Naypyidaw, juni 2016. Aung San Suu Kyi tijdens een persconferentie met de toenmalige Amerikaanse minister John Kerry © Chien-Chi Chang / Magnum / HH

‘Dat gaat onze moeilijkste tijd worden’, voorspelde Aung San Suu Kyi toen een vrijer Birma nog een onmogelijk verre droom leek. Na decennia van militair wanbeheer zou een democratisch gekozen regering een behoorlijk failliete inboedel plus veel te hooggespannen verwachtingen erven.

Ik moet vaak aan haar woorden denken nu die tijd is aangebroken. Jarenlang stond de Nobelprijswinnares internationaal te boek als voorvechtster van democratie en mensenrechten in Birma. Anno 2017 wordt ze steeds vaker opgevoerd als een politica met een besmet blazoen die haar vroegere principes verkwanselt. Het verhaal van onaantastbaar boegbeeld naar omstreden leider scoort, maar het vertroebelt het zicht op de complexe situatie en de ingewikkelde voorgeschiedenis van zo’n halve eeuw dictatuur. Evenmin doet die weergave recht aan de tragiek die in dit alles schuilt.

Ironisch genoeg plaatsten veel van de huidige critici Aung San Suu Kyi in het verleden op een voetstuk. Ook de media speelden een grote rol om haar tot mythische proporties te laten uitgroeien. De strijd tussen de fotogenieke oppositieleidster en de lompe generaals had zo’n aantrekkelijk The Beauty and the Beast-gehalte dat iedere berichtgeving over het labyrint van spelers in de etnische lappendeken die het land is meestal bij voorbaat sneuvelde. Het hielp ook een handje dat Suu Kyi het morele gelijk overduidelijk aan haar zijde had, iets wat de Nobelprijs voor de vrede die ze in 1991 ontving nog eens onderstreepte. Het woord icoon dook op en soms werd ze zelfs heilige genoemd. Het waren aanduidingen die ze verguisde en tevergeefs weerlegde met: ‘Ik ben gewoon een werker.’

Het land was al enkele jaren mijn journalistieke liefde toen ik in 1995 voor het eerst haar versleten villa op University Avenue binnenstapte nadat een zes jaar durend huisarrest was opgeheven. Het was eerder een kennismaking met haar ideeën dan een kritisch of confronterend interview. Maar wat viel er aan de tand te voelen bij iemand die jaren in bijna volledig isolement geleefd had? Dat haar zwaar vervolgde en gehavende Nationale Liga voor Democratie in die periode net na haar vrijlating een opkrabbelende volksbeweging was en geen volwassen politieke partij met een programma was ook niet iets waar onder de journalistieke loep veel op af te dingen viel.

Uit dat vraaggesprek kwam ze vooral te voorschijn als een spirituele leider die zich had laten inspireren door Gandhi en Havel. ‘Onze strijd voor democratie is in de eerste plaats een revolutie van de geest. Iedereen moet beginnen met vragen stellen en wel in de eerste plaats aan zichzelf. Handel ik uit angst of uit de overtuiging dat het juist is wat ik doe? Als iemand handelt uit angst zal hij dat moeten toegeven, vervolgens zal hij moeten erkennen dat hij bezweken is voor dat angstgevoel en zich moeten afvragen of hij wel met zijn handelingen door moet gaan. Daarmee is de eerste stap gezet om uit die vicieuze cirkel van angst en gehoorzaamheid te breken. Leven onder een militair bewind beschadigt mensen. Elke dictatuur streeft ernaar de bevolking monddood te maken. Vragen worden niet getolereerd en wat de autoriteiten ook maar doen, het staat eenvoudigweg niet ter discussie. Dat eist zijn tol in het persoonlijke leven van mensen. Mensen raken hun aangeboren intellectuele en spirituele nieuwsgierigheid, het verlangen meer te weten en meer te begrijpen, kwijt. Die schade valt te repareren, maar hoe langer dat proces wordt uitgesteld, hoe moeilijker het wordt. Iedereen zal het zijne moeten doen om van Birma een vrijer land te maken.’

Haar onverzettelijke houding als voortrekker van een geweldloze oppositiebeweging maakte indruk. Ik vond het niet moeilijk voor te stellen waarom de meeste Birmezen hun hoop voor een betere toekomst op haar vestigden. ‘Ze geeft om ons en we hebben nog nooit een leider gehad die om ons gaf’, hoorde ik vaak. Sommigen zagen in haar zelfs tekenen van een vrouwelijke bodhisattva, een boeddha in wording. Ook in de gebieden van de minderheden, waar een burgeroorlog zich sinds de onafhankelijkheid van 1948 voortsleepte, kreeg ze ondanks haar Birmaanse komaf (Birmanen zijn de etnische meerderheid in het land) bij velen een gunstige pers of het voordeel van de twijfel.

