Nellie van Kol met haar echtgenoot, de politicus Henri van Kol, in de tuin van hun woning in Voorschoten, 1909 © Spaarnestad Photo / ANP

Het zorgde voor veel reuring toen de feministische socialiste en bekende kinderboekenschrijfster Nellie van Kol (1851- 1930) zich in 1909 bekeerde tot het christendom. Ze trok zich terug uit het publieke leven, maar bleef wel schrijven, alhoewel op een andere manier. Ze hoefde namelijk niet meer zo nodig de wereld te redden, schrijft Heleen Bakker in haar proefschrift over Van Kol. De mensen waren in haar ogen nu slecht in plaats van goed, en dus was het de taak van God alleen om de wereld te verbeteren. In haar schrijven hoefde ze vanaf toen mens en kind niet meer op te voeden.

Vóór haar bekering was ze juist constant aan het moederen. Als socialiste kwam ze op voor de arbeiders – zo richtte ze Ons Blaadje op, een betaalbaar tijdschrift voor arbeiderskinderen, en De Vrouw, voor hun moeders. In dat laatste kwam ze onder meer op voor anticonceptie en alleenstaande moeders. Ze was daarnaast een groot bepleiter van seksuele voorlichting aan kinderen vanaf de kleuterleeftijd. Alleen als moeders eerlijk zijn over seksualiteit, over hoe kinderen ter wereld komen, en dat moeders daar pijn voor moet lijden, zo was haar overtuiging, zou dat ‘goedgeaarde’ kinderen opleveren.

Hoezeer ze geliefd was in die tijd, blijkt uit een lang artikel in de Hollandsche Revue gewijd aan haar. Ze wordt vergeleken met Jeanne d’ Arc, ze wordt ‘de kinderkoningin van Nederland’ genoemd die ‘bij goddelijke gratie regeert over duizende kinderzieltjes’. Haar kinderverhalen, versjes en sprookjes hebben ergens dezelfde insteek als die van Nienke van Hichtum: het moet menselijk zijn, over de natuur gaan, er moet een verbroederend inzicht in zitten. Zo krijg ik tijdens het lezen van de verhalenbundel Dierenvriendjes, die ik van een buurvrouw leen, – samengesteld door Van Hichtum! – in een verhaal over eekhoorntjes de les de zaak altijd van twee kanten te bekijken. In een ander verhaal over gekooide vogeltjes leer ik dat als je van iemand houdt, je diegene vrij moet laten. Leg ik haar kinderverhalen naast die van Van Hichtum, dan ligt de boodschap er bij Van Kol meer bovenop, ze voelen kinderlijker, minder literair. Ik noemde de teksten van Van Hichtum eerder streng en wat onoprecht, maar ze zijn wel meer gelaagd; de vele gesprekken en kleine details trekken je dieper in het verhaal. Heel anders is Van Kols schrijfstijl als ze voor volwassenen schrijft, moderner, intiemer; ze deinst niet terug om situaties uit haar eigen leven te gebruiken.

De kranten waren dus hoogst verbaasd toen toen ze zich bekeerde – haar uitspraken over anticonceptie nam ze trouwens terug, de rest niet – maar volgens Bakker was het eigenlijk helemaal niet zo’n breuk met haar eerdere leven. Van Kol zocht na een niet zo vrolijke jeugd altijd al naar gezelschap, naar geluk, ze was vaak eenzaam, in haar eigen woorden ‘ledig van hart’. Haar zoekende ziel bracht haar naar Nederlands-Indië, waar ze onder het pseudoniem Nellie schetsen over haar leven en haar reizen publiceerde in het Soerabaiasch Handelsblad, bekend geworden onder de titel Brieven aan Minette. Van Kol hoopte dat een geliefde de eenzaamheid zou oplossen; dat een huwelijk haar eeuwig gelukkig zou maken, maar dat geluk was helaas van korte duur: al snel na haar ontmoeting met haar echtgenoot Henri van Kol (hij maakte haar bekend met het socialisme en zou later een bekende voorman worden van de partij) schreef ze: ‘Misschien als er eens wat bijzonders, des noods wat ergs gebeurde, als ik bijv. Henri een zoon schonk bijna ten koste van mijn leven, of als Henri eens verliefd werd op een andere vrouw en door deze slecht behandeld werd, zou het weer worden zooals van ouds.’

