Shiraz, Iran «Zie je die grote kledingzaak? Joods. Die winkel daar? Ook joods. De drogisterij? In handen van joden.» Niknawa geeft een rondleiding in de Karim Khan e Zandstraat, de belangrijkste winkelstraat van de stad Shiraz in Zuid-Iran. Niknawa, een soort pr-functionaris die door de joodse gemeenschap naar voren wordt geschoven bij contacten met buitenlandse journalisten, vertelt vol trots dat «wij joden de beste en meest strategische winkelpanden van de stad bezitten». In enkele zaken hangen spreuken uit de thora en er wordt Hebreeuws gesproken. Bij elke zaak die hij als joods identifi ceert, kijkt Niknawa trotser uit zijn ogen. Een paar straten verderop is zelfs een joodse lagere school.
Het is al zeven uur ‘s avonds, maar op de school is het nog een drukte van belang. Tientallen kinderen met keppeltjes rennen in het rond en bestormen het vreemde bezoek. Anderen buigen zich in groepjes over de thora. «Aan de andere kant van de straat is de school voor meisjes, hier die voor jongens», zegt Niknawa. «Overmorgen ga ik naar mijn zoon in de VS. Mijn vrouw en ik kregen binnen tien minuten een paspoort. Ons leven hier is echt niet zo moeilijk als vaak wordt gedacht.» En Israel? Kunnen ze daar ook heen als ze dat willen? Niknawa: «Dat is een verhaal apart. Het is herhaaldelijk gebeurd dat de paspoorten van Israel-gangers bij terugkomst zijn ingenomen. Velen van ons hebben een verklaring moeten ondertekenen waarin ze beloven nooit naar Israel te zullen gaan. Als die dan toch gaan, tja, dan hebben ze een extra probleem.»
Rechtstreeks contact met Israel is niet mogelijk. Niknawa kan wel bellen met zijn zoon in de VS, maar niet met Tel Aviv. Dat zou het spioneren ook wel erg gemakkelijk maken. Zijn de dertien joden die begin 1999 in Iran werden gearres teerd nu wel of geen spionnen? Niknawa: «Dat weet ik niet. Er zijn meer dan zesduizend joden in deze stad en wat die uitspoken houd ik echt niet bij. Wel weet ik dat sommigen handelen in alcohol. Daar tegen neemt de overheid keiharde maatregelen.»
Begin juli werden in Shiraz tien joden tot gevangenisstraffen van vier tot dertien jaar veroordeeld wegens spionage voor Israel. Nadat de «spionnen» in hoger beroep gingen, verminderde de beroepsrechter de vonnissen met enkele jaren zodat de zwaarst gestraften nu negen jaar moeten brommen. De rechtszaak leidde in de hele westerse wereld tot grote bezorgdheid en voedde het westerse vooroordeel van het islamitisch antisemitisme. Maar wie je van de joden ook aanspreekt, over antisemitisme rept niemand. De uitleg die je overal hoort, is dat het proces onderdeel is van de machtsstrijd tussen de liberalen (president Khatami) en de religieuzen (geestelijk leider Khamenei). De religieuzen zouden de spionnenshow hebben georganiseerd om te voorkomen dat de banden met de VS, de Grote Satan, worden aangehaald, iets wat de liberalen juist graag zouden zien. Deze interpretatie wordt ook gevolgd op de Nederlandse ambassade. «Daarom hebben we geadviseerd, na overleg in EU-verband, om er zo min mogelijk aandacht aan te besteden», zegt een bron op de ambassade. «We wilden Khamenei niet helpen met zijn anti-Amerika-politiek. Maar minister Van Aartsen wilde coûte que coûte een eigen waarnemer sturen en doorkruiste het EU-beleid. Dat wekte bij de andere EU-landen en hier op de ambassade irritaties op.»
Het is onmogelijk in Iran op eigen gelegenheid synagogen te vinden. De sjoel van Shiraz ligt in een zijstraat van de Zandstraat, schuin tegenover de kerk van de Armeniërs. Achter de poort is een binnenplaats. In de sjoel zelf zijn veertig merendeels oudere mannen aan het bidden. Het is een moderne zaal, weinig sfeervol, met tl-buizen verticaal tegen de muren geplakt. Op twee grote lichtbakken zijn menora’s geschilderd. Ik krijg direct een thora in de hand gedrukt.
