Ernst W. Veen, voormalig directeur van de Nieuwe Kerk en van de Hermitage Amsterdam: ‘Ik hoop dat ik dat nog meemaak, dat de kracht van de kunsten gaat overwinnen’

Ernst Veen is nu tien jaar met pensioen, maar tijdens een voorgesprek voor dit verhaal in een café-restaurant in Amsterdam stapt er een vrouw op ons af die zegt dat ze even wil zeggen dat ze het verschrikkelijk vindt, die hele sluiting van de Hermitage. Veen gaat er niet op in, benadrukt dat hij geen directeur meer is. Maar de betrokkenheid van de mensen bij zijn levensproject, de oprichting van een Amsterdamse tak van de Hermitage in Sint-Petersburg, het museum met een van de breedste collecties ter wereld, is groot. De Stichting Vrienden van de Hermitage, door Veen opgericht in 1994, telt bijna vijfduizend vrienden. De opening van de Hermitage Amsterdam in 2009, met koningin Beatrix en president Medvedev, werd rechtstreeks uitgezonden op televisie. De Hermitage trok in de jaren die volgden alleen met tentoonstellingen, samengesteld uit de collectie in Sint-Petersburg, gemiddeld vierhonderdduizend bezoekers per jaar.

Tot een week of vijf geleden, op het moment dat ik Veen in alle rust spreek in zijn tijdelijke woning aan de Keizersgracht. Op 27 februari, daags na de inval van het Russische leger in Oekraïne, publiceerde de Stichting Hermitage Amsterdam een statement waarin ze de inval ‘ten zeerste’ veroordeelde. Op 3 maart, na een turbulente week waarin onder meer het Amsterdam Museum het tijdelijk onderkomen in een van de vleugels van de Hermitage opschortte, volgde de definitieve breuk met Rusland. ‘Oorlog maakt alles kapot. Zo ook dertig jaar samenwerking. De Hermitage Amsterdam heeft op dit moment geen andere keuze.’

Ja, Ernst Veen is bedroefd. Het eerste wat hij deed toen hij van de sluiting hoorde, was Michail Piotrovski bellen, sinds 1992 de directeur van de Hermitage in Sint-Petersburg, opvolger van zijn vader die tussen 1964 en 1990 aan het hoofd van het staatsmuseum stond. Die dertig jaar samenwerking uit het persbericht zijn op hun conto te schrijven. Die vriendschap gaat niet kapot. Veen heeft binnen de Hermitage geen functie meer maar houdt zijn contacten, op persoonlijke titel. ‘Je hebt samen iets opgebouwd, je gelooft in elkaar en dat is oprecht. Laat ik heel duidelijk zijn: het leed van het Oekraïense volk is het zwaarst van alles. Maar ik heb ook te doen met de Russische vrienden. Ik weet dat veel van hen anders denken dan de alleenheerser in Moskou. Ik heb ze aan de telefoon gehad, huilend. Je keert je rug niet naar hen toe, want je moet straks weer samen aan de vrede werken. Ik vind ook dat je die verantwoordelijkheid hebt naar de volgende generatie toe.’

Hij is een kind van de Koude Oorlog, Veen (1946). Zijn eerste betrokkenheid bij Rusland, naast het lezen van Russische literatuur, was zijn militaire dienst: onderdeel van het examen van de officiersopleiding was het herkennen van de silhouetten van Russische tanks. ‘Dat was huiswerk, daar moest je voor slagen, anders werd je geen officier.’ Na een afgebroken studie economie slaagde hij voor de sociale academie. Hij reageerde op een advertentie van de Nieuwe Kerk in Amsterdam, waarvoor na een verbouwing van twintig jaar een zinvolle invulling werd gezocht nu de hervormde gemeente had aangegeven er geen gebruik meer van te zullen maken. Veen werd directeur en zocht samen met een klein team naar een culturele bestemming voor het gebouw waarmee het complementair kon zijn aan alles wat de stad al te bieden had.

Het idee ontstond voor een ontmoetingsplaats met andere culturen en wereldreligies, via de kunst. Dat Veen uit een geslacht van predikanten komt – vader, grootvader en overgrootvader waren vrijzinnig hervormde predikanten – speelde bij zijn directeurschap van de Nieuwe Kerk een rol. ‘Ik ben ervan overtuigd dat wanneer we meer van elkaar weten, we elkaar ook beter begrijpen. Het verhaal vind ik het allerbelangrijkst en tentoonstellen is een verhaal vertellen middels kunst.’