Ook haar levensloop die dramatischer werd naarmate de tijd verstreek, woog mee in het keurmerk. Iemand die jarenlang door een bewind belaagd wordt en aanzienlijke persoonlijke offers brengt, neem je milder de maat dan degene die vanuit een heel wat comfortabeler positie opereert.

Haar vader Bogyoke (generaal) Aung San, de leider van de onafhankelijkheidsbeweging tegen de Britten, werd in 1947 vermoord door een politieke rivaal toen Suu Kyi pas twee jaar oud was. Ze nam zich op jonge leeftijd voor zijn dochter te blijven, ook al woonde ze een groot deel van haar leven in het buitenland. Niet voor niets schreef ze haar aanstaande Engelse echtgenoot Michael Aris vlak voor ze trouwden: ‘I only ask one thing, that should my people need me, you would help me to do my duty by them.’

In maart 1988 kwam het telefoontje dat het leven van alle betrokkenen voorgoed zou veranderen. Suu Kyi’s moeder in Rangoon had een zware beroerte gehad. Een dag later arriveerde Suu Kyi in een onrustig land. Er werd ongewoon openlijk en massaal geprotesteerd tegen de onderdrukking en het wanbeleid van het regime. Terwijl ze in het ziekenhuis haar moeder bijstond, raakten de zalen overvol met gewonde demonstranten. Zo kreeg ze een spoedcursus over de stand van zaken. Nu ze het ware gezicht van het regime van zo dichtbij meemaakte, voelde ze zich langzaam maar zeker genoodzaakt haar verantwoordelijkheid te nemen. De demonstranten droegen portretten van haar vader. Ze vond dat ze als zijn dochter niet meer afzijdig kon blijven.

Haar eerste grote optreden aan de voet van de vermaarde Shwedagon-pagode op 26 augustus 1988 trok al meteen honderdduizenden luisteraars. Ze sprak over haar affectie voor het leger dat haar vader tijdens de onafhankelijkheidsstrijd had opgericht, maar wond er evenmin doekjes om dat de militairen zich zouden moeten terugtrekken uit de politiek. ‘In feite is deze nationale crisis onze tweede strijd voor onafhankelijkheid’, zei ze. Nadat ze de legertop expliciet verantwoordelijk had gesteld voor de deplorabele staat waarin het land verkeerde, plaatste de junta haar op 20 juli 1989 onder huisarrest. Hoewel ze als kandidaat uitgesloten was, won haar partij de Nationale Liga voor Democratie bijna een jaar later met ruime meerderheid de verkiezingen – een uitslag die de militairen negeerden.

Suu Kyi wilde het land alleen verlaten als ze te voet naar de luchthaven kon; een recept voor een volksopstand

Er kwamen slechts flarden over haar leven naar buiten. De buren hoorden af en toe haar piano totdat die het begaf. Ze verkocht een deel van haar meubilair omdat ze voor haar onderhoud geen geld van de machthebbers wilde aannemen. Het trappenhuis behing ze met toespraken van haar vader als boodschap aan de militairen die haar vasthielden. Volgens ingewijden sprak ze soms tegen zijn grote portret dat beneden in de woonkamer hing: ‘Samen gaan we het redden.’

Haar man en twee jonge zoons kregen geen visum meer. Als het regime erop gerekend had dat hun tegenspeelster voor haar gezin zou kiezen, kwam het bedrogen uit. Ze wilde het land alleen verlaten als ze te voet naar de luchthaven kon, hetgeen een recept voor een volksopstand zou zijn. Toen in 1999 bij Aris prostaatkanker werd geconstateerd weigerden de autoriteiten hem een visum. Suu Kyi wilde haar land ook voor een laatste afscheid niet verlaten omdat ze vreesde dat de junta haar niet terug zou laten keren. Negen dagen nadat bekend was geworden hoe ziek hij was, overleed Aris. Die dag marcheerden in Rangoon de troepen door het People’s Park. Door een wrange speling van het lot was het 27 maart, de Dag van de Strijdkrachten. Terwijl in Engeland een bescheiden crematie plaatsvond, hield Suu Kyi duizenden kilometers verderop een ceremonie met monniken. Ter nagedachtenis aan haar echtgenoot plantte ze rozen in haar tuin. Haar verdriet kreeg bijna niemand te zien.

