Sjanghai wil opnieuw de Wall Street van Azie herbergen. De opening van een effectenbeurs is daarvoor een van de eerste stappen. Voorlopig huist de beurs in de danszaal van het voormalige Astor House-hotel. Ongeveer tweehonderd handelaren handelen er in aandelen van Chinese bedrijven. Nu is het nog een kleine beurs, maar de verwachting is dat zij binnen enkele decennia de grootste ter wereld zal zijn. Als voorschot daarop wordt 150 miljoen dollar geinvesteerd in een 39 verdiepingen tellend gebouw in Pudong, de nieuwe economische zone van Sjanghai.
Yang had zich ongetwijfeld beter thuisgevoeld in een rood bakstenen huis even ten zuiden van de voormalige Avenue Joffre in de Franse Concessie. Daar werd in 1921 door twaalf mensen, onder wie Mao Zedong, de Chinese Communistische Partij opgericht. In hun visie was geen plaats voor een effectenbeurs en vrijhandelszone.
In Sjanghai valt gemiddeld een straat per dag ten prooi aan de slopers. Oude houten huizen gaan plat om plaats te maken voor de hoge betonpijlers waarop de ringweg rust die de verkeersdrukte in de stad moet verminderen. De bewoners krijgen een paar dagen de tijd om hun boeltje te pakken en naar een anoniem flatgebouw aan de rand van de stad te verhuizen. De nieuwe woningen zijn veel comfortabeler dan de oude. De vierentwintigjarige Liu bijvoorbeeld woont met zijn ouders en zijn broer nog in een kamer van 25 vierkante meter. Keuken en toilet delen zij met andere gezinnen, een douche is er niet. De vijfenveertigjarige Zhang is tevreden over de moderne voorzieningen in zijn nieuwe flat. Hij doet er nu echter wel twee uur over om met het openbaar vervoer naar zijn werk te komen, terwijl hij er vroeger binnen twintig minuten naar toe fietste. “Mensen gaan van een straat vol leven naar een high- rise in de buitenwijken”, zegt Harmen Dubbelaar, de Nederlandse manager van het Garden Hotel. “Men creeert hier een aantal Chinese Bijlmers. Dat is niet alleen maar positief. De sociale structuur verandert.”
Neem Pudong, aan de overzijde van de Huangpu, zoals het laatste stukje van de machtige rivier Jangtse heet. Waar vijf jaar geleden alleen maar rijstvelden waren en wat verouderde fabrieken, staat nu een stad met een miljoen inwoners. In heel Pudong staan inmiddels 159 gebouwen van meer dan twintig verdiepingen, meldt Hu Wei, directeur van het gebied, trots. “We willen het financiele en handelscentrum van Azie worden”, vervolgt hij zonder blikken of blozen. Dat zou Sjanghai haar positie van de jaren dertig teruggeven. Toen nam de stad met een procent van de Chinese bevolking twintig procent van de Chinese industriele produktie en twee derde van de Chinese buitenlandse handel voor haar rekening.
De infrastructuur wordt met het oog op die ontwikkelingen groots aangepakt. Sinds 1990 verrezen hier twee bruggen die tot de grootste ter wereld behoren. De 423 meter lange Nanpu Brug was in drie jaar klaar, aan de 602 meter lange Yangpu Brug is nog geen tweeeneenhalf jaar gewerkt. Tot aan de eeuwwisseling is een extra bedrag van 13,5 miljard renminbi (2,7 miljard gulden) uitgetrokken voor infrastructurele projecten. Daarvan wordt een metrolijn onder de rivier gelegd en worden veertig havens gebouwd waar schepen tot tienduizend ton terecht kunnen. Tegen het jaar 2000 zal het grootste vliegveld ter wereld zijn poorten openen, waarvan de capaciteit moet oplopen tot tachtig miljoen passagiers per jaar. Dat is bijna vier keer zoveel als het huidige Schiphol verwerkt en meer dan het dubbele van Atlanta, nu de drukste luchthaven ter wereld.
