
Stel jezelf eens deze vraag: wie van de mensen in je directe omgeving zou er als eerste radicaliseren, overgaan tot geweld uit naam van een ideologie en, belangrijker nog, waarom diegene? Welke eigenschappen heeft hij of zij? Als je al aan iemand denkt, is het hoogstwaarschijnlijk een man. Misschien een oom die foute grappen maakt. Een buurman die soms dagenlang zijn huis niet lijkt uit te komen. Of de enige moslim die je kent.
Die ene opmerking, terloops gemaakt en daardoor pas later in je hoofd genesteld. Het is iemand die de wereld indeelt in goed en slecht en daar ook naar handelt. Hij voelt dat hij in de verdrukking zit. Er zijn anderen die hem onrecht aandoen.
En stel dat degene die je in je hoofd hebt ook echt radicaliseert; dan zal men op zoek gaan naar karakterschetsen of handelingen die allesverklarend moeten zijn. Dat weten we van eerdere gevallen die breed zijn uitgemeten in de pers. Tristan van der Vlis was ‘een jongen die vrolijk goedendag zei, behulpzaam was, de deur voor je openhield en de ramen lapte van de buren’. Syrië-ganger Victor Droste droeg volgens een oud-klasgenoot altijd T-shirts van bands als Nirvana, was best vriendelijk en te slim voor het vmbo.
We horen vaker van buren dat de radicale buurtgenoot hun kliko naar de straathoek bracht, of juist niet. Dat hij eenzaam was, of juist niet. Dat hij zich sinds de dood van een ouder anders is gaan gedragen, of juist niet. Het begon met ideeën, vaak politiek of religieus, die steeds meer botsten met democratische principes. Hij was actief op obscure websites en had daar een veelzeggende alias. Maar: de radicaal uit het nieuws leren we nooit echt kennen, omdat het vaak bij schetsen en anekdotes blijft. We krijgen selectieve flarden uit iemands geschiedenis. En, niet onbelangrijk: de radicaal is op het moment dat hij zich openbaart nog steeds radicaal.
Wie is de radicaal? Wat zet mensen aan tot radicalisering en, in lijn daarmee, tot extremisme? Kan iemand weer deradicaliseren, en vooral: hoe dan? Het zijn niet alleen de grote vragen van deze tijd waar journalisten, schrijvers en filmmakers zich het hoofd over breken, maar het is meer nog een kwestie voor beleidsmakers, opsporingsdiensten en andere autoriteiten. Ook in de moderne wetenschap is het een ingewikkeld vraagstuk, en er zijn de afgelopen tijd verschillende boeken en onderzoeken verschenen om de drijfveren van de radicaal te doorgronden.
Jongeren die uit naam van hun geloof naar Syrië of andere onrustige regio’s trekken en zich aldaar aansluiten bij een terreurgroep die genocide pleegt, en aanslagen in het Westen; extreem-rechts en alternatief rechts dat wordt aangevoerd door populistische politici en een steeds grotere groep aanspreekt, zowel jongeren online als bij het electoraat; en dan blijft ook extreem-links zich roeren. Er worden aanslagen gepleegd waarvan de uitvoerders zich beroepen op deze ideologieën, denk aan Christchurch, de aanslag in Utrecht en de moord op Pim Fortuyn. >
Bij het radicaliseringsproces van de daders van dit soort geweld speelt een gevoel van onrechtvaardigheid een centrale rol, ongeacht denkbeelden of ideologie, schrijft hoogleraar sociale psychologie en hoogleraar empirische rechtswetenschap Kees van den Bos in zijn onlangs verschenen boek Waarom mensen radicaliseren. Dat geldt vooral voor de vroege fase waarin normale mensen in de verleiding kunnen komen om radicale ideeën te omarmen en het gebruik van geweld om bepaalde doelen te bereiken goed te keuren, aldus Van den Bos. Het gevoel dat ze niet worden gerespecteerd, dat ze geen gelegenheid krijgen om hun mening te geven en dat ze niet worden gehoord, blijkt essentieel.