Voor die kunst was de Nieuwe Kerk, zonder collectie op een schilderij van Ferdinand Bol in de directiekamer na, aangewezen op de contacten van Veen, die zich inmiddels had omringd met kunsthistorici en contacten legde met musea over de hele wereld. Er kwamen tentoonstellingen over de Hugenoten en over Zuid-Afrika, over De schatkamer van San Marco, over Duitsland, Spanje, Istanbul en Afghanistan, over het jodendom en de islam. En in 1991 schreef Veen een brief aan de directeur van de Hermitage in Sint-Petersburg. ‘De Muur was gevallen, er brak een tijd aan van glasnost en hervormingen en dat was voor mij het moment: ik moest naar de Hermitage.’ Hij kende het encyclopedische museum, onder de tsaren breed opgezet naar Europees voorbeeld met naar verluidt drie miljoen stukken in de collectie, alleen uit de literatuur. Decennialang was enige vorm van uitwisseling nauwelijks mogelijk geweest.

Hij vroeg de directeur concreet om een rondreizende tentoonstelling, Het rijk der Scythen, en daarnaast spraken zij over een plan om stil te staan bij het bezoek van Peter de Grote aan Amsterdam, in 1997 driehonderd jaar geleden. ‘Ik viel als een blok voor de schoonheid van de Hermitage, van de kunst en van de zalen die samen 21 kilometer beslaan. Maar ik ben ook een strateeg. Ik zag de zorg en de liefde voor de kunstwerken, maar ook het enorm achterstallige onderhoud. De zaal met Rembrandt en de Tentzaal met andere Hollandse meesters verkeerden allebei in zeer slechte staat. Ik dacht, dat kan niet.’

In 1994 richtte hij in Amsterdam de Stichting Vrienden van de Hermitage Nederland op en onder het motto ‘Een nieuw dak voor Rembrandt’ haalde hij tweeënhalf miljoen gulden particulier geld op voor een volledige renovatie van de Rembrandtzaal in Rusland. Koningin Beatrix zou de nieuwe zaal als onderdeel van haar staatsbezoek openen, maar president Jeltsin zei op het laatste moment wegens ziekte af. Toen kwam toch de kroonprins, Veen kondigde ter plekke een volgend project aan, de restauratie van de Tentzaal vol Hollandse meesters, en maakte nog eens drie miljoen gulden los.

‘Ik heb nog nooit een roebel aangenomen en dat is cruciaal, daardoor behoud je je onafhankelijkheid’

Als dank kwamen de tentoonstellingen, na Het rijk der Scythen nog die over Catharina de Grote (met Peter de Grote in het Amsterdam Museum), Liefde uit de Hermitage en De rijkdom van Stroganoff, steeds bedacht door het team in Amsterdam in samenwerking met de collega’s in Sint-Petersburg, geput uit hun collectie. Ze trokken achthonderdduizend bezoekers, van elk verkocht kaartje ging een euro naar een fonds ten bate van restauraties van kunstobjecten daar. Een compleet succesverhaal, maar Veen zegt: ‘Voor mij was het een combinatie van die enorme collectie met de kans om naar elkaar toe te groeien, om nooit meer terug te vallen in die tijd van zorgen, angsten en verdriet.’

Ernst Veen ontkent in al die jaren van zijn directeurschap enige inmenging van politieke krachten te hebben ondervonden. ‘Ik ben een onafhankelijk mens, we leefden in een hoopvolle nieuwe tijd en je kon gewoon brieven schrijven.’ Wel waren er kwesties met de tentoonstellingen over Marokko en Istanbul, waar discussies speelden over respectievelijk de Westelijke Sahara en de Armeense genocide. Gevoelige kwesties waarbij Veen concessies deed, de grens dan maar aanpaste en het tekstbordje over de genocide liet vervallen, in de catalogus bleef het gehandhaafd. Daar was hij niet gelukkig mee, maar de kans om mensen een verhaal te vertellen won het voor hem van het sluiten van een tentoonstelling op principekwesties.