De megalomanie heeft een keerzijde. Een crash op de onroerend-goedmarkt lijkt onontkoombaar. In 1998 zal er in Pudong 1,65 miljoen vierkante meter aan kantoorruimte zijn bijgebouwd. In de rest van de stad is ongeveer 2,1 miljoen vierkante meter in aanbouw. In 1993 was er in heel Sjanghai vraag naar niet meer dan 36.000 vierkante meter. Die vraag zal moeten verhonderdvoudigen, wil de bel niet uiteenspatten. De huurprijzen voor kantoren zijn in Sjanghai hoger dan die in Tokyo of New York. “Dat kan niet zo blijven”, zegt Bokke Veltkamp, vertegenwoordiger van de Rotterdamse Kamer van Koophandel. “Er is al leegstand. Maar de onroerend-goedhandelaren hebben dat nu liever dan dat ze slecht betalende huurders accepteren.”
“Als je naar Sjanghai kijkt, zie je iemand die je dierbaar is, zichzelf kapotmaken. Blinde hebzucht vernietigt de natuurlijke voordelen van Sjanghai”, zo wordt de Amerikaanse advocaat Norman Givant geciteerd in Doing Business in China. “Ze denken dat ze steeds hogere prijzen kunnen vragen en ze breken links en rechts contracten.”
PAS EIND 1989 kreeg Sjanghai het groene licht om weer voorop te lopen in de modernisering van China. Het land had behoefte aan een nieuwe impuls nadat het door het bloedig neerslaan van de volksopstand in juni 1989 in een isolement was beland. Daarbij speelde Deng Xiaopings wantrouwen ten opzichte van Hongkong een grote rol. Deng denkt dat Sjanghai gemakkelijker onder de duim is te houden dan de Kantonezen van Hongkong na 1997.
De concurrentie tussen Sjanghai en Hongkong is groot. Sjanghai wil graag de positie van Hongkong overnemen als poort naar China. “Pudong ligt waar de Jangtse en de zee bijeenkomen”, zegt directeur Hu. “Het wordt de poort naar China.” De verwachting is dat er binnen een paar decennia plaats zal zijn voor meer poorten. In de Verenigde Staten loopt tenslotte ook niet al het handelsverkeer via New York.
“De Sjanghainezen voelen dat er een concurrentieslag is met Hongkong”, aldus Veltkamp. “Ze realiseren zich dat ze voor de revolutie belangrijker waren. Ze zien wat Hongkong nu is. Ze beseffen dat ze dat ook hadden kunnen zijn.” Steden als Hongkong en Taipei waren nooit rijk geworden zonder de exodus vanuit Sjanghai na 1949.
Met zijn 14 miljoen inwoners vormt Sjanghai een aantrekkelijke markt en bovendien behoort het inkomen per hoofd van de bevolking er tot de hoogste van China. Een paar Chinezen zijn puissant rijk. Volgens media-broker Tom Bus rijden er in Sjanghai inmiddels vier Rolls Royces rond, een Ferrari en een “stretched” Rolls. Op de zes nieuwe golfbanen wordt grif 80.000 dollar neergeteld voor een lidmaatschap, meer geld dan de meeste Chinezen in hun hele leven zullen verdienen. Wie het breed heeft, laat het in China graag breed hangen.
Cafes zijn een nieuw fenomeen in de stad. “Toen ik in 1991 met de boot aankwam uit Hongkong”, vertelt Bus, “leverde mijn zoektocht naar een cafe-achtig iets niets op. Je had alleen een paar hotelkroegen. Nu wordt er elke week wel een cafe geopend.” Een van de bekendste kroegen in Sjanghai is Judy’s. De kroegbaas is een vrouw die zichzelf, net als veel andere jonge Chinezen, een Engelse naam heeft gegeven. Zij heeft uitstekende connecties. Haar vader werkt bij de politie, het gebouw is eigendom van het leger. Ook de Engelsman Michael Cakebread heeft een belang in de zaak. Hij verliet Engeland vanwege “Harold Wilson en de vakbonden” en werkte daarna in Hongkong en Zuid-Afrika. Bij Judy’s kost een pint dertig yuan, omgerekend bijna zes gulden. Dat is voor de meeste Chinezen onbetaalbaar. De welvarende Sjanghainezen weten echter de weg te vinden naar Judy’s Italiaanse avonden en Beierse feesten. In het midden van de zaak ligt een dansvloer, in de nissen langs de muren zitten westerse toeristen en zakenlieden met Chinese prostituees, zo weet een ervaren Franse bezoeker te melden.
Op zoek naar de nieuwe rijkdom struikelen de buitenlandse handelsmissies over elkaar. Premier Kok verbleef in juni een dag in Sjanghai tijdens zijn zesdaagse reis naar China. Hij sliep er in het Garden Hotel. “Voor mij was dat een hele gebeurtenis”, vertelt Dubbelaar. “Staatsgasten zijn de bekroning op je werk. Als ik daar dan bij de deur sta, de rode loper uit en de Nederlandse vlag gehesen, krijg ik tranen in de ogen.”
