Er zijn maar weinig vrouwen die kunnen zeggen dat ze het grootste deel van hun loopbaan als koningin hebben doorgebracht. Actrice Nel Kars is wel zo’n vrouw. Al vijftien jaar lang speelt ze uitsluitend Oranje-vorstinnen. Een selectie van de kostuums die ze in toneelstukken over koninklijke drama’s droeg is nu in Museum Swaensteyn in Voorburg te zien. Het zijn remakes die Kars zelf maakte van de kleding van Anna Paulowna (1795-1865), prinses Marianne (1810-1883) en koningin Sophie (1818-1877). Het acteerwerk als koninklijke hoogheid is dan ook maar een klein onderdeel van het werk van de actrice: ze doet ook research voor de scripts, maakt toneeldecors, en naait de kleding van de vrouwelijke figuranten in de theateruitvoeringen.
De tentoonstelling Nel Kars: Koninklijke theaterkostuums is even veelzijdig als het werk van de actrice. Naast theaterkleding zijn er ook allerlei parafernalia te zien uit het dagelijkse leven van een negentiende-eeuwse hofhouding: borduurkussens, bontsjaals, hoedendozen, een handtasje dat op een knipportemonnee lijkt, en – zelfs voor de dames – wandelstokken. Ook worden replica’s van de schilderijen getoond die de inspiratiebron voor Kars’ kledingontwerpen vormden. De invloed van die schilderijen is duidelijk zichtbaar in de foto’s van de toneelstukken waarin Kars haar kleding droeg, en in de vitrinekasten vol met attributen uit die voorstellingen, waaronder juwelen en familieportretjes.
Centraal in de tentoonstelling staat echter de ogenschijnlijk onuitputtelijke garderobe van de Nederlandse koningsvrouwen van de negentiende eeuw. Voor alle denkbare gelegenheden en momenten van de dag zijn er speciale outfits: jurken voor het bijwonen van een doopplechtigheid, een ochtendjas, kleding die men droeg tijdens het borduren, rouwkleding, een japon om in te wandelen over de heide.
Museum Swaensteyn is een toepasselijke locatie voor de tentoonstelling, want prinses Marianne vestigde zich in Voorburg in 1845, nadat ze haar man, Albert van Pruisen, had verlaten om een gelukkiger leven te vinden met haar voormalige koetsier. Hoewel het thema van de tentoonstelling op het eerste gezicht nogal beperkt is – en cynici onder ons zullen zeggen truttig, triviaal of lachwekkend – bieden de theaterkostuums zijdelings wel interessante inkijkjes in de mode van de negentiende-eeuwse high society.
Duidelijk wordt dat voortdurend veranderende kledingstijlen en snel wisselende modetrends geen twintigste-eeuwse fenomenen zijn, maar al in de negentiende eeuw in opmars raakten. Prinses Marianne droeg als kind empirejurkjes (een stijl die in de eerste decennia van de negentiende eeuw populair was), en als volwassene volgde ze de laatste mode op de voet: eerst romantische japonnen, voorzien van korsetten en gedragen met huifelhoeden, en later hoepelrokken die werden gecombineerd met wollen, zijden of kanten sjaals.
Ook koningin Sophie had de pech om in de hoogtijdagen van de crinoline te leven: zij droeg wel eens een hoepelrok met een omvang van ruim drie meter. Maar Anna Paulowna, dochter van tsaar Paul I van Rusland en echtgenote van koning Willem II, was pas echt trendy avant la lettre: zij mengde de Franse modestijlen met Russische elementen. Aan de überhippe kleding die dit opleverde kunnen modeontwerpers van nu nog een puntje zuigen.
Nel Kars: Koninklijke theaterkostuums
Museum Swaensteyn, Voorburg, tot en met 10 september