Met Rusland speelde dat niet. Als er politiek wel iets schuurde, hield hij zich afzijdig. In de jaren negentig speelde bijvoorbeeld de kwestie met de Koenigs-collectie, de verzameling die door Van Beuningen was verkocht aan nazi-Duitsland en vervolgens geconfisqueerd door de Russen. Na jaren van ontkenning gaf Moskou in 1992 toe dat de collectie zich inderdaad in Rusland bevond en Nederland voerde de druk op teruggave op. Veen herinnert zich destijds benaderd te zijn, als man met contacten, maar resoluut te hebben geweigerd. ‘Nee, daar bemoeide ik me niet mee. Ik wilde doorgaan met wat we nu aan het opbouwen waren, samen, en wat leidde tot daadwerkelijke, concrete uitwisselingen.’

Tijdens die uitwisselingen kreeg Rusland op zijn beurt te maken met drie verschillende presidenten, Jeltsin, Poetin en Medvedev, maar ook daar zegt Veen maar nauwelijks hinder van te hebben ondervonden. Dat Hermitage-directeur Piotrovski Poetin kent, is evident. Beiden komen uit Sint-Petersburg, net als Medvedev, hij behoort tot de notabelen van de stad en de Hermitage is het museum dat meer dan enig ander staatsmuseum symbool is voor het land. Maar Veen weet dat het geen persoonlijke vrienden zijn. ‘Piotrovski is een wetenschapper. Hij heeft me verteld dat hij eens gevraagd is om minister van Cultuur te worden, maar daar ligt niet zijn interesse. Hij heeft een missie met de Hermitage en die missie is de ramen open zetten, met een open blik naar de wereld.’

De relatie met Piotrovski verdiepte zich, ze maakten reizen, ze hielpen elkaar aan netwerken en tentoonstellingen, over en weer. Bij het uitpakken van de kratten voor een tentoonstelling stuitte Veen op een extra krat met daarin het schilderij De heilige familie met Engelen (1645) van Rembrandt: een ‘cadeau’ van Piotrovski voor zijn vijftigste verjaardag.

Zo kon Veen doorstomen naar zijn grootste project. In 1997 werd hem gevraagd of hij geen idee had voor een nieuwe bestemming voor de Amstelhof, het verpleeghuis aan de Amsterdamse Amstel dat vrij zou komen. Hij nodigde Piotrovski uit, voer met een boot langs de Amstelhof zoals Peter de Grote dat driehonderd jaar eerder had gedaan, meerde aan en deed in de binnentuin het voorstel voor een Hermitage aan de Amstel. Niet als satelliet van het moedermuseum, maar als zelfstandige organisatie, een voorzetting van de samenwerking zoals die bestond met de Nieuwe Kerk. ‘A crazy but a fantastic idea’, antwoordde hij.

Een jaar later viel Veen de eerste editie van de IJ-prijs ten deel en mede met dat geld kon hij een haalbaarheidsonderzoek laten uitvoeren. Het bedrag van tachtig miljoen gulden dat daaruit rolde voor de transformatie van verpleeghuis tot museum kreeg hij van het rijk, de provincie en de gemeente, als eenmalige investering met de belofte geen verdere subsidie te vragen, en van de Sponsorloterij die er nog eens elf miljoen bovenop deed voor de exploitatie. De kroonprins nam jaren voor de opening het beschermheerschap op zich.

Piotrovski zette de ramen open en ook in andere landen kwamen Hermitage-initiatieven van de grond. In 2000 openden The Hermitage Rooms in het Somerset House in Londen, een initiatief dat al in 2007 stukliep. In een interview met The Art Newspaper liet Piotrovski zich ontvallen dat het project mede politiek was geworden door de situaties rond Chodorkovski en Litvinenko, de opgesloten oligarch en de vergiftigde voormalige kgb-medewerker.

‘Het verhaal vind ik het allerbelangrijkst en tentoonstellen is een verhaal vertellen middels kunst’

Precies in die jaren werd de Hermitage aan de Amstel gebouwd. Zag Veen een bedreiging in dergelijke politieke ontwikkelingen? ‘In Londen werd de Hermitage gedropt, geparachuteerd, idem in Las Vegas. Dat is verleidelijk, helemaal als geld een rol speelt, maar het is belangrijk dat je er samen aan toe bent, met de Russen. Het zou kunnen dat in Londen de politieke situatie de druppel was, maar heel eerlijk gezegd: ons fundament was beter. Amsterdam stond als een huis.’

De feestelijke opening van de Hermitage Amsterdam op 19 juni 2009, midzomernacht, stond compleet in het teken van verbintenis. Op een ponton in de Amstel vertolkte de kapel van de Koninklijke Marine Schilderijen van een tentoonstelling van Moessorgski, Hans van Manen had een ballet geschreven. President Medvedev was er met een delegatie ministers en naast koningin Beatrix was bijna het voltallige Nederlandse kabinet present.

