Juiste diagnose, verkeerde prioriteiten © Jaap Arriens / NurPhoto via Getty Images

Zou er ergens op het vvd-campagnebureau een flip-over staan, zo’n reusachtig aantekeningenblok op poten, het blanke canvas van het kantoorleven, waarop tijdens vergaderingen losse ideeën worden gekrabbeld? De open brief die Mark Rutte vorige week schreef ‘aan alle Nederlanders’, waarin hij oproept ‘normaal’ te doen of anders dit land te verlaten, doet dat wel vermoeden. In dit geval is die flip-over waarschijnlijk opgedeeld in twee vakken: eentje voor normaal en eentje voor niet-normaal.

Wat onder het kopje niet-normaal terecht is gekomen, kunnen we opmaken uit de brief: iemand afsnijden in het verkeer, bijvoorbeeld. Asociaal gedrag op de weg is het allereerste wat Rutte noemt. (‘Goeie, Melanie! Iemand anders?’). ‘Gewone Nederlanders uitmaken voor racisten’ staat ook op de lijst (‘Helemaal mee eens, Halbe, die Zwarte Piet-discussie is niet meer normaal’), net als treitervloggen, vrouwen in korte rokjes ‘uitjouwen’ en afval op straat dumpen. Iedereen die zich bezondigt aan dit gedrag moet zich volgens Rutte afvragen of hij nog wel in Nederland wil blijven. ‘Doe normaal of ga weg’ is de boodschap die hij heeft voor, laten we zeggen, bakfietsouders die voorrang nemen waar ze dat niet hebben, de videojournalisten van GeenStijl die met hun roze microfoon politici achterna zitten en bouwvakkers die op een lentedag fluiten naar voorbijkomende vrouwen.

Maar natuurlijk gaat het daar niet om. Bovenstaande lezing van de brief van Rutte is opzettelijk naïef. Waar het de premier écht om te doen is, weten we sinds zijn optreden bij het televisieprogramma Zomergasten, afgelopen augustus. ‘Pleur op’ waren zijn woorden bij een filmfragment waarin Turks-Nederlandse demonstranten een journalist lastigvielen. En daarmee worden burgers opgedeeld in twee categorieën: wie Nederlandse normen met voeten treedt, wacht morele verontwaardiging en waar nodig het strafrecht. Wie Nederlandse normen met voeten treedt en in het buitenland werd geboren (of ouders heeft voor wie dat geldt) wacht morele verontwaardiging, waar nodig het strafrecht en de boodschap dat ze hier niet horen.

Rutte’s opmerking bij Zomergasten blijkt achteraf het testrondje van het ‘pleur op’-model. Inmiddels lijkt de vvd er haar politieke identiteit aan te ontlenen. ‘Er ligt slechts één vraag voor: wat voor land willen we zijn’, schrijft Rutte. Het antwoord daarop is een amorf ‘normaal’ waar de vvd – de machtigste partij van Nederland – voorbeelden bij heeft bedacht. Wie niet binnen de bandbreedte past, moet maar de koffers pakken. Voor zover politiek bestaat uit zowel strijd als compromis, is dit pure antipolitiek. Botsingen over verschillende opvattingen hoeven niet te worden uitgevochten als iedereen die afwijkt gewoon verdwijnt.

Wie het liberalisme ook in sociale zin serieus neemt, schort zijn oordeel over hoe iemand zich moet gedragen op

Er valt veel aan te merken op de redenering dat wie niet ‘normaal’ doet, hier niet hoort. Dat het hopeloos naïef is bijvoorbeeld, het streven naar een gemeenschap waarin iedereen precies dezelfde invulling geeft aan ‘normaal’. Of dat ‘pleur op’ een volstrekt holle boodschap is, zolang de vvd op geen enkele manier te kennen geeft hoe dat ‘normaal’ daarmee kan worden veilig gesteld, anders dan door een brief te schrijven met een foto van Rutte erbij. Wat dat betreft zit de vvd vast aan haar liberale beginselen. Ze gaat niet actief burgers de grens overzetten. Mensen moeten zelf besluiten weg te gaan.

Rutte’s brief is, kortom, vooral retorisch vertoon. Het is een poging om een deel van Wilders’ electoraat richting de vvd te lokken door te laten zien dat de partij vreest voor het verdwijnen van wat Nederland tot Nederland maakt. Maar in tegenstelling tot Wilders, die vol op het orgel gaat, maakt Rutte gebruik van de dogwhistle. Die term komt uit het Amerikaanse politieke debat en wordt gebruikt om retoriek met een verhulde boodschap te omschrijven. De goede verstaander weet dan wat er gezegd wordt. In Amerikaanse politiek wordt ‘inner city’ gebruikt als codewoord voor de zwarte bevolking, bijvoorbeeld. Franse politici die over ‘criminalité’ spreken, doelen daarmee vaak specifiek op het gedrag van jongeren in de banlieues. Met codetaal kunnen bevolkingsgroepen worden aangemerkt zonder dat openlijk te hoeven doen.

Uit Rutte’s hondenfluit klinkt de schrille toon van het nativisme, de politieke leer waarin staatsburgers anders worden behandeld omdat ze hier niet geboren zijn. Hier werkt dogwhistle politics als volgt: Rutte spreekt over alle Nederlanders die normaal moeten doen of anders een enkeltje buitenland moeten kopen. Voor de goede verstaander doelt hij vooral op Nederlanders van wie de wieg (of die van ouders of grootouders) elders stond. ‘Mensen die zich niet willen aanpassen’ lijkt een universele categorie, maar bij de woorden ‘pleur op’ kan iedereen voor zichzelf ‘naar je eigen land’ erbij denken. Op die manier doet Rutte een voorzet tot een tweedeling in Nederland, zonder dat hij er echt op aangesproken kan worden. Hij benoemt de twee groepen immers niet letterlijk.

