We zijn in de tweede scène van het tweede deel in de toneelmarathon voor de hele familie, Mehmet de veroveraar. De immense hal telt zeven zandheuvels die baden in het daglicht. En toch is de scène intiem. De tijd is 1437, plaats van handeling: Rome. Het kind, een joch van vijf, wordt geconfronteerd met zijn stervende moeder. Christiano is de nauwelijks gewenste zoon van een kardinaal, hij zal later de lievelings­vijand en boezemvriend worden van Mehmet, de toekomstige Osmaanse veroveraar, die even oud is en die hij straks in dit duinlandschap voor het eerst zal ontmoeten. Zijn moeder is een contessa én de maitresse van een invloedrijk kardinaal die de toekomstige paus gaat worden. Maar dat doet er nu allemaal even niet toe. Hier spreekt een groot schrijver voor kinderen en ouders, hier regisseert een groot verteller van verhalen voor kinderen die hun ouders hebben meegenomen. En de scène gaat over de dood. De dood is voor hen beiden een vertrouwd terrein, ook omdat het zo lang een verboden terrein van verhalenvertellers voor kinderen is geweest. Beiden, Ad de Bont en Liesbeth Coltof, hebben dat vertrouwde terrein van de dood al vaak in hun stukken en in hun voorstellingen messcherp geëtst en daardoor voor kinderen op een beslissende wijze ontsloten.

Moeder: Doodgaan is niet eng hoor.

Zoon: Echt niet?

Moeder: Welnee. Je houdt gewoon op met ademen. Dat is alles.

Zoon: Maar je wordt toch koud en stijf?

Moeder: Vindt je dat erg? Voel eens aan die muur. Die is ook koud en stijf. Niks engs aan.

Zoon: En je gaat stinken.

Moeder: Jullie gaan me toch zeker wel op tijd begraven?

Zoon: Wanneer moet dat?

Moeder: Over drie dagen.

Zoon: Maar over drie dagen ben ik jarig.

Moeder: O ja, dat is waar ook. Nou dan vieren we het samen: jouw verjaardagsfeest en mijn begrafenis.

Zoon: Krijg ik dan wel een cadeau?

Moeder: Natuurlijk krijg jij een cadeau. Dat ligt al lang klaar. En nog extra groot ook. Zo, en nu ben ik moe. Ik denk dat ik even ga slapen en dan maar meteen doodga. Dat moet toch gebeuren. Wil je mij ondertussen een verhaal vertellen? Dat kun je zo goed.

Dat doet Christiano. Hij vertelt het verhaal over een koning die een blauwgevleugeld beest als huisdier houdt, eens per jaar laat hij dat beest los om het in zijn land op alleen gelaten kinderen te laten jagen en die te verslinden. Het beest vindt een kind dat hem blijkt te kunnen temmen: ‘Het zakt verwonderd langzaam door zijn knieën/ legt dan zijn kop in stille overgave/ en zuchtend aan de voeten van de jongen./ Als die dan op zijn rug geklommen is/ verheft het wonderdier zich in de lucht/ en draagt hem naar het lege universum.’ Tijdens dat wonderschone verhaal loopt zijn moeder gewoon weg. Doodgaan als het begin van een rustige wandeling. Het is een van de talloze voorbeelden van eenvoudig, theatraal vernuft die Mehmet de veroveraar tot zo’n prachtige toneelbelevenis maken.

Het stuk gaat over twee kinderen die er eigenlijk niet hadden mogen zijn. Mehmet is een historische figuur. Op hem stuitte Ad de Bont tijdens een bezoek aan Istanbul. De Bont: ‘Mehmet werd op zijn twaalfde voor het eerst sultan. Toen hij veertien was werd hij weer afgezet. Bij zijn tweede troonsbestijging liet hij zonder aarzelen zijn anderhalf jaar oude halfbroertje vermoorden, om te voorkomen dat die ooit aanspraak zou kunnen maken op de troon. Maar hij was ook de man die in 1453 Constantinopel veroverde en dit christelijke bolwerk tot hoofdstad van de toenmalige moslimwereld maakte. Het was materiaal voor een shakespeareaans koningsdrama.’

Het stuk begint wanneer de vliezen breken voor Mehmets geboorte, als de derde zoon van sultan Murat II en zijn haremconcubine Huma Hatun. Hij wordt bij zijn geboorte door de vader verstoten en opgevoed door zijn voedster Daye Hatun. Maar als zijn oudste broer plotseling sterft en zijn lievelingsbroer wordt gewurgd, moet Mehmet op zijn twaalfde de in de absolute macht vermoeid geraakte vader opvolgen. Christiano is het tweede ongewenste kind in het stuk, het verzonnen kind, het kind uit het westen, uit het centrum van de macht. Christiano mag er niet zijn omdat zijn vader een hoge katholieke geestelijke is die eigenlijk in celibaat dient te leven.

