Deze biografie is op drie manieren te lezen Als een spannend jongensboek over een gewone jongen uit Heerenveen die het ver heeft geschopt in de wereld van het geld. Dit is wat de ondertitel suggereert. Het gaat dan over Wim (Duisenberg, zijn vader was bij de waterleiding), Lenze (Koopmans, tegenwoordig opperhoofd van de Rabobank), Gerrit (Zalm, die als jeugdig ambtenaar bij Financiën een sjekkie kon draaien op de dij van zijn spijkerbroek en links was). En Joop natuurlijk (Den Uyl), die niet meer zo piep was toen Wim in zijn leven kwam, maar wel de kers verse premier van Nederland werd. Wim werd de kersverse minister van Financiën.
Dan is er Jelle, ook al weer van eenvoudige komaf en ook uit Friesland, die als Jelle Zijlstra minister en premier zou worden en president van de Nederlandsche Bank (DNB), en die eigenlijk de belangrijkste man zou worden in het leven van Wim. Maar dat kwam pas later. En Jan (Pen, uit Lemmer) die Willem toen die in Groningen studeerde de beginselen van het keynesiaanse denken zou bijbrengen.Veel van die jongens hadden destijds van dat korte haar, net als Tinbergen, en dat is te zien op verschillende fotos in dit boek. Wim beschikt nu over een langer en zwieriger kapsel, waar hij onderdoor kijkt als hij een renteverlaging aankondigt.
In deze spannende verhalen komen nauwelijks meisjes voor. Behalve Gretta. Die is sterk aanwezig. Ze nodigt de chauffeurs van DNB uit om te komen zwemmen in hun privé-bad in Frankrijk, wat een inbreuk betekent op de hiërarchie. Ook verder gaat ze haar eigen gang. De jongens zijn aardige jongens, maar dat geldt niet voor Gretta. Ze bezorgt Wim soms hoofdpijn, bijvoorbeeld als ze de was te drogen hangt over hun balkon en de was blijkt te bestaan uit een Palestijnse vlag. Maar hij blijft inschikkelijk en galant en ook dat is te zien op een foto: ze lopen over kasseien, hij neemt haar pumps in zijn hand en gaat zelf verder op kousenvoeten. Je zou bij dat beeld kunnen denken: een held op sokken.
De tweede manier om het boek te lezen is voor de liefhebbers van eigentijdse geschiedenis. De gebeurtenissen van een woeliger pe rio de worden belicht door de deelnemers aan dat proces aan het woord te laten. De auteurs zijn journalisten met een knipsel archief en bovendien hebben ze iedereen geïnterviewd die ze te pakken konden krijgen. De biografie is een groot citatenboek geworden.
Toen Duisenberg in 1972 opeens minister van Financiën werd, had bijna niemand van hem gehoord. Den Uyl ook niet. Er trad toen een trendbreuk op, niet vanwege het linkse kabinet maar vanwege de oliecrisis en de mondiale recessie. Bij ons stegen de invoerprijzen en dus gingen de lonen gierend omhoog, de prijzen gingen mee maar niet in voldoende mate. De loon-prijsspiraal kneep de winsten af. De werkloosheid liep naar een ontoelaatbare vijf procent. In het kabinet ontstond toen de discussie over de keynesiaanse politiek en over de wens van Den Uyl om de overheidssector te vergroten. De minister van Financiën was tegen het een en tegen het ander. Zo ontstond de Duisenberg-norm van één procent, die overigens nog altijd een vergroting van het overheidsaandeel inhield.
Het boek maakt begrijpelijk dat Duisenberg na de val van het kabinet uit de politiek wilde. Hij kwam in het particuliere bank wezen terecht, bij de Rabobank, waar hij wel in de directie zat maar niet een werkelijke toppositie bekleedde. Dat zinde hem niet. In 1981 werd hij door Zijlstra gevraagd voor de Nederlandsche Bank, eerst als adviseur en meteen daarop als de opvolger van de president. Die opvolging zat eraan te komen, aangezien Zijlstra met vervroegd pensioen ging. Vanaf dat moment was Wim Duisenberg dagelijks in het nieuws.