Ruben (16) zit op de gemengde middelbare school (joodse middelbare scholen zijn er niet in Shiraz, alleen joodse lagere scholen) en wil daarna computerkunde gaan studeren op de universiteit. «Dit is de grootste sjoel van de stad», zegt hij. «Er zijn er nog zestien, maar die zijn kleiner.» Op de binnenplaats zitten ook groepjes vrouwen. Met hun hoofddoekjes zijn ze nauwelijks van moslims te onderscheiden. Een van hen is Rubens moeder. De vrouwen denken anders over de «spionnencrisis» dan Niknawa. «Het is een groot probleem voor alle joden in Iran. We kennen ze natuurlijk allemaal en weten zeker: ze zijn niet schuldig. We zijn bang en kunnen de gang van zaken niet verklaren. Het past niet bij de manier waarop de overheid ons in het algemeen tegemoettreedt.» De vrouw zegt dat iedereen hier het land uit wil, «liefst naar de VS». Velen gaan daadwerkelijk, maar van een exodus is geen sprake. Moeder: «Wat veel mensen tegenhoudt, zijn de rechten die ze hier hebben opgebouwd, bijvoorbeeld door tientallen jaren te hebben gewerkt als ambtenaar. Na dertig jaar krijg je een jaarsalaris extra en dat wil men niet opgeven. Dat geldt ook voor mijn man, laborant in het ziekenhuis. Wij willen graag naar de VS, maar hij niet.» Economisch en religieus gaat het de joden in elk geval niet slecht. Ruben: «De meesten hebben een winkel. En religieus wordt ons geen strobreed in de weg gelegd: alle fees ten kunnen we vieren.» Op de vraag welke kwalificatie hij aan zijn leven in Iran wil meegeven, antwoordt Ruben: «Goed. Niet heel goed, maar gewoon goed.»
Teheran Hier leven zo'n twintigduizend joden. Op de Vali Ye Asr-avenue, de duurste winkelstaat van de stad en berucht als catwalk voor mooie vrouwen, blijken de beste kledingzaken in joodse handen. In een ervan geeft een verkoper me het adres van een synagoge, een van de twintig in de stad. Het kost grote moeite die te vinden. De sjoel blijkt zich te bevinden op de derde verdieping van een enorm flatgebouw dat volstrekt onherkenbaar is als jewish object. Voor de ingang zijn moslimkinderen juist begonnen aan een partijtje voetbal. Eenmaal binnen word ik getroffen door de ruimte en de rijkdom van de inrichting: de sjoel is veel mooier en rijker dan die in Shiraz. Aan een tafel zit een groepje vrouwen te studeren. De lerares is de enige die wat Engels spreekt. «’s Middags geef ik les aan de vrouwen, ’s ochtends aan de kinderen.» Op tafel staan schalen met druiven en gebak. «We houden van Iran. Daarom blijven we. We hebben vrijheid. President Khatami houdt van de joden. Dat heeft hij zelf gezegd.»
Een van de speerpunten van Khatami’s politiek is de dialogue among civilisations, een ambitieus programma ter overbrugging van religieuze en culturele kloven in het land. Eind juli vonden in dit kader allerlei activiteiten plaats tussen moslims en Armeense christenen. De vraag is hoever de conservatieve mullahs Khatami zullen laten gaan.
«Joden in Iran zijn erg religieus», zegt een dikkige jongen van twintig. Dan pakt hij een tefelin (gebedskleed) en gebedsriemen en begint me aan te kleden alsof ik de leider ben van de Shas-partij. Ik moet de halve thora nazeggen voor hij me verder te woord wil staan. «We worden wel degelijk in onze religieuze vrijheid beperkt», zegt hij. «Zo wordt de sabbat niet erkend als vrije dag. Onze kinderen moeten gewoon naar school. Als ze niet komen, worden ze verwijderd. Zelfs de joodse lagere scholen moeten op sabbat open zijn. Ik moest op sabbat tentamen doen op de universiteit. Dat weigerde ik. Ik heb mijn studie landbouwwetenschappen moeten opgeven. Nu zit ik thuis en bestudeer de thora. Maar de regering is niet specifiek anti-joods; het betreft hier regels die gelden voor iedereen.»
De religieuze ex-student is in Israel geweest, zeven jaar geleden via de «Cyprus-route». «Je kunt Israel bereiken via Cyprus of Turkije, maar het is streng verboden. We mogen geen enkel contact hebben met Israel. Zelfs het bekijken van Israelische internetpagina’s is verboden. Wel luisteren we af en toe naar Engelse radiozenders om te horen wat er in het buitenland gebeurt.» Zijn reactie op de spionnenaffaire is typisch religieus: «Ze komen snel vrij. Als God dat wil.»
Uit de Iran Daily: «De Iranese joden hebben fel geprotesteerd tegen de misdadige pogingen van Israel en de VS de uitspraak in het spionnenproces te misbruiken om een wig te drijven tussen Iran en zijn joden. Joodse leiders verklaarden: Wij houden van Iran en zijn er een mee.» Over deze berichtgeving valt veel te zeggen, maar antisemitisch is ze niet. Steeds duidelijker wordt dat de Iranese buitenlandse politiek die wordt beheerst door de strijd tegen de Grote en de Kleine Satan (Israel), losstaat van de houding jegens de eigen joden. Pas als vermenging dreigt, bijvoorbeeld als Iranese joden naar Israel gaan, komen er problemen. Zo is het mogelijk dat joden zonder enige belemmering hun feesten vieren terwijl twee straten verderop een groot bord staat met de tekst: Israel must be destroyed. Zo was het ook mogelijk dat in mei 1998 de joodse zakenman Ruhollah Kakhodah-Zadeh in de gevangenis werd opgehangen zonder proces; volgens Human Rights Watch hielp hij joden te emigreren naar Israel.
