Veel sportschooljongens met blote bovenlijven in minuscule slipjes, mannelijke diva’s met wapperende stola’s om de nek en veren hoofdtooien die de aanstellerigste tropische vogels doen verbleken, mannen en vrouwen in strakke T-shirts met knalroze of zilveren pruiken op het hoofd, en telkens weer de ingestudeerde danspasjes en het gezwaai met de regenboogvlag. Het was afgelopen zaterdag de vertrouwde homoseksuele Armada die, voor de dertiende keer, door de Amsterdamse grachten voer. Er waren de extravagante boten van de homodisco’s en gay datingsites, er waren volop boten van belangenbehartigers, van het COC tot Amnesty International, van de GG&GD (met een oproep tot een gratis hepatitistest) tot het Aidsfonds, er was de ‘trotse lesboot’, en er waren de gelikte maar kuise boten van het bedrijfsleven. Op woonboten trokken de bewoners de prosecco open en lieten oesters aanrukken, provincialen kochten net als op Koninginnedag hun blikjes Heineken om de hoek en toeristen wachtten geduldig op hun plaatsje op de eerste rang. Natuurlijk werd er vanaf de wal naar de opvarenden gejoeld, geklapt en geflirt en natuurlijk wierpen de vaste toeschouwers de vraag op of deze aflevering van de homoparade niet opnieuw ‘truttiger’ was dan de vorige. Het was, kortom, business as usual.

Nu ja, dat was het niet helemaal. In 2001 was er de nodige aandacht voor meevarende Marokkaanse, Egyptische en Turkse homo’s en vorig jaar zorgde een boot met minderjarige ‘holebi’s’ voor ophef, maar nog nooit haalde de boottocht die de homo-emancipatie viert zo veel publiciteit. Nog nooit monsterden ook zo veel politici aan. D66 en GroenLinks voeren al langer mee en Rita Verdonk liet zich een jaar geleden bejubelen als nichtenmoeder, maar nu liet burgemeester Cohen zich voor het eerst met een aantal wethouders inschepen en zette minister Plasterk een heuse regeringsboot in, met maar liefst vijf PVDA-bewindslieden erop. Na Shell, IBM, TNT en ING heeft, zo schreven de kranten, de politiek de homo definitief ontdekt. Homo’s zijn hot.
Het is sympathiek dat politici zich zo massaal achter de homoseksuelen scharen. Er was van tevoren wel wat gemopper en geschamper te horen op de ‘overdreven aandacht’ van Plasterk en de zijnen voor het frivole homofestijn, en op de ochtend van de parade had minister Van Middelkoop op de radio de prominente aanwezigheid van de PVDA’ers ‘een beetje provocerend’ genoemd, maar het zwaaien van de meevarende politici was er niet minder uitbundig om.

De vraag is waarom homoseksuelen juist nu allerwegen worden omhelsd. Eén simpel antwoord werd de afgelopen dagen al gegeven: de omhelzing is lucratief. Voor het bedrijfsleven omdat homo’s, veelal tweeverdieners, veelbelovende consumenten zijn. Voor politici omdat de ‘gay vote’ niet onaanzienlijk is. Zoals trendwatcher Adjiedj Bakas het in Het Parool verwoordde: ‘Homokiezers geven vaak net de doorslag.’ En juist de PVDA heeft door de kabinetsverbintenis met de christenen voor homo’s een bleek gezicht gekregen. Van de lezers van de Gay Krant zou nu slechts acht procent op de sociaal-democraten stemmen, waarmee ze een magere zesde plek innemen, ver na D66 (22 procent) en Rita Verdonk (19 procent). Maar zo veel uit de kast gehaald voor die paar procent van de bevolking? Dat is niet echt overtuigend.
Het is meer nodig dan ooit, zeiden de politici in aanloop naar de parade, en de kranten zeiden het hen tot in hun hoofdcommentaren na. Volgens Plasterk was de emancipatie van homo’s nog niet afgerond en Cohen wees op het toenemende geweld tegen homo’s. De nieuwe consensus werd kernachtig uitgedrukt in het hoofdcommentaar van NRC Handelsblad: ‘De intolerantie is er. Zij lijkt zelfs te groeien.’ ‘Het gaat’, stelde Plasterk, ‘om een authentieke strijd om vrijheid en gelijkheid. Dat raakt mij persoonlijk.’