Het begint niet zelden met vragen als: waarom zij wel en wij (ik) niet? Waarom neemt de premier van Nederland islamitische feestdagen niet serieus en wordt het Suikerfeest geen officiële feestdag? Waarom worden moslims anders behandeld door politieagenten? En Palestina dan? Waarom pakken ‘buitenlanders’ banen af van autochtone Nederlanders? Waarom krijgen asielzoekers in een mum van tijd woningen waar hardwerkende Nederlanders jaren op moeten wachten? En hoewel die gevoelens niet objectief hoeven te zijn en zelfs gekleurd zijn, moeten ze serieus genomen worden. Want: wanneer mensen situaties als werkelijk definiëren, hebben die situaties werkelijke gevolgen, aldus het bekende theorema van de Amerikaanse socioloog William Thomas. En dat geldt zeker voor de radicaal.

Volgens de Duitse denker Hans Magnus Enzensberger komt dat mede doordat de vooruitgang geen einde heeft gemaakt aan de menselijke ellende, maar die wel ingrijpend heeft veranderd. In het essay De radicale verliezer schrijft hij: ‘In de achter ons liggende tweehonderd jaar hebben de meer succesvolle samenlevingen gezorgd voor nieuwe rechten, nieuwe verwachtingen en nieuwe pretenties; ze hebben de voorstelling van een onafwendbaar lot vaarwel gezegd; ze hebben begrippen als menselijke waardigheid en mensenrechten op de agenda geplaatst; ze hebben de strijd om erkenning gedemocratiseerd en gelijkheidsverwachtingen gewekt die ze niet kunnen waarmaken; en tegelijkertijd hebben ze ervoor gezorgd dat de ongelijkheid tussen de bewoners van de planeet vierentwintig uur per dag op alle televisiekanalen wordt gedemonstreerd. Daarom heeft elke vooruitgang er mede voor gezorgd dat mensen eerder worden teleurgesteld.’
In de openings scène van de iconische film American History X (1998, regie: Tony Kaye, scenario: David McKenna) loopt hoofdpersonage Derek Vinyard (gespeeld door Edward Norton) in versnelde pas met alleen een onderbroek aan en een vuurwapen in zijn hand de trap van zijn woning af. Niet te missen: het enorme hakenkruis dat op zijn linkerborst is getatoeëerd. Zijn broertje is zijn kamer in gelopen terwijl Derek ligt te seksen met zijn vriendin (detail: ze houdt daarbij haar legerlaarzen aan): ‘Een zwarte gast probeert je auto te stelen.’ Zodra Derek beneden is en de buitendeur heeft geopend, begint hij te schieten. Eén man dood, twee man dood, de derde is blijkbaar gewond, want daar loopt hij heen – in slow motion en met een blik in zijn ogen die weinig goeds voorspelt.
AmericanHistory X, scène twee: twee mannen zitten in een ruimte zonder noemenswaardige details maar waarvan je meteen ziet dat het de kamer is van een Amerikaanse schooldirecteur. Ze discussiëren over een opstel, geschreven door Daniel, de jongere broer van Derek. Het is goed, hij heeft zich aan de opdracht gehouden, het moest gaan over een burgerrechtenbeweging, maar het Mein Kampf noemen en betogen dat Hitler een burgerrechtenheld is? De geschiedenisdocent weet zeker dat zijn broer hierachter zit, die heeft ervoor gezorgd dat hij deze denkbeelden heeft en geeft Daniel op; het is te laat, Daniel is niet meer te redden en voor altijd een neonazi.
Het schoolhoofd denkt daar anders over: ‘Die onzin heeft hij geleerd, dus hij kan het ook weer afleren.’ Daniel moet van hem een nieuw opstel schrijven, maar deze keer over zijn broer en diens radicalisering, tot en met het moment dat hij de autodieven doodschiet. Als hij dat niet doet, moet hij van school.
