De Nieuw-Zeelander Mark Inglis verloor bij het bergbeklimmen beide benen. Toch hees hij zich deze week de hoogste berg ter wereld op, de Mount Everest. In plaats van lof kreeg hij bij aankomst thuis ruzie. Zijn team was een andere klimmer gepasseerd die op de berg dood lag te vriezen. David Sharp (34) raakte bij zijn derde poging om de top te bereiken bevangen door de kou. Veertig andere klimmers gingen hem voorbij zonder een hand uit te steken. Het lijkt een schok dat al die klimmers liever iemand laten doodgaan dan dat ze hun eigen «toppoging» zien mislukken. Dat het lastig is om stervende kinderen in Soedan te helpen, vooruit. Maar zelfs de meest egocentrische ethicus is niet in staat te rechtvaardigen dat je een geestverwant negeert die onder je ogen in zware problemen raakt.

Ethiek houdt bergbeklimmers dan ook absoluut niet bezig. Zo’n beklimming kost gauw twintigduizend euro per persoon, vaak meer. Dus dan wil je omhoog. Bovendien, elk jaar komen er mensen om op de berg. Het risico was Sharps eigen keus. Zijn hand vasthouden in de kou wil niet zeggen dat-ie het dan wel redt. Wellicht laat je dan samen het leven. Deze lompe redenering is de mijne niet, maar wel algemeen geaccepteerd. Wie een auto van twintigduizend euro koopt geeft ook nutteloos veel geld uit. Als je daarmee vervolgens hard over de A1 rijdt breng je niet alleen jezelf maar ook anderen in gevaar. Beide verdragen we moeiteloos, sterker, het mensenrecht om gas te geven is een betekenisgevend element van een van onze grote politieke bewegingen, de vvd.

Maller is, als je erover nadenkt, dat het een volkomen gekkenhuis is op de hoogste berg ter wereld. Er liepen veertig bergbeklimmers langs de stervende. Wie voor zijn rust de hoogte zoekt kan beter naar Vaals afreizen. Elke dag staan er handenvol echte mannen te trappelen om het definitieve gevecht met het landschap aan te gaan, to boldly go where no man has gone before, zoals het in Star Trek heet. Slechts enkele duizenden gingen hen voor. Ze dragen extreem dure uitrustingen vol stoere reclame. (Waarin Amsterdam-Zuid-advocaten vervolgens weer «sportief wandelen» rond Zandvoort of Muiden.) Al die klimmers, «eenlingen», willen zich massaal aansluiten bij het leger individualisten dat de berg bedwongen heeft. Waarom? Misschien omdat het duur is, en gevaarlijk. Ondertussen is naar boven klimmen al gewoontjes. Een Fransman snowboardde in 2001 naar beneden. Hij verdween overigens bij zijn tweede poging in 2002 voorgoed. Alles bij elkaar zien we doodsdrift toegejuicht door de commercie – voer voor cultuurpessimisten: tijdgeestziekte! Postmoderne kwaal! Stuurloze individuen op zoek naar de zin in hun leven!

Maar aan de voet van de hoogste berg ter wereld staan sherpa’s klaar om alle spulletjes omhoog te tillen. Sommige van die jongens zijn al meer dan tien keer omhoog geweest. En zo’n sherpa loopt als-ie het wil in een uurtje of twaalf naar de top – niks jaren sparen, vier keer overstappen op intercontinentale vluchten, na elke kilometer stijgen drie dagen acclimatiseren, in een gesponsord astronautenpak rondsjouwen, om daarna een grote mond op tv te geven. Gewoon weer even omhoog die berg op. Omdat-ie zijn sigaretten vergeten was. Als het Everest-beklimmen een aandoening van de tijd is, dan toch vooral een heel groot jeugdpuistje.