Zo bezien is niet zozeer dat luttele percentage homostemmen in het geding, maar gaat het om iets veelomvattenders, om niets minder dan de homo als symbool. De homo als verzinnebeelding van individualisme en vrijheid; in een intolerante tijd symboliseert hij de tolerantie. Bedrijven die homovriendelijk zijn, laten zien dat ze modern zijn, ruimdenkend, grootsteeds, hip. Politici die, zoals het heet, ‘solidair’ zijn met homoseksuelen profileren zich als verlicht en progressief. Homorechten zijn al lang niet meer enkel en alleen bestemd voor homo’s, ze gaan over de ontworsteling aan vanzelfsprekendheden en tradities, dat hebben de progressieve politici goed begrepen. Van Middelkoop van de ChristenUnie noemt de ‘claim’ (zijn woorden) van de sociaal-democraten op de homo-emancipatie dan ook terecht ‘demonstratief’. Homoseksualiteit bleek rond de grachtenparade een probaat middel om de eigen progressiviteit te onderstrepen. Een soort lakmoesproef, waaraan CDA en CU niet voldeden. Van Middelkoop viel op de radio door de mand: ‘Mentaal en cultureel sta ik heel ver af van deze cultuurexpressie.’ Ook CDA-staatssecretaris Jack de Vries van Defensie doorstond de proef niet. Hij verbood militairen om in uniform mee te varen, ook niet op Plasterks regeringsboot, omdat ‘de waardigheid van het uniform’ gerespecteerd moet worden.
Maar is die ‘solidariteit’ met homoseksuelen echt meer nodig dan ooit? ‘Meer dan ooit’ klinkt in ieder geval behoorlijk omineus. Neemt de intolerantie werkelijk hand over hand toe? Ook dat is zeer de vraag. Over de toename van geweld tegen homo’s valt bijvoorbeeld niet zo veel met grote stelligheid te zeggen, domweg omdat er geen landelijke cijfers over zijn. Tot voor kort werden ‘homofobe incidenten’ niet apart geregistreerd en zelfs als er ogenschijnlijk sprake is van een toename van de aangiften in bijvoorbeeld Amsterdam zegt dat niet veel, omdat er nauwelijks betrouwbaar historisch vergelijkingsmateriaal is. Alle media-aandacht voor antihomoseksueel geweld kan bovendien tot extra aangiften leiden.
En de oplopende intolerantie? Gewoon doen, het laatste rapport van het SCP over de acceptatie van homoseksualiteit in Nederland uit 2006, durft daar geen onomwonden uitspraken over te doen. Sterker nog, het rapport bevestigt dat de Nederlanders nauwelijks moeite hebben met homoseksualiteit, dat Nederland het meest homovriendelijke land ter wereld is. Wat cijfers: in 1970 stemde nog 24 procent van de bevolking in met de uitspraak dat homoseksuelen eens flink moeten worden aangepakt; in 1992 was dat zes procent. In 2004 vond zes procent van de Nederlanders dat homoseksuelen niet vrij moeten zijn om hun leven te leiden zoals ze dat willen – vergelijk dat met de Hongaren (dertig procent), Polen (ruim 35 procent) en Oekraïeners (meer dan veertig procent).