Over deze twintigjarige periode bestaat natuurlijk een enorme hoeveelheid literatuur en we moeten de auteurs prijzen dat ze daar nog interessante dingen aan hebben toegevoegd. Dat komt door hun methode: ze citeren functionarissen die er bij zijn geweest. Het gaat nu niet over jongens onder elkaar maar over centrale bankiers, Europese ministers en, als het erom spant, staatshoofden.
Opeens betreden Kohl en Chirac het veld. Formeel is de inzet de rentepolitiek, want dat is het dagelijkse werk van de monetaire autoriteiten. De heftige strijd gaat eigenlijk om de wisselkoersen. Weliswaar zijn devaluaties en revaluaties voorbehouden aan het allerhoogste niveau van regeringen, maar het overleg over deze geheime zaken vindt plaats in contact met de centrale banken. Dit hectische spel is door de komst van de euro goeddeels verdwenen en dit boek heeft een impliciete boodschap: mooi dat we daarvan verlost zijn! Dus: leve de euro en leve Duisenberg!
Een derde manier om dit boek te lezen is geïnspireerd door de vraag hoe we de steile carrière moeten verklaren van een aardige jongeman die niet uitblonk door intelligentie of verbeten streberigheid. Wim beschreef zichzelf als de Slûge en het Friese gezegde luidt: Slûge soe ek mar hy stoar earder. Ongeveer: spuit elf geeft ook modder. Zijn bootje heette «Slûge» en dat is een akkrumer jol, ongeveer het kleinste wat er vaart.
Is dit een dekmantel voor ongebreidelde ambitie? Lijkt me gezocht. Had hij de juiste vrienden? Welnee, hij had in de Haagse politiek meer halve vijanden dan vrienden, en in Amsterdam hoort hij tot de Herenclub, met Mulisch, Hofland, Van Mierlo. Daar hou je misschien een minnares aan over of het voorzitterschap van de Ako-jury, maar geen positie bij de centrale bank.
De Friese lobby? Die bestaat niet. Friezen kunnen geweldig ruzie maken, onder elkaar. Er is echter een simpele verklaring en die heet Jelle Zijlstra. Die heeft kans gezien zijn eigen opvolging te regelen en zijn oog viel op Duisenberg. De auteurs geven een hint: ze vermelden dat Zijlstra in zijn nadagen op bezoek ging bij de minister. Dat was nog nooit eerder gebeurd: de heren vergaderden wekelijks maar altijd op neutraal terrein, meestal in een restaurant in Wassenaar. Nu kwam hij naar Frans Andriessen toe. Duisenberg werd aanbevolen als president en bovendien zag Zijlstra kans om de toenmalige thesaurier-generaal te laten benoemen als directeur, zodat die vervolgens Duisenberg zou kunnen opvolgen als deze zou vertrekken. Dat was Nout Wellink en die was van het CDA. Knap werk. Destijds zong Wim Kan een liedje: Jelle zal wel zien, en dat klopt.
De vraag is natuurlijk waarom hij zo ver van zijn pad ging om Duisenberg op zijn eigen stoel te krijgen. Daarover heb ik een theorie die teruggaat tot het jaar 1951, toen Zijlstra minister werd van Economische Zaken. Hij raakte toen sterk onder de indruk van Willem Drees, de minister-president. Dat was een sociaal-democraat, dus uit het andere kamp en ook nog een atheïst. Maar een recht schapen man die boven de partijen stond: een echte staatsman. Zijlstra keerde later de politiek de rug toe maar bleef hopen dat Nederland nog eens zou worden bestuurd door mensen als Drees. Hij had ook zijn oog gericht op Wim Kok, die het politieke gewoel was ontstegen, ook een wijs man boven de partijen. Misschien zag Zijlstra in Duisenberg even een potentiële staatsman, een waardig opvolger van Drees.
Maar dat vermoeden staat niet in dit boek de lezer kan het er bij denken om een antwoord te vinden op de vraag hoe Duisenberg, een man met beperkingen, het zo ver heeft gebracht. Wie dat antwoord vindt, weet iets meer van het huidige Nederland. De casus-Duisenberg zou best eens als illustratie kunnen dienen voor een maatschappij met een hoge mobiliteit.