De enkele keer dat de junta haar op strategisch gekozen momenten meer bewegingsvrijheid toeliet, kwamen duizenden van haar aanhangers opdagen. Het duurde dan niet lang of het huisarrest ging weer in. Beducht voor de reactie van de bevolking durfde de junta het niet aan af te rekenen met de dochter van de vermaarde vader des vaderlands. Bovendien had ze ook onder militairen aanhang, zoals de verkiezingsuitslag van 1990 duidelijk maakte. Maar verder werd niets nagelaten om haar zo veel mogelijk te treffen. Massaal gingen haar collega’s en andere dissidenten achter de tralies. Jongeren met wie ze een nauwe band had, werden extra zwaar vervolgd.

Toen het met die middelen niet lukte haar populariteit te dempen, besloot een groep hardliners met banden tot in de hoogste regionen van het leger dat het definitief afgelopen moest zijn met haar verzet. Terwijl Suu Kyi’s konvooi in een afgelegen gebied ten noorden van Mandalay de laatste kilometers naar het onderkomen voor de nacht aflegde, ramden honderden mannen in op de stoet, hun ogen uitpuilend van de drank en de speed. Het waren knokploegen en criminelen die wel vaker het vuile werk opknapten voor het bewind. Volgens getuigen klonken schoten vanaf de wagens van leger en politie.

Suu Kyi dankte haar ontsnapping aan haar chauffeur die plankgas gaf. Ze ging na een kort verblijf in de gevangenis opnieuw onder huisarrest. Tientallen van haar medestanders werden in het afgelegen donker doodgeknuppeld. Gewonden bleven kermend achter, sommige van de vrouwen naakt en misbruikt. ‘Het was alsof de hel overkookte’, zei een van de getuigen. Een politiek gevangene die medisch was onderlegd, verpleegde urenlang nieuwkomers met hoofdwonden.

Democratische hervormingen leken verder weg dan ooit. Toen ik in die uitzichtloze jaren Aung San Suu Kyi een keer vroeg of haar offer niet te groot werd, schoot er een bezemsteel in haar rug en haar antwoord klonk bijna als een terechtwijzing: ‘Het is geen offer, maar een keuze.’ Keuze leek me niet echt het woord. Het was eerder de verplichting om koste wat het kost af te maken wat haar vader ooit begonnen was. En het kon haast niet anders of ook een schuldgevoel omdat zovelen om haar heen een heel wat hogere prijs betaalden dan zijzelf ketende haar vast in haar rol – al zou ze dat schuldgevoel nooit toegeven.

Onder een zorgvuldig geregisseerd plan dat het leger van blijvende politieke macht verzekerde, kwamen er prille hervormingen om westerse betrekkingen te normaliseren en de invloed van China te verminderen. In dat scenario paste ook de opheffing van Suu Kyi’s huisarrest. Verschillende buitenlandse diplomaten en een nieuwe generatie journalisten voorspelden dat haar populariteit voorbij was na al die jaren buiten beeld. ‘The Burmese people have moved on’, klonk het.

Rohingya- kamp in Sittwe, Rakhine-district, juni 2016 ©  Chien-Chi Chang / Magnum / HH

Ze sloegen de plank spectaculair mis. De omgeving rond University Avenue was meteen een gekkenhuis toen ze in 2010 boven het hek van haar tuin verscheen. Ook tijdens haar reizen door het land vormden zich menigtes. Zelfs in gebieden van de etnische minderheden liep de bevolking uit, al klonken daar als vanouds ook sceptischer geluiden. Het nationale enthousiasme vertaalde zich in de uitslag van de verkiezingen in 2015 die de nld met een ruime meerderheid won.

Anno 2017 staat Aung San Suu Kyi als Adviseur van Staat aan het roer van een democratisch gekozen regering die voor een groot deel uit nieuwkomers bestaat. Met dit enorme pakket van taken en de hooggespannen verwachtingen over het resultaat beginnen haar verdiensten uit het verleden onvermijdelijk te vervagen. Er spelen eigenschappen op die tijdens haar solitaire huisarrest nauwelijks aan de orde waren. Zoals een autoritaire stijl van leiding geven, een onvermogen om te delegeren en weinig talent voor luisteren. Ook het tekort aan vers bloed en capabele adviseurs heeft voor een deel met Suu Kyi zelf te maken.

