Het moet een zware teleurstelling zijn voor degenen die verwachtten dat ‘geloofwaardige’ militaire dreigementen de opmars zouden stoppen. Hier bleek weer dat dreigen veel sterker werkt als je er geen uitvoer aan hoeft te geven. Want dan worden de beperkingen van het dreigement zichtbaar en weet de tegenpartij precies waar hij aan toe is. In het geval van Gorazde was het maar al te duidelijk dat de luchtaanvallen niet zouden worden gevolgd door een meer omvattende militaire actie. De Servische politici bleken de zaak weer goed te hebben ingeschat toen zij zich van de dreigementen niets aantrokken.
Het is echter te gemakkelijk de tragedie van Gorazde geheel toe te schrijven aan de verwarring van de Navo-generaals en de VN-functionarissen. De generaals hebben op een punt een realistischer kijk dan de politici die immers proberen zowel tegemoet te komen aan verschillende belangen als aan de sentimenten van het grote publiek: het gevaar van een oorlog zonder einde. Zonder een duidelijk politiek doel waar militaire actie toe zou moeten leiden, heeft zo'n actie geen zin.
Na de spectaculaire resultaten van het VN-ultimatum van februari van dit jaar toen de Serviers hun kanonnen bij Sarajevo weghaalden verwachtten waarnemers dat er druk zou worden uitgeoefend op de regering van Bosnie-Herzegovina om een compromis te accepteren. Niet lang daarna gebeurde dat ook, in de vorm van de overeenkomst van Washington. Hoewel daarbij de nadruk lag op het staken van de vijandelijkheden tussen moslims en Kroaten, was een van de belangrijkste implicaties een stilzwijgende erkenning van de Servische veroveringen: 51 procent van het grondgbied voor de moslims en Kroaten betekent immers een erkenning van de Servische heerschappij over de overige 49 procent.
Mogelijke illusies over een multi-etnische federatie die alle drie de gemeenschappen zou omvatten, worden onderuitgehaald door twee feiten. Ten eerste toont het plan voor een confederatie van Bosniers en Kroaten aan dat er nooit serieus rekening mee is gehouden dat de Serviers zouden meedoen. En ten tweede zou een federatie tussen twee strijdende, vijandige etnische gemeenschappen in geen geval hebben gewerkt. Inmiddels is de term Bosnier geheel gereduceerd tot Bosnisch-etnische moslims. De Servische militaire leiders reageerden met een poging hun posities te verbeteren door gebieden die ze nog niet hadden bezet, aan te vallen, vaak met de wapens die ze net hadden teruggetrokken uit Sarajevo. Ze voelden zich zeker van hun zaak toen ze hun aanval op Gorazde begonnen.
Zo gezien hebben de Serviers slechts de stilzwijgende overeenkomst uitgevoerd. De verantwoordelijke Navo- en VN-functionarissen kunnen zeggen dat ze alles hebben gedaan wat ze konden en de Bosnische moslimleiders hebben een grond om van het Westen te eisen dat het zijn beloften nakomt ten aanzien van het gebied dat op het ogenblik in Servische handen is.
Nog voor de oorlog in Bosnie-Herzegovina uitbrak, hebben mensen die de zaak van de vrede aan het hart ging gewaarschuwd dat alleen een internationaal protectoraat het land voor een gewapend etnisch conflict zou kunnen behoeden. Deze oplossing had een enorme betrokkenheid vereist van de ‘internationale gemeenschap’ en zou zeker ook kostbaar en riskant zijn geweest. Het gevolg van het gebrek aan politieke wil om de Bosniers te helpen over hun angsten en vijandelijke gevoelens heen te komen en vervolgens op eigen kracht een politieke oplossing te vinden, was dat er van buitenaf politieke oplossingen werden aangedragen. Die waren allemaal gebaseerd op een verdeling langs niet-bestaande etnische grenzen. Dat was kennelijk minder kostbaar en riskant. Gorazde en andere plaatsen laten zien wat de werkelijke prijs is van de gekozen aanpak. Kennelijk is deze prijs aanvaardbaar voor het Westen zolang degenen die hem met hun levens betalen ‘alleen maar’ Bosniers zijn.