Scène drie: leden van opsporingsdiensten zitten met de schooldirecteur aan een grote tafel. Het gaat over de vrijlating van Derek, die net een straf van drie jaar heeft uitgezeten voor het doodschieten van de autodieven. Iedereen is op zijn hoede, want: Derek was niet zomaar een skinhead, zeggen ze, maar dé skinhead. De charismatische leider, de verbaal begaafde neonazi die op andere ontevreden jongeren afgaat en ze laat geloven dat juist zij ‘in dit land’ worden achtergesteld omdat ze wit zijn. Dereks vrijlating kan de toch al gespannen raciale verhoudingen in Venice Beach verder op scherp zetten.
Om te zien hoe hij zo radicaal heeft kunnen worden, kijken de leden van de opsporingsdiensten naar oude beelden van een nieuwsprogramma. Het gaat over een brandweerman die is doodgeschoten tijdens zijn werk, op de achtergrond huilt Derek – dan nog met middellang haar en een pet achterstevoren op zijn hoofd – want het slachtoffer is zijn vader. De verslaggever stelt hem vragen, hoe hij zich voelt: ‘Hoe dénk je dat ik me voel’, reageert Derek snikkend. ‘Dit land is een hemel voor criminelen. Hardwerkende Amerikanen als mijn vader worden vermoord door parasieten. Zwarten, bruinen, gelen.’ De verslaggever: ‘Wil je zeggen dat [de moord] met ras te maken had?’ Dat is alles in ‘dit land’, volgens Derek: aids, immigratieproblemen, armoede; de extreem-rechtse praat die we kennen.
Het is duidelijk wat hier gebeurt: de kijker moet denken dat dit het moment is dat Derek is geradicaliseerd. Dit is, zoals dat nu in die kringen zou worden omschreven, zijn ‘red pill-moment’.
Ook een overeenkomst tussen radicalen, ongeacht hun denkbeelden: de problemen die ze ondervinden en die de samenleving ondermijnen, zijn altijd de schuld van anderen, en het liefst is die vijand onzichtbaar en anoniem. ‘Dan hoeft de verliezer niet af te gaan op zijn eigen ervaringen. Dan kan hij terugvallen op wat hij ergens heeft gehoord’, schrijft Enzensberger. Want: de radicaal is eigenlijk altijd boos op mensen die hij niet of nauwelijks persoonlijk kent. Vaak wordt hij gewezen op een groep die alles verpest of die het grote gevaar zou vormen. Enzensberger: ‘Doorgaans gaat het om buitenlanders, geheime diensten, communisten, Amerikanen, multinationals, politici, ongelovigen. Bijna altijd zijn het ook de joden.’
Dat American History X met deze drie scènes begint, is natuurlijk geen toeval. Eerst een eruptie van geweld, een ultieme daad van radicalisering. Dan de scène over waartoe het nog meer leidt: een jongen werkt zichzelf in de nesten door zijn extreem-rechtse broer als voorbeeld te zien. Scène drie leert ons: de flarden die we van het leven van de radicaal meekrijgen, zijn niet het hele verhaal. Pas later in de film blijkt namelijk dat niet de dood van zijn vader maar de alledaagse gesprekken die hij met hem aan de keukentafel voerde, ten grondslag liggen aan Dereks haat tegen niet-witte Amerikanen, die leidt tot de gewelddadige uitbarsting in de openingsscène. Zo kan Derek op een dag niet met het gezin mee om naar een sportwedstrijd te kijken, want hij moet een opstel schrijven over Richard Wrights Native Son. Zwarte literatuur is onderdeel van de lessen, vertelt Derek aan tafel, die ook hoog opgeeft over de geweldige zwarte schooldirecteur die dat heeft geïntroduceerd.
Zijn vader hoort het hoofdschuddend aan, want hij ziet het overal: positieve discriminatie. Hij heeft bij de brandweer twee nieuwe zwarte collega’s, die niet zijn aangenomen omdat ze de besten waren, maar vanwege hun huidskleur. Wat is er mis met boeken van witte auteurs, vraagt vader. Zijn conclusie: maak de opdracht maar vergeet niet dat het ‘bullshit’ van zwarten is.