Elke stap die de nieuwe regering zet, wordt gewogen door de oude macht

Om zich te weren tegen intriges, verraad en spionage verliet ze zich op een kleine achterban die haar onvoorwaardelijk trouw bleef. Ook vandaag telt loyaliteit vaak zwaarder dan competentie. Wie haar wil tegenspreken moet van goeden huize komen. Media en activisten worden zo veel mogelijk op afstand gehouden. Hun kritische houding wordt gezien als ondermijnend voor de enorme klus die de regering moet zien te klaren. In combinatie met een agenda die haar van afspraak naar afspraak jakkert is de gang van zaken een klassiek recept om geïsoleerd te raken. ‘Soms voelt ze verder bij ons vandaan dan in de periode van haar huisarrest’, zei een Birmese schrijfster die haar van vroeger kent.

De tekortkomingen van Suu Kyi staan in de schijnwerpers, maar de horten en stoten in het transitieproces worden vooral veroorzaakt door andere factoren dan haar feilbaarheid. De schade na ruim een halve eeuw dictatuur is immens. Het zal jaren vergen om democratische instituties op te bouwen en de economische ravage van wanbeleid en corruptie te repareren. Het vredesproces dat cruciaal is voor de toekomst van het land is vanwege decennia van conflicten tussen de etnische minderheden en het regime een moeizame exercitie. En elke stap die de nieuwe regering zet, wordt gewogen door de oude macht. Dankzij een onder dwang aangenomen grondwet in 2008 heeft het leger nog steeds verstrekkende invloed. Militairen bezitten 25 procent van de zetels in het parlement en de drie belangrijke ministeries Defensie, Grenszaken en Binnenlandse Zaken vallen onder hun controle. Daar komt nog bij dat het schimmige en vaak vergeten General Administration Department (gad), een door de junta opgericht instituut, de legerleider zeggenschap geeft over alle lokale ambtenaren, waardoor het implementeren van een democratischer beleid flink bemoeilijkt wordt.

Het leidde meteen al tot pittige discussies onder mijn Birmese vrienden toen Suu Kyi besloot in deze hachelijke arena toch het roer te nemen. Sommigen gaven haar gelijk dat ze als politica de mouwen pragmatisch wilde opstropen. Maar enkele van de meest doorgewinterde dissidenten hadden liever gezien dat ze een leider van nationale eenheid was geworden die boven de partijen stond. Ze waarschuwden dat de geregisseerde setting een dwangbuis zou blijken, of erger nog, een door de militairen opgezette val. Ze voorzagen hoofdpijndossiers te over, maar vooral de spanningen in de westelijke Rakhine-staat zouden Suu Kyi en haar collega’s in een onmogelijke en machteloze positie plaatsen.

Ze kregen gelijk. Discriminatie en vervolging van de islamitische minderheid de Rohingya’s is geïnstitutionaliseerd in de westelijke staat. Al sinds het eind van de jaren zeventig voeren veiligheidstroepen geweldscampagnes uit. Onder een wet van 1982 verloren de meeste van de ongeveer een miljoen tellende Rohingya’s hun staatsburgerschap. Sinds in 2012 spanningen mede aangezwengeld door veiligheidstroepen en milities weer oplaaiden, leven de moslims en de boeddhistische Rakhine vrijwel gescheiden van elkaar. Zo’n 120.000 ontheemden – voor het merendeel Rohingya’s – verblijven in kampen.

De situatie verslechterde verder nadat in oktober 2016 negen grensbewakers werden gedood. De aanslag is opgeëist door een organisatie van enkele Rohingya’s uit het Midden-Oosten die samenwerkt met lokale militanten. Als reactie kwam een nietsontziende counterinsurgency-operatie op gang die gepaard ging met moordpartijen, verkrachtingen, martelingen en arrestaties van burgers. Volgens de Verenigde Naties zijn sindsdien ruim 65.000 moslims naar Bangladesh gevlucht. Het ontbreekt de nieuwe regering aan middelen om de wandaden een halt toe te roepen zolang de verantwoordelijke ministeries onder militair gezag staan. Zelfs verzoeken om informatie over wat er gaande is in het grotendeels afgesloten gebied worden regelmatig genegeerd.

