Een vriend van me is net verhuisd naar Amsterdam-West. Hij ergert zich wild aan de overal in zijn omgeving opduikende «telefoonwinkels». Soms staan vier van die zaken naast elkaar, en geen beller te zien. Hij ergert zich ook aan de ontelbare zonnebankwinkels, waar niemand ligt. «Er is in de Kinkerstraat zelfs een winkel die zogenaamd kranten verkoopt. Allemaal van eergisteren!» roept hij woedend als ik pols of hij zich geneert voor het middenstands kaliber van zijn opinie. Het zijn gedoogde witwaspraktijken, die zich opgedreven door justitie naar de rand van de stad verplaatsen. «De economie bloeit en zij gaan in de misdaad», zegt hij, ontstemd over het gebrek aan integratie van deze steevast etnische ondernemers, boos over het gebrek aan betrokkenheid van justitie. «De knoet erover», vindt mijn vriend, PvdA-lid.

In tijden van voorspoed is vooruitgangsdenken ver te zoeken, wil een wijsheid. En inderdaad, alle opvallende kritiek op het «paarse» beleid is behoudend tot reactionair. De socialisten onder Marijnissen ontpoppen zich als fundamentalistische imams in dienst van de overheid. Wachtlijsten en treinvertraging zijn de schuld van marktwerking en deregulering en zodoende bepleiten ze een wederkeer van vadertje staat tegen alle onheil. Gebroken gezinnen, misdaad, geweld op straat en zwartrijden zijn volgens de andere dominante critici, «nieuwe conservatieven», ook de schuld van Paars, vanwege het homohuwelijk en de liberalisering van euthanasie. De terugkeer van de moraal moet ons redden, door grotere nadruk te leggen op het belang van het huwelijk, een ordentelijk straatbeeld en educatieve zuivering van de platte televisieprogrammering.

Het zijn de Moro-reflexen van mijn zes weken oude zoontje — als hij denkt te vallen, steekt hij in primitieve paniek zijn handjes uit om zich vast te grijpen aan mijn vacht. Maar die vacht is in de evolutie zo'n beetje verloren gegaan. De meeste Nederlanders hebben, door de mantra «informatisering, globalisering, risicomaatschappij», naast een goede pensioenvoorziening een kloppende open zenuw voor onveiligheid ontwikkeld. De twist tussen rijk en arm verliest zijn centrale rol in het maatschappelijk debat. Zo ontstaat behoefte aan nieuwe organisatie van solidariteit, tussen familieleden, op de arbeidsmarkt, in het openbaar vervoer, op straat in Amsterdam-West. Door het verdwijnen van fysieke, economische en morele grenzen grijpen politici uit onzekerheid naar «de overheid» en «het gezin». Maar staat en gezin zijn de afgelopen jaren geëvolueerd tot aalgladde verbonden waar burger noch politicus veel vat op krijgt — als je een wet maakt, doet deze lang niet altijd wat je hoopt.

Je krijgt er in elk geval de witwassers uit West niet (voorgoed) mee weg. Mijn vriend kwam dan ook terug op zijn pleidooi voor de knoet. «De overheid moet slimmer worden dan die boeven, kennis over ál hun bezigheden net zo lang opstapelen tot ze alsnog door de mand vallen», zei hij en verloochende zijn sociaal-democratische achtergrond niet. Hij wilde afstand nemen van hard optreden. Maar slim zijn en dan toeslaan is een karwats met ingebouwde chip. Want wat te doen met de gevangen boeven; opsluiten? De gevangenissen zijn al geheel etnisch gezuiverd. Zou er nog vooruitgangsdenken zijn dat kan be staan zonder conflict over de welvaartsverdeling? Ik kom daar op terug.