Behalve Kok waren ook Balladur, Juppe, Kohl en Murayama Dubbelaars gast.
TIEN JAAR GELEDEN kwamen er nauwelijks buitenlandse investeerders naar de stad. Wel stroomden de toeristen toe, op zoek naar de nostalgie van de roaring twenties, zich vergapend aan de art deco-pracht, achtergelaten door de internationale enclaves. In de jaren twintig en dertig was Sjanghai het economische, politieke en culturele hart van China. De inwoners lazen kranten als de Shanghai Mercury, L’‘Echo de Chine en Der Ostasiatische Lloyd. De schrijver Lu Xun was de voorman van een brede en actieve gemeenschap van intellectuelen.
Aldous Huxley toonde zich in 1926 erg onder de indruk van de stad. “Each individual Chinaman has more vitality than each individual Indian or European. Or perhaps it is the vitality of the social organism - a vitality accumulated and economized through centuries by ancient habit and tradition. So much life, so carefully canalized - the spectacle of it inspires something like terror. All this was going on when we were cannibalistic savages. It will still be going on long after we in Europe have simply died of fatigue.”
Het mooiste monument uit die tijd is de Bund, de oever van de Huangpu met schitterende fin-de-siecle-architectuur. “Dit is een van de grootste architectuurmusea ter wereld”, zegt Bokke Veltkamp. “Wij zien hoe uniek dit is. De Sjanghainezen hebben daar minder oog voor. Ze slopen te snel.”
Onder in het sjieke Cathay Hotel, op de hoek met Nanking Road, hield van 1903 tot 1921 de Nederlandsche Handelsmaatschappij kantoor. Rechtsopvolger ABN Amro is er trots op terug te zijn op die plaats. In het bankkantoor prijkt een portret van Beatrix en Claus op een plek die waarschijnlijk ooit werd gesierd door de beeltenis van Mao.
Het Palace en het Cathay Hotel vormen tegenwoordig samen het Peace Hotel. Van buiten is het gebouw prachtig, van binnen is het vergane glorie. Het eten in de fameuze Dragon- en Phoenix-hal is van matige kwaliteit. Het plafond vertoont draken en phoenixen, de symbolen van de keizer en keizerin, naar het voorbeeld van deuren in de Verboden Stad te Beijing. Het plafond overleefde de Culturele Revolutie doordat de hotelbaas er houten platen tegenaan had gespijkerd. De Old Jazz Band van het hotel is een curiosum dat geen toerist mag missen. Zelfs premier Kok waagde er een dansje met zijn echtgenote. Het verhaal gaat dat de band, die bestaat uit zestigers, stiekem heeft doorgeoefend tijdens de Culturele Revolutie, toen Amerikaanse jazz tot de verboden uitingen hoorde. Hun muziek klinkt alsof ze daarna abrupt zijn gestopt met repeteren.
Het hotel werd neergezet door sir Victor Sassoon, wiens familie halverwege de negentiende eeuw vanuit Bagdad naar China trok. Sassoon was een van de leden van de grote joodse gemeenschap in Sjanghai. Na de golf uit Bagdad volgde in 1917 een stroom immigranten uit Rusland en tussen 1933 en 1941 een uit Duitsland. In 1939 woonden er 20.000 joden in Sjanghai, die zeven synagogen tot hun beschikking hadden. Ze begroeven hun overleden familieleden op vier begraafplaatsen. De synagogen zijn vernield of hebben een andere bestemming gekregen. De begraafplaatsen zijn tijdens de Culturele Revolutie verwoest en omgeploegd. Alleen het graf van Sassoon is nog intact.
Even verder ligt het Customs House uit 1927. Volgens de Chinezen heeft de klokketoren die het Customs House bekroont het aantal branden in Sjanghai doen afnemen; doordat de klok elk kwartier luidde, meende de God van het Vuur dat er zoveel branden in de stad woedden dat hij er geen meer hoefde te sturen. Tijdens de Culturele Revolutie werd de klok helaas vervangen door een luidspreker die onvermoeibaar Het oosten is rood ten gehore bracht.
