Dat er desondanks – iets neutraler geformuleerd – een kwestie gaande is, blijkt uit de reacties op het juryrapport van de Libris Literatuurprijs afgelopen voorjaar, waarin gewag werd gemaakt van de bedroevende kwaliteit van de ‘vrouwelijke’ inzendingen. Die zouden voornamelijk persoonlijke wissewasjes en relatieproblemen behandelen.

Waarmee opeens de vraag weer in de lucht hing: waarom komen vrouwen maar zo zelden in aanmerking voor een grote literaire prijs? Valt datgene wat ze schrijven wel onder de noemer Literatuur? Al met al is het immers alweer twaalf jaar geleden dat een vrouw de AKO Literatuurprijs won: Connie Palmen met De vriendschap.

Dat vrouwen niet zouden kunnen schrijven, lees: niet zo goed als mannen, is zowel de meest nietszeggende als de meest taaie verklaring voor dit feit. Nauw verwant hieraan is de constatering dat vrouwen niet over de grote thema’s schrijven, maar slechts over persoonlijke wissewasjes. Zoals de 76-jarige Iers/Engelse schrijver Edna O’Brien onlangs in een interview in deze krant (22 juni) getergd uitriep: ‘Alsof Medea niet over moederschap en liefde gaat! Of Othello of End-Game. Alsof schrijvers als Philip Roth niet voortdurend uit eigen leven putten. Het onderwerp doet er niet toe in de literatuur. Al schrijf je een roman over een vrouw met een bolletje wol in een kamer!’

Toch is er blijkbaar een verschil in de manier waarop dat bolletje wol onder handen wordt genomen door mannen en vrouwen. Feit is dat uit een recent onderzoek, geïnstigeerd door de Engelse krant The Guardian, naar voren komt dat mannelijke lezers bij voorkeur lezen over vervreemding en buitenstaanderschap (L’étranger van Albert Camus bleek de grootste favoriet) en vrouwen het liefst over gevoelens en interne strijd (Pride and Prejudice van Jane Austen was bij hen favoriet). Het allerliefst lezen mannen tussen de twintig en vijftig overigens non-fictie. Op de behoefte aan een bepaald soort ‘vrouwenliteratuur’ wordt door uitgeverij en boekhandel steeds gretiger ingesprongen, wat oude clichés over boeken van vrouwen nieuw leven inblaast en literaire erkenning in de weg staat.

Dan zijn er de jury’s van de grote literaire prijzen die grotendeels uit mannen bestaan. Meestal wordt er één vrouw aan het gezelschap toegevoegd, net als één Belg. De overwegend mannelijke invulling van de jury leidt tot een onderwaardering van het vrouwelijke aanbod. Het vrouwelijke jurylid loopt hierin voorop, omdat ze graag wil laten zien dat ze beschikt over literaire smaak en niet over een verborgen agenda.

Misschien gaat de wereld er anders uitzien als jury’s evenrediger worden samengesteld, maar dat is ook de vraag. Vrouwen zijn er van jongs af aan in getraind van jongensboeken te houden. Andersom worden jongens niet tot meisjesboeken verleid. In het tweede hierna volgende essay beschrijft Mirjam Boelsums, schrijver en socioloog, hoe de inlevende lezersblik van meisjes zich aanvankelijk op seksegenoten, maar al gauw uit pure noodzaak (of nieuwsgierigheid?) ook op het mannelijke personage richt. De mannelijke lezer heeft die stap nooit gezet of hoeven zetten.

De AKO Literatuurprijs 2007 wordt op 5 november uitgereikt. Kanshebbers zijn Arnon Grunberg (Tirza), A.F.Th. (Het schervengericht), Willem G. van Maanen (Heb lief en zie niet om), Dimitri Verhulst (Mevrouw Verona daalt de heuvel af), Frank Westerman (Ararat) en Joost Zwagerman (Transito).

Wél nog aanwezig op de zogeheten tiplijst, maar onderweg gesneuveld: Hella S. Haasse (Het tuinhuis), Connie Palmen (Lucifer), Marjolijn Februari (De literaire kring), Patricia de Groot (Derde) en Mensje van Keulen (De laatste gasten).