Amnesty International was er ook en aan de overkant van het water hing een spandoek met een foto van de Russische journaliste Anna Politkovskaja, vermoord in 2006, met de tekst: ‘Wie in Rusland niet zwijgt, is vogelvrij.’ Elders in de stad hingen regenboogvlaggen. Voelde Veen zich aangesproken? ‘Ik ben het gewoon met Amnesty eens. Daar is geen twijfel over. Ik heb dat spandoek gezien, ik vond het goed dat ze er waren. Dat is de vrijheid in een democratie.’

Hoe ziet hij dan die fundamentele verschillen in vrijheid en rechten, in relatie tot het mooie wat kunst heeft te bieden? ‘Het is natuurlijk waanzinnig dat er in Rusland geen gay people zouden zijn, natuurlijk zijn die er. Dat idee is van bovenaf opgelegd, daar heb je het met je vrienden over en daar staan we op hetzelfde front.’ Nee, hij voelde zich nooit moreel bezwaard, opereerde in het belang om de relatie uit te bouwen, meer contact te hebben, meer te kunnen bespreken. ‘Dat zal hopelijk uiteindelijk zijn uitwerking niet missen.’

In 2011 ging Veen met pensioen. Nog altijd zonder collectie wendde hij zich tot Wim Pijbes, toen directeur van het Rijksmuseum, voor een afscheidscadeau aan Piotrovski, die net als zijn vader directeur zal blijven tot zijn dood. Voor zes weken ging De liefdesbrief van Johannes Vermeer naar de Hermitage in Sint-Petersburg.

In een interview met Veen bij de opening van de Hermitage Amsterdam werd hem gevraagd of de onderneming in Nederland niet riskant was, met de lange tentakels van de Russische staat. Hij antwoordde toen van niet. Nu zegt hij: ‘Uitgangspunt van de Hermitage was dat het een Nederlands initiatief was. We wilden wetenschappelijk presenteren, vanuit de collectie, er werd ons niks opgelegd. Ik heb nog nooit een roebel aangenomen en dat is cruciaal, daardoor behoud je je onafhankelijkheid. Wij voelden geen tentakels.’

Door de jaren heen verslechterde de relatie tussen Nederland en Rusland. Er was het desastreuze vriendschapsjaar in 2013, de annexatie van de Krim in 2014, de MH17. ‘In mijn tijd, en ook toen ik wegging, zeiden we: de kunst moet blijven doorgaan. Zorg dat er beweging blijft op de brug van West naar Oost en van Oost naar West.’ Dat het krachtenveld met de oorlog in Oekraïne dusdanig is verschoven dat een Nederlandse plek als de Hermitage Amsterdam toch als een verlengstuk van Rusland wordt gezien, begrijpt hij. ‘Je moet laten weten: dit keur je af. Het besluit om voor even de banden af te snijden, is goed. Maar ik spreek liever van “bevriezen” want je hoopt dat het goed komt, en dat is wederzijds.’

De Hermitage Amsterdam is nu omgedoopt tot Dutch Heritage Museum, met het Amsterdam Museum dat zijn intrek in het gebouw nam en Vermeers Het melkmeisje van het Rijksmuseum als publiekstrekker op zaal. Het museum zonder collectie bezint zich op de toekomst. Maar de huidige directeur Annabelle Birnie stelde in de krant heel principieel te zijn in het verbreken van de banden.

Als dat definitief zou zijn, zegt Veen dat te betreuren. Vooruitlopend op een hoopvolle toekomst verwacht hij dat de moeilijkheid van een herstel in Nederland ligt. ‘Piotrovski wil dat meteen, maar hier zijn we teruggeworpen in onze relatie tot Rusland. Rusland bleek onbetrouwbaar, Rusland kan onverwacht en gevaarlijk zijn. Het vraagt durf om toch weer de kunst uit de Hermitage te laten zien. Maar wanneer je de historische verhalen vertelt en de kwaliteiten en schoonheid van de kunst laat zien, dan komen de mensen weer. Het is net als met Russische muziek, die wil je horen, de prachtige Rachmaninov of Tsjaikovski, daar ga je weer naar luisteren. Ik hoop dat ik dat nog meemaak, dat de kracht van de kunsten gaat overwinnen.’