Vorige week woonde ik een opvoering bij van Mariken van Nimwegen, want mijn zoon was er figurant (een heel goede, concludeerden we achteraf). Zo leerde ik in de huiselijke Stadsschouwburg van Groningen het verhaal van Mariken kennen.

Een lacune in mijn opleiding die tegenwoordig niet meer mogelijk is: het internet wemelt van de leerdossiers waarin scholieren je een samenvatting plus exegese geven. Het is maar dat u het weet, mocht u ook iets in te halen hebben.

De kernregel uit Marikens gedicht ‘Door d’onkonstige gaat die konste verloren’ is een noodkreet van begin zestiende eeuw die vreemd eigentijds aandoet. Mariken heeft het over de ‘seven vrie consten: rethorijcke, musijcke, logica, gramatica ende geometrie, aristmatica ende alkenie’. Ik zou daar vijf eeuwen later de kunst van goed onderwijs, onderzoek, zorg en zo meer aan willen toevoegen. Wie daarvan de kunst niet verstaat, kan volgens Mariken slechts schade aanrichten. Het is dus een oude, maar helaas brandende kwestie. Een paar voorbeelden uit de zorg.

Een huisarts meldt dat hij vijf A4’tjes moest invullen om dieetvoeding voor een terminale patiënt te bemachtigen. De minutenregistratie van zorg ‘achter de voordeur geleverd’ is berucht. Hoe moet de tijd van de ingang van een flat naar de patiënt op de tiende etage geregistreerd worden – wat geldt hier als voordeur? Of het consult met de huisarts op diens kantoor, wat dus geen achter de voordeur geleverde zorg is? De regels van hen die de kunst niet verstaan, staan hier de kunst van goede zorg in de weg.

Regels groeien het snelst daar waar ze de meeste schade aanrichten

Het nare is dat de regels het snelst groeien waar ze de meeste schade aanrichten. Waarom? Noem het de Wet van Mariken. Ze draait om het begrip tacit knowledge, een idee van Michael Polanyi. Het gaat om ervaringskennis die niet in een boekje is op te schrijven en niet overdraagbaar is door een paar uur instructie of inwerken. Vakken vullen, bollen pellen en boompjes stekken vergen vrijwel geen ervaringskennis (ik kom uit de buurt van Boskoop, dus spreek uit ervaring). Je kunt vanaf dag één aan de slag. Voor meesters en juffen, wetenschappers en verzorgenden is dat wel anders – en de lijst is natuurlijk veel langer.

Want wat is een goede docent, verzorgende, of onderzoeker? Dat is lastig te zeggen – en dus is er volop ruimte voor regels die dat specificeren. (Denkt u dat zulke regels er ook zijn voor onkruidwieders en vakkenvullers? Welnee. Daar zie je direct of het werk goed gedaan is.) Tegelijk zijn regels het schadelijkst juist daar waar veel ervaringskennis is. Want de regels van onwetende buitenstaanders dwingen de ervaringsdeskundigen hun werk naar de verkeerde maatstaven te beoordelen en uit te voeren, en daar bovendien veel tijd aan te besteden. Denk aan het construeren van ranglijstcriteria, het tellen van stappen en minuten, en het aanvinken van vakjes in grote tabellen (ik spreek opnieuw uit ervaring). Meestal zonde van de tijd, en geen kunst. Dat is de ene kant van de Wet van Mariken. Maar er is meer.

Want weet u wie daar het slechtst tegen kunnen? Juist, de meest ‘konstigen’. De mensen die om de leerlingen het onderwijs in gingen, die uit nieuwsgierigheid wetenschapper werden, en die in de zorg werken omdat ze willen verzorgen. Dat zijn de mensen die de moed het eerst in de schoenen zakt. Ziedaar de andere kant van de Wet van Mariken: regels groeien niet alleen sneller waar meer ervaringskennis aan het werk is, maar ze jagen er ook juist de mensen met passie en toewijding weg. Dat is geen toeval. Het opbouwen van ervaringskennis vraagt intrinsieke motivatie. Wie intrinsiek gemotiveerd is, ontleent bevrediging aan werk dat goed gedaan wordt. En wordt dus sneller gedemotiveerd door regels die het verkeerde eisen en meten. Die persoon kan het niet opbrengen nóg eens de les aan te passen aan de Citotoets, de vergoedingscriteria van de verzekeraar na te kijken, of de impactscore van een wetenschappelijk tijdschrift te vermenigvuldigen met het aantal publicaties. Die gaat dan maar iets anders doen.

Maakt u zich geen zorgen om de anderen, de mensen die hun werk vooral als bron van inkomen zien. Zij redden het wel. Maar wees eerlijk: dit zijn de ‘onkonstigen’. Waar zij de regels gaan bepalen – en, als het even kan en met de beste bedoelingen, ook uitbreiden, ‘optimaliseren’ en in ‘targets’ vertalen – daar wordt het slecht toeven. Daar gaat de konst verloren, leert ons de Wet van Mariken.