‘ALS REGERINGSPARTIJEN zich monistischer opstellen leidt dat tot meer frustratie bij de oppositie.’ Van wie de uitspraak is, staat er niet bij in het rapport Vertrouwen en zelfvertrouwen, waarin de Tweede Kamer het eigen functioneren onder de loep neemt. Maar degene die dit zei, had niet kunnen bevroeden dat de frustratie zo hoog zou oplopen dat alle negen leden van de Partij voor de Vrijheid van Geert Wilders bij het debat over het crisispakket van het kabinet demonstratief hun biezen zouden pakken.
De vraag of het weglopen van Wilders en de zijnen voortkwam uit oprechte frustratie of dat het gewoon de volgende actie was waarvan zij op voorhand wisten dat deze alle publiciteit naar zich toe zou trekken, zouden de PVV-leden eens oprecht moeten beantwoorden. Maar voor een debat daarover, net als over hun alternatieven voor de aanpak van de economische crisis, lopen ze weg. In PVV-termen: dat is een aanfluiting, drie keer niks. Over het frustreren van de democratie gesproken.
Maar ook bij de andere oppositiepartijen was de ergernis groot. Dat het kabinet wekenlang achter gesloten deuren overlegde met de fractievoorzitters van de regeringspartijen vonden ze niet bepaald een voorbeeld van dualisme. Maar zowel coalitiepartijen als oppositiepartijen zijn debet aan een toenemend monisme, door buitenstaanders ook wel achterkamertjespolitiek genoemd.
De angst voor de groep zwevende kiezers speelt daarin een grote rol. De manier waarop partijen reageren op die ongewisse groep vergroot echter juist de ontevredenheid bij veel burgers. De gang van zaken rondom het crisispakket is daar een schoolvoorbeeld van. Het laat de vicieuze cirkel zien waarin partijen zitten.
De fractievoorzitters van CDA, PVDA en ChristenUnie verdedigden vorige week op identieke wijze hun aanwezigheid in het Torentje: het twee jaar oude coalitieakkoord was van de fracties en het was dat akkoord dat nu vanwege de zeer bijzondere economische omstandigheden moest worden opengebroken.
De drie deden het voorkomen alsof dit een wet van Meden en Perzen is. Niet dus. ‘Staatsrecht is wat de politiek ervan maakt’, staat er terecht ook ergens in dat dikke zelfreflectierapport van de Kamer. Pieter van Geel (CDA), Mariëtte Hamer (PVDA) en Arie Slob (CU) hadden er ook voor kunnen kiezen hun eigen mensen in het kabinet toe te vertrouwen met een goed pakket maatregelen te komen, waarna de fracties dat vervolgens in de Kamer hadden kunnen beoordelen.
Maar gebrek aan onderling vertrouwen, binnen partijen en tussen coalitiepartijen, maakte dit onmogelijk. Van Geel sprak vorige week dan ook de waarheid toen hij zei dat de marges voor de Tweede Kamer om iets aan het akkoord te veranderen klein waren. Want, vrij geciteerd uit het zelfreflectierapport, een akkoord tussen partijen is dwingender naarmate de angst voor verkiezingen groter is. En o wee als het zou klappen binnen de coalitie. Dan zou bij nieuwe verkiezingen het aantal Nederlanders dat op de PVV gaat stemmen wel eens zo groot kunnen zijn dat CDA en PVDA in een oncomfortabele positie komen te zitten. Mogelijk hun macht kwijtraken.
Door die angst voor verkiezingen wordt, eveneens vrij naar dat rapport, stabiliteit belangrijker dan speelruimte voor werkelijk debat in en overleg met de Tweede Kamer. Of zoals oud-CDA-premier Ruud Lubbers heeft gezegd: ‘De grenzen van de vrijheid liggen daar waar het functioneren van de ploeg in gevaar komt.’ Dichtbij dus blijkbaar.
De oppositiepartijen spelen in dit geheel de spiegelrol. Zij verwijten regeringsfracties weliswaar hun starre vasthouden aan coalitieakkoorden, maar als die regeringsfracties ook maar enigszins afwijken van zo’n akkoord zijn de oppositiepartijen er als de kippen bij om juist dat te honen. ‘Voortschrijdend inzicht wordt niet gewaardeerd of beloond’, is dan ook een toepasselijke uitspraak van een oud-kabinetsinformateur. En zo houden beide kampen elkaar in de tang.
Een zwevende kiezer die dit allemaal aanziet krijgt daar geen groter vertrouwen van in de democratie. Dat kan ook moeilijk van hem verwacht worden als de politici elkaar al niet vertrouwen. Dat wantrouwen speelt Wilders uit. Niet door te investeren in het vertrouwen in de Kamer als geheel of in de parlementaire democratie als zodanig, maar door er – inmiddels dus letterlijk – van weg te lopen.
Het SP-Kamerlid Ronald van Raak zei in het kader van de zelfreflectie dat het in de Kamer gaat om het gezag van een politicus bij zijn eigen kiezers. De wrange ironie wil dat Wilders dat begrijpt en om zijn gezag te vergroten precies dat doet wat zijn kiezers al hebben gedaan: zich afkeren van Den Haag.
De wanhopige vraag in de Kamer is inmiddels: wanneer houdt dit op, wanneer laten wij ons niet meer door Wilders verrassen? Maar het houdt niet op, want Wilders speelt een heel ander spel. Daarin meegaan tast de fundamenten van de democratie aan. Daarop reageren met starre akkoorden helpt niet om zwevende kiezers uit de armen van Wilders te houden. Waarom niet over de angst voor die kiezer heen gesprongen en de vicieuze cirkel doorbroken? Dat mag eng lijken, maar dat is hoe het nu gaat inmiddels ook.
Vertrouw er eens op dat nog altijd een heel groot deel van de kiezers zeer goed snapt dat beloftes uit 2007 na een ingrijpende crisis als de huidige niet waargemaakt kunnen en hoeven worden. Laat tijdens een debat zien wat dan de dilemma’s zijn, hoe complex het vraagstuk is en waarom je compromissen sluit. Want ook dat snappen de meeste kiezers. Beter dan het grote onderlinge wantrouwen dat Den Haag zelf uitstraalt.
In Den Haag
De kiezers snappen het heus wel
Zowel coalitiepartijen als oppositiepartijen zijn debet aan het toenemen van de achterkamertjespolitiek in Den Haag. Het is de angst voor de kiezer, die daarmee tevens wordt onderschat.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/2009/14
www.groene.nl/2009/14