
Niet klaar, niet zorgvuldig genoeg, is het oordeel van de Raad van State over de initiatiefwet Voltooid leven die d66 in 2020 indiende en die nog in stemming gebracht moet worden in de Kamer. Het advies dat voor de d66-fractie al anderhalf jaar bekend was, is nu pas openbaar gemaakt. Daarmee komt deze toch al omstreden wet politiek verder onder vuur te liggen.
Ze heeft er jaren hard aan gewerkt, oud-Kamerlid Pia Dijkstra, aan deze wet die het mogelijk maakt om zelf, als soeverein burger, vanaf 75 jaar het leven te kunnen beëindigen. Om op je eigen manier met hulp van een ‘levenseinde-begeleider’, maar zonder eerst ‘op examen’ te gaan bij een arts, te kunnen zeggen: het is mooi geweest, ik trek de stekker eruit.
Het idee van regie over je eigen dood is een typisch product van de generatie babyboomers die opgroeide in toenemende welvaart en bij wie zelfontplooiing en maakbaarheid hoog in het vaandel staan. Het burgerinitiatief Uit Vrije Wil is daar de weerslag van, zoals ook de geest van d66 ervan is doortrokken. Zij snappen niet waarom er moeilijk wordt gedaan over alleen al de term ‘voltooid leven’.
Moeilijk deden, uiteraard, de christelijke partijen, want beslissingen nemen over de start en het einde van het leven is weggelegd voor het hogere. Maar allengs rezen er meer muren, zoals van de artsenfederatie knmg. Artsen vrezen dat de wet onbedoeld ouderdom stigmatiseert en een onwenselijk signaal afgeeft: het leven van ouderen is minder waardevol dan dat van jongeren. Dat ouderen die zij in hun spreekkamer zien zich erdoor overbodig voelen. Afgedankt door de maatschappij, of hun omgeving tot last. Bovendien: er is al een solide euthanasiewet voor ondraaglijk lijden.
En artsen weten: een doodswens is vaak ambivalent en veranderlijk. Er gaat vaak ingewikkelde problematiek achter schuil, zoals sociale isolatie, eenzaamheid, armoede, en dat is ook ánders op te lossen. Vandaar dat de knmg de Raad van State vroeg om er nog eens goed naar te kijken. Terecht, want onder de term ‘voltooid’ zitten zoveel lagen van gevoelens dat we daar beter met elkaar, als samenleving, als vrienden en familieleden onder elkaar, over moeten praten.
Zo’n gesprek hoeft niet belastend te zijn, vindt filosoof en voormalig Denker des Vaderlands Marli Huijer. En hoeft ook niet per se gevoerd te worden als je oud of ziek bent. In De Groene staat zij stil bij de vraag hoe we op een goede manier zorg kunnen dragen voor de laatste levensfase en het sterven, zowel dat van onszelf als dat van anderen. ‘Als je er anders tegenaan kijkt, wordt oud en ziek zijn lichter.’
Juist nu: door de vergrijzing – een cohort van bejaarde babyboomers – zullen in de aanstaande decennia meer Nederlanders dan ooit sterven. De coronacrisis heeft iedereen geconfronteerd met onze kwetsbaarheid. Gezondheid bleek door het nieuwe virus even niet maakbaar te zijn. Het vergde solidariteit tussen jong en oud en de prijs daarvoor hebben vooral jongeren betaald.
Wat is eigenlijk het juiste moment om te sterven? Honderd jaar oud worden, zonder ziekten of gebreken, en dan pats-boem de geest geven – dat wil iedereen. Of is 75 jaar genoeg? Huijer schrijft ook: door de mindere zichtbaarheid van het sterven om ons heen, in de westerse wereld, wordt de ervaring van de dood, die ons altijd al vreemd is, nog vreemder.
In het licht van de duizenden onvoltooide levens die sneuvelen door de barbaarse invasie van de Russen aan de rand van Europa voelt de wens tot zelfbeschikking over de dood vervreemdend, decadent. De initiatiefwet blijft op de tekentafel liggen. Niet af, of nog beter: nooit voltooid.