Maar het werd eigenlijk nooit meer als vanouds: hij was vaak van huis, zij gaf veel van haar eigen werk op om hem te ondersteunen, ook al leidde dat tot depressiviteit, ze kregen vier kinderen (waarvan ze er twee verloren), ze verhuisden onvoorstelbaar vaak, naar Indonesië, België, Zwitserland, Nederland. Ze bleven getrouwd tot haar overlijden, al ging hij uiteindelijk met een andere vrouw samenwonen – nog een gelijkenis met Nienke van Hichtum.

Van die twee is ook het meeste bewaard gebleven, meer dan van de andere schrijfsters op de straatbordjes in mijn buurt. Zo ligt het archief van Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis, vol met materiaal van en over Van Kol, en ook in het literatuurmuseum liggen oude manuscripten van haar, een briefwisseling tussen haar zoon en een boekhandelaar die zich erover verwondert dat hij zich nog zo inzet om het werk van zijn moeder levend te houden, karakterschetsen, een uitgeschreven radio-uitzending van de protestantse radio-omroep over Van Kol, vele uitgeknipte en met potlood onderstreepte krantenartikelen, uitroeptekens in de zijlijn, ergens een los klein papiertje met daarop de tekst ‘bestemd voor het vaderlands letterkundig museum’. Wie heeft dat opgeschreven, wie heeft er zitten strepen, haar zoon? Zijzelf? Veel vrouwelijke schrijvers zorgden dat er niet veel van ze achterbleef, vertellen ze in de podcast Fix dit, van het gelijknamige collectief dat probeert meer vrouwen in de literaire canon te krijgen – dagboeken werden verbrand, brieven verscheurd. Voor Van Kol geldt dit niet. Het is allemaal zorgvuldig overgeleverd.

Als Van Kol in 1909 haar redacteurschap neerlegt van het door haar opgerichte blad De Vrouw schrijft ze in een afscheidsbrief dat ze met haar bekering herboren is: ‘Het is een overgang van het natuurlijke tot het geestelijke, van vaagheid tot vastheid, van zoeken tot gevonden hebben, van duisternis tot licht, van dood tot leven.’ Ik geloof haar, graag, misschien zelfs iets te, ik hou van mensen die vinden, het enige opvallende is dat ze diezelfde stelligheid eerder ook al leek te hebben. Toen ze zich aansloot bij het socialisme bijvoorbeeld, of het spiritisme indook – veel mensen probeerden in die tijd contact te leggen met geesten bijvoorbeeld door middel van flesje draaien; Van Kol was fanatiek en hield er een dagboek over bij, maar toen ze twee keer werd ‘verbonden’ met een nog levend persoon, stopte ze ermee. Of toen ze het antwoord vond in het vegetarisme; in het moederschap (‘ik ben toch duizendmaal liever een onopgemerkte goede moeder dan een gevierde goede schrijfster’); de reformbeweging gestalte gaf (daarin streden vrouwen voor bijvoorbeeld gemakkelijke kleding in plaats van strakke korsetten).

Dat ondersteunt de these van Bakker: Van Kol wilde eerder de wereld verbeteren. En ze wilde graag één waarheid. Daar lenen bewegingen zoals het socialisme en het feminisme zich natuurlijk goed voor. Confronterend is dat veel van de thema’s waar Van Kol zich op stortte, onderwerpen zijn waar mensen zich tegenwoordig ook, of nog steeds, op richten om de wereld te verbeteren: vegetarisme, feminisme, waardering van de natuur, de juiste opvoeding van kinderen, seksuele voorlichting, gelijke verdeling van bezit. Maar dat God haar uiteindelijk het beste antwoord gaf.