De bokser James J. Braddock was de «Cinderella Man», omdat zijn leven veel weg had van een sprookje, en dan ook nog een typisch Amerikaans sprookje. In de jazz-era van de jaren twintig was hij een veel belovende lichtzwaargewichtbokser met een vernietigende rechterhand. Toen kwam de Grote Depressie en Braddock raakte aan lager wal. Net als miljoenen andere werklozen le den Braddock, zijn vrouw en hun drie kinderen honger. Toen de New Deal van Franklin Delano Roosevelt aan de horizon gloorde, kreeg Braddock een tweede kans. Hij begon weer te boksen. En te winnen. Hij werd de held van de uitgemergelde onderklasse. Verwonderd keken arbeiders in steden als Jersey toe hoe hij de ene wedstrijd na de andere won. Op 13 juni 1935 stapte hij in Madison Square Garden op Manhattan in de ring tegen het monster Max Baer. In het hele land hield men de adem in. Zou er een wonder ge schieden? Zou de grote underdog winnen? Vijftien ronden later was Jimmy Braddock, de man met het sprookjesleven, kampioen van de wereld.
Cinderella Man is een film die geen goede reclame voor zichzelf is. De regisseur is Ron Howard, die pretendeert oer-Amerikaanse films te maken, maar die in de jaren negentig drakerige werken als Far and Away en The Paper afleverde en meer recent het miserabele A Beautiful Mind en de allervreselijkste western The Missing maakte. Deze films drijven op goedkope emotie en exploitatief geweld. Daarom lijkt de combinatie van Howard en het waargebeurde verhaal van Braddock op het eerste gezicht rampzalig. Maar dat is het niet.
Cinderella Man is een sportfilm waarin de romantiek van de setting alles is. De film roept twee andere sportfilms op die gesitueerd zijn in een gedroomd Amerikaans verleden: The Natural (1984) van Barry Levinson, waarin Robert Redford breed glimlachend een honkbalspeler met fenomenaal ta lent speelt, en Field of Dreams (1989) van Phil Alden Robinson, waarin Kevin Costner een boer is die beroemde honkbalspelers tot leven wekt door een honkbalveld te bouwen. In alle drie films is het verleden een geïdealiseerde locatie waarin de Depressie een vrucht bare voedingsbodem vormt voor grote helden die tegen alle verwachting in triomferen. Dat is de Grote Amerikaanse Droom.
Braddock was de ideale Amerikaan, en al helemaal bezien vanuit een hedendaagse optiek. De huidige Republikeinen zouden blij zijn geweest met hem. Slechts toen zijn kinderen halfdood wa ren, stak hij zijn trots in zijn zak en accepteerde hij financiële steun van de overheid. Later betaalde hij het geld zelfs terug. Hij geloofde in de Droom: dat je alles kunt zijn als je maar je best doet. Dat is de neoconservatieve mythe, dat is de leugen.
Maar dat geeft niet. Sportsterren zijn hoofdrolspelers in hun eigen fictieverhaal. Wij, kijkers en fans, maken hen altijd beter dan zij in het echt waren. Dat is eigen aan sport, dat is de charme ervan. Cinderella Man, net als The Natural en Field of Dreams, wentelt zich in de poëzie van sport, in het zweet en het bloed van de sportman die alles geeft, in de vreemde schoonheid van de Amerikaanse sportjournalistiek, met haar obsessie met statistieken en superlatieven, in het frenetieke drama van de toeschouwers die zo gelukkig zijn om op dat moment de eindstrijd, de alles-of-niets-strijd iets te zien dat zij hun leven lang niet zullen vergeten.
Met een subtiel lachje en een lichaam dat eruitziet alsof het toebehoort aan een echte bokser schittert Russell Crowe in de rol van Braddock. Even indrukwekkend is het samenspel tussen Crowe en zijn africhter, een prachtrol van Paul Giamatti, bekend van American Splendor.
De boksscènes zijn in beeld gebracht met een combinatie van realisme en de romantiek van oude boksstijlen en -technieken. Deze scènes halen het niet bij die in de ultieme boksfilm, Scorseses Raging Bull, maar zij komen er dicht bij in de buurt.
Te zien vanaf 15 september