ik wil me niet meer met zulke wezenloze dingen bezighouden, als toch telkens blijkt dat ik er niet tegen kan (ik heb geen duidelijk te omschrijven kriterium van wanneer er nog wel foto’s gemaakt mogen worden maar ik weet/voel het wel heel duidelijk).’ Woorden zijn van zijn kunstwerken het best bewaard gebleven, misschien omdat ze in alledaagsheid samenvallen met de materie die ze beschrijven. Map na map levert dat de mooiste poëzie op. ‘De heide honigt niet ondanks een hele week met geweldig veel zon.’

Hans de Vries, Works 1968-1975, t/m 19 maart in Kunstverein, Amsterdam; kunstverein.nl