In de publieke opinie bestaan er twee visies op radicalisering, aldus het internationale onderzoeksteam Artis International: ‘Aan de ene kant staan degenen die radicalisering willen terugdringen tot een individueel ziektebeeld. In deze visie zijn mensen die terrorist worden allemaal geestelijk ziek, hebben een laag IQ of een persoonlijkheidsstoornis.’ Bij de andere optie wordt de radicalisering verklaard door naar iemands sociale omgeving te kijken – armoede, marginalisering of ‘gehersenspoeld’ worden door online propaganda te bekijken. Maar: het is nooit het een of het ander, volgens Artis International, dat ‘heilige waarden’ bestudeert en de rol daarvan in gewelddadige conflicten overal ter wereld. ‘Heilige waarden zijn morele waarden die niet onderhandelbaar en onschendbaar zijn. Je zou ze zeker niet inruilen voor materiële motieven. Ondanks het label “heilig” hoeven deze waarden niet religieus te zijn.’
Recent verscheen de uitkomst van het onderzoek van Artis International waarbij tijdens een hersenscan aanhangers van een radicaal-islamitische groep in Barcelona werd gevraagd naar hun heilige waarden, zoals wat betreft cartoons van de profeet en het homohuwelijk, en hun bereidheid om te vechten en te sterven voor hun idealen. Daaruit bleek dat er bij het bespreken van die waarden van de radicalen minder activiteit was in het gebied van de hersenen dat gerelateerd is aan cognitieve controle en redeneren – ‘regio’s die eerder betrokken waren bij het berekenen van de oorzaken en de gevolgen’.
De onderzoekers ontdekten ook dat wanneer deelnemers te horen kregen dat hun leeftijdsgenoten minder bereid waren om te vechten en te sterven, hun eigen bereidheid afnam.
De bevindingen wijzen erop dat er verschillende processen zijn die plaatsvinden in het brein van mensen die zich extreem inzetten voor hun idealen. Dat wil echter niet zeggen dat extremisten meer vatbaar zijn voor radicaal gedrag vanwege hun hersenen. ‘Ik heb tijdens het werken aan en met radicale groepen over de hele wereld gezien dat, onder bepaalde omstandigheden, bijna iedereen kan radicaliseren’, aldus antropoloog Scott Atran, een van de onderzoekers, tegen Newsweek. ‘De mensen die zich bij dergelijke groepen aansluiten, zijn meestal jongeren in overgangsstadia in hun leven – studenten, immigranten, even zonder baan of vrienden – nadat ze hun biologische familie hebben verlaten en op zoek gaan naar betekenis in het leven en een plaats in de wereld in een nieuwe familie van vrienden en collega’s. In feite is het best te voorspellen wie zich bij radicale groepen aansluiten door te kijken in welke buurten ze wonen en wie hun vrienden zijn.’
W aarom uitgerekend een film als American History X een goed voorbeeld is om het radicaliseringproces te beschrijven? Simpel: omdat Derek in de gevangenis deradicaliseert en van zijn ‘geloof’ valt. Hij beseft daar, mede door contact met een zwarte medegevangene, dat die racistische prietpraat allemaal onzin is.
Vragen naar het radicaliseringsproces kan eigenlijk alleen aan hen die al zijn gederadicaliseerd. Dan wordt het perspectief breder, het geloof in het eigen gelijk is niet meer heilig.
De gevangenis blijkt ook in het echte leven te kunnen helpen om de extremistische veren af te schudden, omdat men daar verplicht in contact komt met De Ander. In de documentaire Exit: Leaving Extremism Behind spreekt de Noorse regisseur Karen Winther onder meer met de Duitser Manuel, die voorheen bekend stond als Het Pistool en als leider van een groep neonazistische paramilitairen. Hij belandt in de gevangenis wegens brandstichting, afpersing en mishandeling. Daar krijgt hij ruzie met een medegedetineerde omdat die een in zijn ogen ‘Amerikaanse’ joint rookt. Het loopt uit op een vechtpartij waarbij Manuel wordt geholpen door twee Turkse gevangenen. Dat vindt hij zo’n vernedering, ‘dat twee “dieren” een mens moesten redden’. Want zo ziet hij buitenlanders: als ‘Untermenschen’, als ‘apen’. Manuel is zo van de kaart dat hij hulp zoekt om te deradicaliseren.