In een van de eerste scènes uit de voorstelling wordt hij door de paus gedoopt, maar de kerkvorst volvoert die doopplechtigheid uit pure onwil zo ruw en onverschillig dat het een beledigend komisch nummer wordt. De jonge kardinaalszoon moet op zijn twaalfde opeens zijn vader vervangen in onderhandelingen met leeftijdgenoot Mehmet, over het lot van de stad Constantinopel. Twee tot hoge ambten geroepen jonge pubers die uit totaal verschillende werelden komen, tot elkaar veroordeeld zijn en ook nog eens intens door de ander lijken geïntrigeerd (dat geldt voor Christiano), respectievelijk als een blok voor de ander blijken te vallen. Dat laatste geldt met name voor Mehmet en het levert een paar van de mooiste scènes in de voorstelling op. Mehmet raakt door de eerste ontmoeting met Christiano helemaal van zijn stuk. Het is eigenlijk verliefdheid, maar hij weet nog niet dat dat bestaat en dat dat zo heet. Die ontmoeting en de botsing tussen een jongen uit het rijke westen en een jongen uit het vijandig ogende oosten is trouwens ook weer zo’n vertrouwd thema in het oeuvre van de twee makers, schrijver Ad de Bont en regisseur Liesbeth ­Coltof, twee geboren humanisten met een intens geloof in de wil en het vermogen van de mens zich in de ander als vreemdeling te herkennen en te verdiepen. Of in de woorden van de proloogspreker van het stuk: ‘Wij zijn de ander en de ander is ons. Vertel mij de geschiedenis van de ander en ik weet wie ik ben.’

WE ZIJN bij de eerste schoolvoorstelling, in de grote hal van Project 072 in Alkmaar. Er is een foyer gebouwd waar in de twee pauzes de bekende kakofonie losbarst die hoort bij vierhonderd kinderen die opgewonden gesprekken bij mekaar schreeuwen. Binnen ruim vier uur verplaatsen we ons vanuit die foyer naar drie volstrekt verschillende locaties, allemaal gebouwd in die ene reusachtige hal: de zojuist genoemde zandafgraving voor het middendeel, een tapijtenpaleis voor de vroege jeugd van Mehmet en Christiano, een stedelijke arena voor het tweede sultanaat van Mehmet en de vroege dood van Christiano. De vormgeving van Guus van Geffen (ruimte en licht) en Carly Everaert (kostuums) is zowel eenvoudig als betoverend: heldere beelden die trefzeker een sfeer oproepen, een caleidoscopisch arrangement aan kledingvarianten die de indruk wekken dat je zit te kijken naar een spektakelfilm met tientallen figuranten, terwijl het twaalf (!) toneelspelers zijn die deze illusie oproepen en die met elkaar een mee­slepend verhaal vertellen. Met de scherp spelende Sadettin Kirmiziyüz en Chiem Vreeken in de rollen van de protagonisten, geestig, flitsend, watervlug jonglerend met de blanke verzen die inderdaad klinken als uit een shakespeareaans koningsdrama, als larger than life-teksten met de hartenklop van een levensverhaal en de zinsbouw van een poëtische taaljongleur. Meral Polat speelt Mehmets moeder, Rian Gerritsen die van Christiano en Debbie Korper is het warmbloedig centrum van de voorstelling in de rol van de voedster, een Molière-personage met zeer geestige één-tweetjes met haar oogappel – de collectieve identificatie met haar personage hoor je pas echt goed wanneer uit vierhonderd kelen een ontzet ‘oh’ asemt als de overmoedige Mehmet zijn vertrouwelinge zeer grof begint uit te schelden.

Dit is het jeugdtheater dat De Toneelmakerij wil maken – kleine correctie: ook wil maken, naast het kleinschalige werk in theaters als De Krakeling en het Rozentheater en het nog kleinschaliger werk in klaslokalen en gymzalen. Dit is de grote greep naar nieuw repertoire voor jonge aspirant-toneelkijkers dat Ad de Bont (die met dit stuk officieus afscheid neemt) en Liesbeth Coltof nastreefden toen ze vijf jaar terug door overheden werden gedwongen tot een fusie van hun gezelschappen Wederzijds en Huis aan de Amstel. En dit is de eredivisie van het Nederlandse jeugdtheater, hier zindert een oceaan aan ervaring en verbeeldingskracht. Hier spelen sterke rotten in het vak, zoals de reeds genoemden en ook Tjebbo Gerritsma (kardinaal), Roel Adam (Mehmets vader) en Peter van Heeringen (de paus, met een mooi melodramatisch sterfbed dat aan nabijere kerkvorsten doet denken) naast beginnende toneeltalenten als Amber Arian en Casper Nusselder die een reeks kleine rollen voor hun rekening nemen. En dit is dus het toneel dat niet meer mag bestaan, het toneel dat door de overheid van vijf jaar geleden een kans kreeg tot eredivisie uit te groeien en dat nu door diezelfde overheid en haar domme en kortzichtige rancuneuze kleinburgers de strot wordt doorgebeten middels met kadaver­discipline uitgevoerde besnoeiingen: alle jeugd­theatergezelschappen evenveel geld, ze doen immers allemaal hetzelfde, namelijk toneel maken voor kinderen, en dat kan voor een habbekrats – we zijn, wat het Nederlandse kindertheater betreft gewoon weer terug bij af.

Ga dus kijken naar dit wonder in Alkmaar, nu het nog kan!


Mehmet de veroveraar door De Toneelmakerij, t/m 8 juli in Project 072 in Alkmaar. Tijdens de vrije voorstellingen (alle schoolvoorstellingen zijn uitverkocht) is er heerlijk eten in de pauzes; www.theaterdevest, www.toneelmakerij.nl