Niet dat het SCP geen adders ziet onder het gras. Vooral de situatie in het onderwijs baart zorg, omdat steeds meer leerlingen negatief denken over homoseksualiteit. Er zijn dan wel geen cijfers die hardmaken dat Nederland onveiliger is geworden voor homo’s, het gevoel van onveiligheid is wel fiks toegenomen. En allochtonen, met name Marokkanen en Turken, moeten een stuk minder hebben van homoseksualiteit dan autochtone Nederlanders. Zeker dat laatste is zorgwekkend, omdat de houding van allochtonen ook belangrijk is als het gaat om veiligheid en onderwijs. Maar, nuanceert het SCP ook zelf, ‘het is toch zeker niet zo dat de Nederlandse moslims in overgrote meerderheid zeer negatief zijn. Het gaat niet om een mogelijk onbeweeglijke antihouding, maar mogelijk om een ontwikkeling in positieve richting.’ Het blijkt ook uit het onderzoek: tweede-generatie-allochtonen zijn al een stuk ruimdenkender over homoseksualiteit dan hun ouders. Misschien moeten we er ook mee leren leven dat er áltijd een streng religieuze minderheid, islamitisch dan wel christelijk, zal zijn die homoseksualiteit tegennatuurlijk vindt.

Er is al met al iets merkwaardigs aan de hand met homoseksualiteit. Homoseksuelen en heteroseksuelen zijn na decennia homo-emancipatie nauwelijks van elkaar te onderscheiden in uiterlijk, levensstijl, mogelijkheden. Homo’s kunnen minister worden, zelfs van een christelijke partij, ambassadeur, bankdirecteur, wat al niet. Ze kunnen trouwen, hoeveel weigerambtenaren er ook zijn, en een gezin stichten. Ze zijn na jarenlang strijd eindelijk ‘gewoon’ geworden.
Kijk naar de grachtenparade en niet een artistieke of maatschappelijke homo-avant-garde vaart voorbij, maar Avro’s Toppop, Patrick Kluivert op de boot van René Froger, Gordon, schuiten van multinationals bemand met eender uitziende jonge vrouwen en mannen in kleurrijke T-shirts met allemaal dezelfde pay-off: ‘Personal Pride = Company Pride’. Er tuffen afvaardigingen mee uit Leeuwarden, Enschede, Haarlem en Almere. Op de vaandels staan, in het Engels, de bloedeloze beleidskreten die overal en nergens opgeld doen: Diversity, Tolerance, Inclusiveness en heel veel Pride. Homo’s zijn mainstream geworden, onherkenbaar, behalve als het homocarnaval wordt gevierd. Homostrijd goeddeels voltooid, zou je zeggen. Maar juist nu wordt de gewone homo weer als buitengewoon gezien, en wel als het symbool van Nederland als verdraagzame natie. ‘Dat heeft de homo’, schreef Stephan Sanders scherp in een column over de heiligverklaring van homo’s, ‘voor een groot deel te danken aan de K-Marokkaan, die ervoor heeft gezorgd dat Nederlanders moesten kiezen. Massaal werd er op de homo gestemd, al was het maar om van die K-Marokkanen af te zijn, en zo werd de homo zo’n beetje het geweten van de natie.’ En zo kunnen al die progressieve politici die te beschaafd zijn om te tamboereren op de superioriteit van onze cultuur toch op de bres staan voor de westerse waarden. De homo representeert ze.
In Een eensgezinde, vooruitstrevende natie, zijn oratie als hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Amsterdam, zegt Jan Willem Duyvendak iets over de Nederlandse houding ten aanzien van homoseksualiteit dat tot nadenken stemt. Vooruitstrevende opvattingen over homo’s, maar ook over echtscheiding en vrouwenemancipatie, worden door vrijwel alle Nederlanders gedeeld. De ‘waardenkloof’ tussen allochtonen en autochtonen is daardoor in Nederland veel groter dan in andere landen. Als de meerderheidscultuur van de tolerantie een ideologie maakt, kan dat echter onverdraagzaam uitpakken. Duyvendak verwoordt het als een paradox: ‘Autochtoon Nederland zet haar breed gedeelde tolerante waarden in om islamitische migranten te stigmatiseren en uit te sluiten. Hierdoor gebeurt precies het tegenovergestelde van wat wenselijk is: conservatieve krachten worden in de kaart gespeeld, liberale moslims kunnen geen kant meer op. In plaats daarvan zouden we migranten moeten uitdagen om zich verder te emanciperen.’
En het is maar de vraag of homo’s blij moeten zijn dat ze ‘hot’ zijn. Vraag het ze, en de meeste zullen als ze mogen kiezen liever gewoon zijn dan symbool.