De keuze voor het woord ‘normaal’ als sleutelbegrip van de vvd-campagne is ook politiek van de verkapte boodschap. Iedereen kan zijn eigen lijstje op de flip-over van de vvd krabbelen en medeburgers langs die meetlat leggen. Is er verschil? Rutte heeft het antwoord: die ander moet de biezen pakken, Nederlands paspoort of niet. Op die manier kan iedere kiezer zich even thuisvoelen bij de vvd. Totdat blijkt dat er geen beleid bestaat om ‘normaal’ af te dwingen. Totdat blijkt dat iedereen gewoon hier blijft wonen, alle abnormaliteit ten spijt.

Zal Rutte in debatten Wilders vragen op te pleuren omdat democratie en rechtsstaat hem niet bevallen?

Omdat ‘normaal’ moet dienen als poging het land te verenigen achter een gedeeld zelfbeeld, blijft de invulling daarvan oppervlakkig. Rutte noemt wat voorbeelden, zoals elkaar de hand schudden, respect tonen voor leraren en elkaar helpen in moeilijke tijden. Belangrijke normen, maar een bijbehorend politiek ideaal ontbreekt. Opnieuw struikelt de vvd over haar eigen liberalisme. Want wie het liberalisme ook in sociale zin serieus neemt, schort zijn oordeel over hoe iemand zich moet gedragen op, zolang de grenzen van de wet niet worden overtreden en zolang anderen geen schade ondervinden.

Tegelijk is Rutte’s brief een gemiste kans. De vraag waartoe hij de verkiezingen reduceert (‘wat voor land willen we zijn’) is wel degelijk van belang, zij het niet op de manier die de premier bedoelt. Zijn brief legt een worsteling bloot die momenteel in Nederland plaatsvindt. Die strijd gaat tussen twee opvattingen: aan de ene kant het vooruitstrevende ideaal dat je in Nederland mag zijn wie je wilt zijn en aan de andere kant de opvatting dat normaal eigenlijk al gek genoeg is. Tussen die twee rivaliserende gezichten van de Nederlandse identiteit, kiest de vvd voor de behoudzucht.

Dat is de grote trendbreuk. Nog niet zolang geleden stond Nederland bekend als sociaal het meest vooruitstrevende land ter wereld. Die reputatie werd vooral gevormd in de jaren negentig, toen in Nederland secularisering en ontzuiling werden voltooid en individuele vrijheid prioriteit nummer één leek. Het was de tijd waarin de vvd van vóór Rutte een stempel op het land drukte, als onderdeel van de paarse kabinetten. De tijd waarin je op je dooie akkertje kon studeren en daarna personeelschef bij Unilever werd. ‘Gaaf’ was toen een modeterm.

‘Radical liberalism’, zo omschreef de Nederlands-Britse auteur Ian Buruma die tijd in een recent artikel in The Spectator. Volgens Buruma is de huidige conservatieve wending in Nederland nauw verknoopt met die traditie. Kiezers zien zowel de vvd als de pvv als hoeders van een relaxte, liberale cultuur, die in hun ogen onder druk staat nu migranten, en met name moslims, een onderdeel van de samenleving vormen. De paradox, concludeert Buruma, is dat in de poging tolerantie en gelijkheid te beschermen, die traditie nu geweld wordt aangedaan.

In het geval van Rutte is er sprake van een juiste diagnose, maar verkeerde prioriteiten. Inderdaad gaan de aankomende verkiezingen voor een belangrijk deel over de vraag wat voor land we willen zijn. Alleen is de lijst met onderwerpen die op het spel staan veel langer dan wat Rutte er in zijn brief van maakt. Dat Nederland een ‘waanzinnig gaaf’ land is waarin individuen zich vrij voelen, komt vooral doordat er robuuste instituties zijn waarmee die vrijheid wordt beschermd: een onafhankelijke rechtspraak en een legitiem gekozen parlement. Ook een grondwet die voorschrijft dat allen die zich in Nederland bevinden gelijk behandeld moeten worden en verschillende internationale mensenrechtenverdragen waar Nederland zich aan heeft verplicht horen daarbij.

Ook op deze punten zijn er burgers die ‘ons land fundamenteel afwijzen’, om met de woorden van Rutte te spreken. Geert Wilders, zijn grootste politieke rivaal, gelooft alleen in een onafhankelijke rechtspraak en een legitieme volksvertegenwoordiging zolang die het met hem eens zijn. Zo niet, dan is er sprake van een ‘nepparlement’ en ‘neprechtbank’. Hij werd veroordeeld wegens het aanzetten tot discriminatie omdat zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak inging tegen het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie. Als de vvd serieus meent dat wie de fundamenten van de Nederlandse samenleving afwijst moet vertrekken, kunnen we verwachten dat Rutte in verkiezingsdebatten aan Wilders vraagt op te pleuren omdat democratie en rechtsstaat hem niet bevallen. De formulering kan Rutte zo uit zijn brief oplezen. ‘Doe normaal of ga weg.’

Dat laatste gaat natuurlijk niet gebeuren. De brief van Mark Rutte was een poging om aan te sluiten bij de prioriteiten van Wilders, niet om daar tegenin te gaan. ‘We zullen onze waarden actief moeten verdedigen’, schreef Rutte. De campagne duurt nog zes weken. Alle tijd om die missie alsnog echt serieus te nemen.