De film van Winther is goed, omdat de hoofdrolspelers zich inderdaad hebben afgekeerd van hun radicale gedachtegoed en zo niet alleen goed kunnen vertellen hoe het bij hen zo ver is gekomen, maar ook hoe het er in dat soort kringen aan toegaat. Daar komt bij: Winther is zelf een neonazi geweest en hoewel ze die scene al twintig jaar geleden de rug heeft toegekeerd, worstelt ze er nog dagelijks mee.
Ze had als kind geen hoge pet op van zichzelf, aan de andere kant had ze een zucht naar gevaar. Toen ze iemand hoorde zeggen dat neonazi’s losers waren, dacht ze als iemand die zichzelf ook zo zag: dan hoor ik daar misschien wel bij. Ze stapt een paar jaar later uit de ‘beweging’, schaamt zich daar lang voor en maakt uiteindelijk de film, die daarmee ook een soort persoonlijke traumaverwerking wordt. Als ze de Amerikaanse ex-neonazi Angela spreekt die nu in een T-shirt van Bob Marley rondloopt, is ze opgelucht: eindelijk iemand die haar begrijpt.

In Nederland hebben we Jason Walters, die niet alleen vanwege zijn intellect goed kan uitleggen waarom hij radicaliseerde, maar vooral ook omdat hij de islam de rug toekeerde. Ook bij hem gebeurde dat in de gevangenis, nadat hij als lid van de radicaal-islamitische Hofstadgroep een celstraf van vijftien jaar kreeg voor het gooien van een handgranaat naar politieagenten. Walters was bereid te sterven uit naam van zijn geloof.
Zijn verhaal in het kort: geboren als kind van een Nederlandse moeder en een Amerikaanse vader, opgegroeid in Amersfoort, waar hij door vriendjes in aanraking komt met de islam en zich al op twaalf- of dertienjarige leeftijd bekeert. Op die leeftijd worstelt hij al met de grote vragen in het leven, voelt hij zich nergens echt op zijn plek, zo vertelde hij vorig jaar aan de Volkskrant. ‘Nu zou ik het een worsteling met existentiële vraagstukken noemen. Ik was rusteloos. Je weet dat er iets in het leven van je verwacht wordt, maar kan dat niet duiden. Het christendom gaf me geen antwoorden. Als ik naar de kerk ging en vroeg: wat wil God van mij?, dan kreeg ik vage antwoorden. “Dat moet je in je hart, in jezelf zoeken.” Ik dacht: je kan toch vertellen wat God wil? God weet dat toch?’
De islam daarentegen is heel duidelijk in wat wel of niet mag van God. Walters: ‘Simpele kaders, dat is prettig als je jong bent. Alles is terug te vinden in de koran, het woord van God. Ik was kerken gewend. Die zijn donker, afstandelijk. De kerk maakt niet de indruk dat het daar om een levendige religie gaat. De moskee is warm, het staat er tjokvol gelovigen. Schouder aan schouder bidden met elkaar. Dat maakte op mij een overweldigende indruk. Ik was in vervoering, alsof er engelen boven de congregatie zweefden. Ik had voor het eerst het gevoel: ik ben thuis in de wereld.’