Behalve het leger heeft Suu Kyi ook een groot deel van de bevolking tegen zich bij het vinden van een oplossing. Er is bitter weinig draagvlak voor een vreedzaam samenleven met de ontheemde Rohingya’s die als indringers uit Bangladesh worden gezien. Toen ik na een bezoek aan enkele van hun kampen opmerkte dat ze leven als uitgestotenen die nergens heen kunnen, wees een boeddhistische inwoner naar de zee en zei achteloos: ‘Daar kunnen ze heen.’ Het klimaat van intolerantie heeft ook zijn weerslag in andere delen van het land waar van oudsher vooroordelen tegen moslims sluimeren. Nationalistische monniken en hun aanhangers poken die sentimenten nog verder op.

De situatie in de straatarme en verwaarloosde Rakhine-staat heeft zijn wortels in een lange geschiedenis van etnische conflicten en bloedige strijd tussen boeddhistische koninkrijken en islamitische sultanaten. De relatie kwam verder onder druk te staan toen Britse overheersers vanaf het begin van de negentiende eeuw tienduizenden koelies en landarbeiders uit India overbrachten om in de havens en op de rijstvelden te werken. Toen de Britten tijdens de Tweede Wereldoorlog de moslims in de strijd tegen de Japanners bewapenden, moordden deze enkele boeddhistische dorpen uit en wilden aansluiting bij Pakistan afdwingen. Dat voorval resoneert nog steeds onder de boeddhistische Rakhine-bevolking. In het Myanmar van nu zien zij zichzelf als verdedigers van het boeddhisme tegenover de volgens hen oprukkende islam.

Het toenemende tekort aan grond in een van de armste staten in het land zet de verhoudingen verder op scherp. De intolerantie van de Rakhine-boeddhisten wordt nog verder gevoed door hun idee dat in alle aandacht voor het lot van de Rohingya’s vergeten wordt hoe ook de Rakhine als etnische minderheid het slachtoffer waren van de militaire terreur. Ook Suu Kyi en haar collega’s worden door veel Rakhine als pro-moslim gezien. Het typeert de stemming dat een extreem nationalistische anti-moslimpartij de elders populaire nld flink versloeg in de verkiezingen van 2015.

Kenners verklaren dat kleine stappen vooralsnog het hoogst haalbare zijn in de route naar een oplossing. De nieuwe regering heeft bescheiden plannen voor vrede en economische ontwikkeling gelanceerd. Ook werd met een mandaat van een jaar een adviserende commissie onder leiding van voormalig VN-secretaris-generaal Kofi Annan aangesteld.

Maar terwijl achter de schermen voorzichtig wordt gewerkt, laat Suu Kyi zich tegenover de buitenwereld terughoudend uit over de gruweldaden. Als repliek hamert ze vaak op haar stokpaardje: het belang van een versterking van de rechtsstaat om alle inwoners veiligheid te bieden. In een zeldzaam interview met de bbc in april dit jaar wees ze de term etnische zuivering als overdreven van de hand. Het was alles bij elkaar een navrant optreden waarin ze de ernst van de terreur leek te onderschatten en daardoor haar eigen isolement nog eens benadrukte.

De oproep van de speciale VN-gezant Yanghee Lee voor een Commission of Inquiry werd vooralsnog van de hand gewezen. Van de Birmese commissie die ondertussen onderzoek doet naar de moordpartijen valt weinig te verwachten. Deze staat onder leiding van de huidige vice-president en voormalig hoofd van de militaire inlichtingendienst en ook andere vertegenwoordigers van de oude macht hebben zitting.

Bij alle internationale kritiek op haar weigering om het geweld openlijker te veroordelen wordt soms vergeten hoe precair de balans is die Suu Kyi moet bewaren. Om het hervormingsproces gaande te houden kan ze het militaire machtsblok niet tegen zich in het harnas jagen. De recente moord op een van haar belangrijkste juridische adviseurs, die mogelijkheden voor een democratischer grondwet en verdere inperking van de militaire macht onderzocht, was tevens als dreigement voor haar bedoeld. Ons land heeft twee regeringen, een militaire en een civiele, zeggen Birmezen vaak. In de Rakhine-staat is pijnlijk duidelijk wie van de twee het in cruciale kwesties voor het zeggen heeft. Als Suu Kyi in de koorddans haar evenwicht verliest, zijn de Rohingya’s net als de rest van het land nog slechter af.


Minka Nijhuis deed de afgelopen jaren verslag van conflicten in Cambodja, Birma, Kosovo, Oost-Timor, Irak en Afghanistan. Haar boek Birma: Land van geheimen werd bekroond met de VPRO Bob den Uylprijs 2010 voor het beste Nederlandstalige reisboek