VLAK VOOR KERSTMIS klonken er weer schoten rond het Witte Huis, terwijl de kogels van de laatste aanslag nog in de muren van de eetzaal zaten. Het incident betekende een passend slot van het politieke jaar in Washington: 1994 zal worden herinnerd als het jaar waarin een jonge, veelbelovende president politiek werd terechtgesteld.
Je hoeft hier maar een talk-radiozender aan te zetten om overspoeld te worden met litanieen van haat tegen Clinton. ‘Ik kan mij geen kiescampagne herinneren waarin zo veel mensen zulke extreme gevoelens van afkeer voor een president uitdrukten’, schrijft Lewis Lapham, hoofdredacteur van Harper’s. ‘Hun bezwaren waren zelden politiek. In plaats van zijn wetsvoorstellen te veroordelen, klaagden ze over de gebreken in zijn karakter en gedrag. Ze vonden dat hij te veel cheeseburgers at, te veel speechen gaf, ze hadden een hekel aan zijn vrouw, aan zijn stem of zijn kapsel…’ Die rechtse afkeer voor de president is volgens Lapham des te verwonderlijker omdat ‘geen enkele andere Democratische president zo gretig geprobeerd heeft te bewijzen dat hij een heimelijke Republikein is. Als kandidaat vermeed hij het gezelschap van zwarten en feministen, en als president zorgde hij ervoor dat de drie Republikeinse initiatieven die Bush na aan het hart lagen - de vermindering van het begrotingstekort, de anti- misdaadwet en het Nafta-vrijhandelsverdrag - wet werden.’
Maar hoe harder Clinton zich uit de naad werkte om in de smaak van conservatief Amerika te vallen, des te meer werd hij verguisd. Newt Gingrich, de nieuwe Republikeinse superster, gaf zijn volgelingen tijdens de verkiezingscampagne de opdracht om Clinton voor te stellen als ‘de vijand van de normale (lees: blanke, heteroseksuele - tr) Amerikanen’ en ‘een voorstander van stalinistische maatregelen’. Toen de media werden overspoeld met nieuws over de arrestatie van Susan Smith, een vrouw die haar twee kindjes verdronk in een meer, slaagde Gingrich er in om ook deze tragedie aan Clinton te wijten. Haar misdaad, zo zei hij, ‘herinnert elke Amerikaan eraan hoe ziek de maatschappij wordt en hoe zeer we verandering nodig hebben. En de enige manier om verandering te bewerkstelligen is door Republikeins te stemmen.’
DE MEERDERHEID van de 38 procent der kiesgerechtigden die dit najaar ging stemmen, heeft zijn raad gevolgd, tot jolijt en profijt van de media. Het was een kluif van een verkiezingsuitslag, waar nog lang aan kon worden gesabbeld. Zelden werd een zittende president zo vernederend verslagen. Natuurlijk, zo'n vernedering is geen uitzondering. New York Times-columnist Anthony Lewis wees er onlangs op dat de laatste dertig jaar iedere president dezelfde val uit de volksgunst heeft gemaakt. Johnson, Nixon, Ford, Carter, Bush - ze werden allen eerst op de handen gedragen en daarna diep veracht. Alleen Reagan, beschermd door zijn imago van verstrooide maar brave opa, ontsnapte aan de trend. Ook Lewis merkte op dat de publieke opinie zich niet zozeer tegen het beleid of de standpunten van die presidenten keerde. Het was hun karakter dat na verloop van tijd niet bleek te deugen. Het was als mens dat ze in hun rol van president tekortschoten. En die ontdekking, zo schrijft Lewis, lijkt het publiek een diepe voldoening te geven.
Natuurlijk, er is geen groter spektakel dan een god die van zijn Olympus tuimelt. De fascinatie met de val van goden beperkt zich overigens niet tot het politieke theater. Vraag aan Joe Sixpack (de Amerikaanse Jan-met- de-pet, die zijn bierblikjes per half dozijn koopt) wat het belangrijkste nieuws van het voorbije jaar was en hij zal antwoorden: O.J. Simpson. De val van deze superster heeft in de Amerikaanse media bijna al het andere nieuws ondergesneeuwd. Er zijn tv-shows die haast elke dag over niets anders berichten. Het grootste nieuws voor de val van OJ was de val van Michael Jackson, de ‘King of Pop’ die de verfoeide pedofiel werd. En als je Joe Sixpack naar het belangrijkste buitenlandse nieuws vraagt, zal hij beginnen over de afgang van het Huis van Windsor.