METEEN ACHTER DE Bund beginnen de groene lanen met de koloniale huizen van de voormalige Franse Concessie en de Internationale Vestiging. Sjanghai “werd gedwongen zich open te stellen na de Opiumoorlogen, toen de westerse kapitalistische machten China concessies afdwongen en China van zijn soevereiniteit beroofden”, zo staat het bij de ingang van het Historisch Museum van de stad politiek correct verwoord. “Sjanghai werd veranderd in een bolwerk van westerse agressie tegen China en het volk leed onder vernederingen en enorme ontberingen. Maar Sjanghai was de afgelopen honderd jaar ook een schitterende arena van revolutionaire strijd, waarin generaties van edele idealisten zich hebben verzet tegen agressie, hervormingen hebben bepleit, de industriele opbouw bevorderden en de revolutie hebben verspreid.”
De Franse couturiers huisden aan de Avenue Joffre en de Britse warenhuizen hadden domicilie gekozen aan Nanking Road (Nanjing Lu). Nog steeds zijn Huahai Lu en Nanjing Lu de grootste winkelstraten. De Number One Department Store op Nanjing Lu is het grootste warenhuis van de stad, met naar eigen zeggen 150.000 bezoekers per dag.
Op het huidige Volksplein was in de koloniale tijd de paardenrenbaan. Het plein heeft een ware metamorfose ondergaan. Tien jaar geleden lag er nog de immense betonvlakte, waar in de jaren zestig en zeventig honderdduizenden Rode Gardisten paradeerden. Nu ligt er een voor Chinese begrippen zeldzaam smaakvol plein van grijze natuursteen met rode strepen. Het wordt geflankeerd door het prestigieuze, twintig verdiepingen hoge gemeentehuis, het gloednieuwe museum en een anonieme toren waarin het Office of International Communications huist.
Midden op het plein is een ronde kuil waarin kinderen zitten te spelen. Wanneer er een stem klinkt uit de luidsprekers, komen ouders aangesneld om hun kroost weg te grissen. Even later spuit een fontein boven de net nog droge kuil. Het water geeft aanleiding tot nieuw vermaak, nu voor de volwassenen; zij proberen zich tussen de stralen door naar het midden te manoeuvreren en zich daar, eenmaal droog aangekomen, te laten fotograferen. Kicks voor niks op zondagmiddag.
DE GLORIETIJD van Sjanghai wordt tegenwoordig geromantiseerd. De regisseurs Zhang Yimou en Chen Kaige hebben net films gedraaid die in die tijd spelen. In die romantiserende films is geen plaats voor de notie dat de jaren twintig en dertig voor de meeste Chinezen een keiharde periode waren. In feite heerste in Sjanghai een apartheidsregime. Gewone Chinezen mochten niet in de clubs en parken komen; de “oude stad”, waar de straten twee armslengten breed waren, was hun domein. In de Concessie daarentegen waren de lanen breed en de huizen ruim. Alles kon en alles mocht daar. Na copieuze diners werd een opiumpijpje gestopt, terwijl de sing-song girls voor andere geneugten zorgden. Gangsters, politiemensen en gemeentefunctionarissen konden het goed met elkaar vinden. Geld en de juiste connecties waren een stuk belangrijker dan de wet.
De jaren negentig zijn voor een deel een kopie van die tijd. Rijkdom en guanxi, “achterdeuren”, maken alles mogelijk. “De vercommercialisering is heel snel gegaan”, zegt Veltkamp. “Als we nu van het vliegveld naar de stad willen met een politie-escorte, dan kan dat. Op een of andere manier is iedereen commercieel bezig.” De corruptie neemt daarbij epidemische vormen aan: “Het is een systeem waarin mensen geld naar elkaar schuiven, waarvan je als buitenlander niets begrijpt.” Ook Bus ziet Sjanghai als “de meest kapitalistische society die ik ken. Jonge mensen willen hier alleen geld verdienen. Ze lachen om de communistische ideologie.”
Het grote verschil met de glorietijd is het gebrek aan cultuur in het nieuwe Sjanghai, meent Tang Zhenchang van de Academie voor Sociale Wetenschappen van Sjanghai. Cultuur wordt in de stad financieel genegeerd en politiek onderdrukt, zo zegt hij in The Economist. De stad heeft kritische geesten nodig die ervoor zorgen dat er een beetje lijn in de ontwikkelingen zit. In het Sjanghai van voor de revolutie kregen dergelijke critici volop de ruimte. Tegenwoordig wijdt iedereen zijn geestelijke vermogens alleen nog aan het zo snel mogelijk verdienen van zo veel mogelijk geld.