De religieuze vrijheid van joden, alsmede die van christenen en volgelingen van Zoroaster, is grondwettelijk vastgelegd. Ze hebben ook stemrecht, maar het bekleden van belangrijke posten namens de overheid wordt ze onmogelijk gemaakt. Ook mogen ze geen leidende functies bekleden in het reguliere onderwijs. De enige religieuze groep zonder officiële status wordt gevormd door de 350.000 bahai (aanhangers van een afsplitsing van de islam), de grootste religieuze minderheid die het moeilijk tot zeer moeilijk heeft.
Schattingen over het aantal joden in Iran variëren van 25.000 tot 40.000, de helft van het aantal van voor de revolutie van 1979. De geschiedenis van de joden in Iran begint meer dan 2500 jaar geleden en heeft zijn wortels in de Babylonische ballingschap. Toen de joden na de val van het Assyrische rijk overheerst werden door de Perzen onder Cyrus de Grote (550 voor Christus), kregen ze de keuze om ofwel terug te keren naar Jeruzalem om mee te helpen aan het herbouwen van de tempel, ofwel zich te vestigen op een plek naar keuze in het Perzische Rijk. De meesten kozen voor de laatste optie. Steden als Shiraz en Isfahan, zo wordt beweerd, zijn in die dagen ontstaan als joodse nederzettingen. De joden van Iran vormen daarmee wereldwijd het oudste deel van de diaspora.
Hamedan is de oude zomerhoofdstad van het Perzische koninkrijk, driehonderd kilometer ten westen van Teheran. Hier bevindt zich de graftombe van Esther, de vrouw van de Perzische koning Xerxes I (480 voor Christus) die een belangrijke rol zou hebben gespeeld bij het overbrengen van de joden van Babylon naar Perzië. Het is een belangrijke joodse bedevaartplaats. De joodse Nadyad (54): «Er wonen nu 36 joden in deze stad. Tien families. Toen ik werd geboren, waren dat er zeventigduizend. We leven hier naar tevredenheid. Kom morgenavond maar naar onze sabbatviering.» Esthers mausoleum wordt afgesloten door een spectaculaire deur in de vorm van een massief rotsblok van tienduizenden kilo’s. Binnen staan twee grote ebbenhouten kisten, die van Esther en haar oom Mordechai, en op de muur staan de tien geboden in het Hebreeuws. Een rij stoelen voor wie wil bidden. Nadyad: «Er komen hier joden uit alle landen, ook uit Israel. Die komen het land dan binnen via Turkije.» In zijn «kantoortje» hangen, als om zijn verhaal te onderstrepen, tal van ansichtkaarten. Ook een van de Westerkerk in Amsterdam. Als ik de kaart omdraai, blijkt hij onbeschreven. Terwijl Nadyad in de tuin verdwijnt, valt mijn blik op een groot portret van Khomeini boven zijn rustbed.
De dag na de sabbat leidt Nadyad een groep Iranese toeristen, vrouwen, rond. Zijn het jodinnen? Het blijken moslims uit Tabriz. Nadyad: «Zij komen hier omdat dit een belangrijke historische plaats is, niet alleen voor joden.»
Ruim driehonderd kilometer ten zuiden van Teheran ligt Esfahan, de sprookjesstad uit Duizend-en-één-nacht waarvan Saddam Hoessein de moskeeën liet bombarderen. Ook hier is de sjoel bijna onvindbaar. Bij een joods aandoende oude horlogemaker is het raak. Hij wijst op een kleine groene deur. Ik klop aan. De deur gaat op een kier. Binnen zit een rabbi met twintig studenten. Iedereen duikt weg voor de camera. Uiteindelijk gaat een jonge vrouw het gesprek aan: «Dit is een nieuwe sjoel. Elders in de stad kun je nog mooie resten zien van de oude. Er zijn hier zo'n tweeduizend joden. We hebben niet veel problemen en kunnen alle feesten ongestoord vieren.»
Pas nadat ik alle joodse plaatsen heb bezocht, besluit ik contact te zoeken met de overheid. Ik ben benieuwd hoe ze zullen reageren als zich een Nederlandse journalist meldt die een reportage wil maken over de joden in Shiraz. Ambtenaren van het toeristenbureau hadden me op het hart gedrukt dat ik absoluut toestemming moest vragen om de sjoel te bezoeken. Ze gaven me de naam van een medewerker van het Ershad Islam-kantoor, de overheidsdienst voor islamic guidance die ervoor zorgt dan men in elke stad op het juiste islamitische pad blijft.
Ik word keurig ontvangen door de heer Mir Dehghan en breng hem op de hoogte van mijn bedoelingen. «No problem at all», zegt hij glimlachend. Hij pleegt wat telefoon tjes en geeft me dan een papiertje met wat namen. Een ervan is Niknawa. «Ik heb hem net gesproken. Vanavond om zeven uur staat hij op je te wachten in de synagoge. Weet je die te vinden?»