HET ZIJN ALLEMAAL variaties van het verhaal dat al in 1913 werd geanalyseerd door Sigmund Freud in Totem en taboe, zijn klassieke studie naar de gelijkenissen tussen het magische denken van primitieve volkeren en de geesteskronkels van neurotici. Het lot van een koning van een primitieve stam was weinig benijdenswaardig, zo legt Freud uit. ‘De ene dag wordt hij aanbeden als een god, de volgende wordt hij terechtgesteld als een misdadiger. Maar in dit veranderend gedrag van het volk is er niets grilligs noch onlogisch. Als de koning hun god is, dan is hij ook hun beschermer; als hij hen niet langer beschermt, moet hij plaats maken voor een andere die dat wel zal doen.’
Freud vergelijkt die logica met de denkwijze van een paranoide neuroticus die het belang van de persoon door wie hij zich vervolgd waant ‘tot buitengewone hoogten verheft en zijn almacht onwaarschijnlijk groot maakt om hem zo de verantwoordelijkheid te kunnen geven voor al het leed dat de patient overkomt. Wilden handelen niet anders tegen hun vorsten als ze hun de macht over regen, zon, wind en weer toeschrijven en hen dan onttronen of vermoorden omdat de natuur hun verwachting van een goede jacht of oogst heeft teleurgesteld.’
Het lot van een president is niet wezenlijk anders. Voor hem geldt ook wat Freud over de primitieve koning zegt: hij wordt verheven boven normale mensen, hij krijgt buitengewoon aanzien en de illusie van buitengewone macht, maar tegelijk wordt hij met argusogen bekeken, wordt hij onderworpen aan allerlei beperkingen die niet voor gewone mensen gelden en verbergt het respect waarmee hij wordt behandeld een sterke, onbewuste stroom van vijandigheid. Hoewel het zonneklaar is dat de macht van een president op duizenden manieren wordt beperkt en zijn controle over de economische en sociale krachten in de maatschappij vaak zo illusoir is als de controle van een primitieve koning over het weer, toch wordt hij verantwoordelijk gesteld voor alles wat misloopt. En daarom kan Gingrich de misdaad van een doorgedraaide moeder in de schoenen schuiven van president Clinton zonder dat hij daarvoor wordt uitgelachen.
Het is misschien een gevolg van de groeiende neurotisering van deze maatschappij dat de cyclus van aanbidding en verguizing steeds sneller lijkt te draaien. De massamedia, die het mechanisme van die cyclus goed begrijpen, spelen er een cruciale rol in. Eerst hebben ze Bill Clinton de hemel in geprezen, hem ver verheven boven normale stervelingen. Uit een studie van het Center for Media and Public Affairs bleek dat hij in de maanden voor de verkiezingen van 1992 bijna twee keer zo vaak positief werd beschreven als zijn rivaal Bush. De recessie woedde als een oogstvernielende storm, dus koning Bush moest sterven. Maar vanaf het moment dat Clinton zijn intrek nam in het Witte Huis, werd hij het mikpunt van steeds scherpere aanvallen in de media. Alles wat de man deed of liet, werd op de korrel genomen. Hij werd een bliksemafleider voor de groeiende onzekerheid waaraan steeds meer Amerikanen ten prooi vielen. Volgens het onderzoekscentrum verscheen geen enkele president zo vaak negatief in de media als Clinton in de maanden voor de verkiezingen van 1994. De Republikeinen sponnen er garen bij.
MAAR DIE UITKOMST stelt de media wel voor een probleem. Koning Clinton is terechtgesteld, maar hij blijft de komende twee jaren wel president. Misschien slaagt hij erin nog overeind te krabbelen, maar wat moeten de media intussen doen? Het heeft geen zin Clinton verder af te breken, hij zit al aan de grond.
De oplossing, schrijft de satiricus Russell Baker, is Newt Gingrich. Enkele maanden geleden was hij voor de meeste Amerikanen nog een onbekende, nu is hij in de media verheven tot de nieuwe superman. Hij wordt beschreven als een briljante filosoof, een meester-tacticus, een geniale denker. Elk detail uit zijn leven is plotseling interessant, zelfs het feit dat hij een doctoraalscriptie schreef over het onderwijssysteem in Belgisch Congo. Zijn inauguratie als speaker van het Huis van Afgevaardigden belooft een ceremonie van formaat te worden.
Maar pas op, mijnheer Gingrich. Russell Baker waarschuwt u: de reden waarom de media u zo prijzen, is om u daarna met des te meer plezier te kunnen afbreken.
De koning moet sterven
Zelden is een president zo diep gevallen als Bill Clinton. De meest geprezen kandidaat ooit werd na zijn verkiezing de meest verguisde. Ten prooi aan een meedogenloos mediaspel. En aan
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1995/1
www.groene.nl/1995/1