Jason viel van zijn radicalisme, onder meer door het zien van Schindler’s List in de gevangenis. Het was een emotioneel kantelpunt, ‘alsof de film voor mij gemaakt was’, vertelt Walters, in de onlangs verschenen documentaire Good Terrorist van regisseur Robert Oey. Hij moest voor het eerst in jaren huilen, uitgerekend door het zien van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Als radicaal was het voor Jason tot dan vanzelfsprekend geweest dat joden stonden voor alles wat er mis was in de wereld. Eigenlijk vond hij alle ongelovigen ‘Untermenschen, per definitie de grootst mogelijke misdadigers, de grootst mogelijke onrechtplegers, zondaren, smerig, verdorven. Ik had heel sterk het gevoel dat iedereen die geen moslim was heel onrein was. Smetvrees. Iemand die geen moslim was, kon je niet aanraken, niet eens in dezelfde ruimte komen, niet dezelfde lucht inademen’. Hier, tijdens dit gesprek, is Walters voor het eerst echt openhartig in de film, zegt Oey later in het radioprogramma Kunststof. ‘Hier laat hij echt het achterste van zijn tong zien, wat hij toen voelde, zonder gêne. Anders gebruik je ook geen term als “Untermenschen”.’
Ook het lezen van de Staat van Plato, de filosoof die in de ogen van radicalen politiek correct was, omdat ‘zijn theocratische wereldbeeld goed te verzoenen bleek met hun ideologie’, is een bijna religieuze ervaring. Jason in de Volkskrant: ‘Hij kwam tot ongeveer dezelfde conclusies op basis van dialogen. Dat was revolutionair. Moslims zijn helemaal gericht op gezag, hun kennis krijgen ze van autoriteiten. Plato leunt niet op het gezag. Ik heb het boek wel zeven of acht keer gelezen. Het bevrijdde mij van de angst om zelf na te denken. Ik ontdekte de filosofie, dat was liefde op het eerste gezicht. Over alle levensvragen waar ik van jongs af aan mee worstelde – wat is waarheid, wat is zijn – wordt al eeuwen nagedacht. Antwoorden worden geformuleerd, onderuitgehaald en opnieuw doordacht. Ik wist niet dat het bestond. Waarom had niemand mij dit verteld?’
American History X is geen film voor een happy end, ook al keren Derek en Daniel extreem-rechts de rug toe. Ze worden ingehaald door het verleden: Daniel wordt doodgeschoten (spoiler!?). Maar ook het leven van Jason Walters kent een dramatische wending: zijn broertje Jermaine, die samen met Jason radicaliseerde, vertrok met zijn jonge gezin naar Syrië, waar hij vier jaar geleden om het leven kwam bij een bombardement. In een reactie publiceerde Jason een open brief waarin hij niet alleen schreef dat de familie ‘kapot’ was door een leegte die nooit meer vervuld kon worden, maar hij zei ook: ‘Natuurlijk zijn wij ons bewust van de grote morele en emotionele ambiguïteit. Hij heeft onbegrijpelijke en moreel verwerpelijke keuzes gemaakt door zich aan te sluiten bij een groep die alles vertegenwoordigt wat kwaad is. Laat dit volkomen duidelijk zijn: wij verwerpen de keuzes die hij en zijn vrouw maakten volledig. De idealen die zij steunden en waar mijn broer voor stierf, zijn onverdedigbaar.’
Ook Manuel uit Exit: Leaving Extremism Behind weet dat hij dingen heeft gedaan die hij zichzelf nooit kan vergeven. In de film vertelt hij hoe hij als achttienjarige een zwangere vrouw in haar buik schopte en hoe zij hem hulpeloos bleef aanstaren. Sindsdien kan hij mensen letterlijk niet meer in de ogen kijken. ‘Ik zal mezelf nooit kunnen vergeven.’ Zijn dochtertje geeft hij nu zo veel liefde omdat hij zichzelf ervan wil overtuigen dat hij niet alleen maar een slecht mens is.
‘Geloof je dat iedereen een extremist kan worden?’ vraagt regisseur Winther als ze een wandeling maakt met lotgenoot Angela. ‘Ja, onder bepaalde omstandigheden.’
‘Dus je denkt niet dat er iets vreemds aan ons is?’ ‘Nee. Want werd je lid van de extremistische beweging omdat je je aangetrokken voelde tot de opvattingen? Of speelden er andere dingen in je leven?’
‘Andere dingen’, zegt Winther resoluut.