
Het bijzondere aan de presidentsverkiezingen in de VS, behalve de ellenlange aanloop, de duizelingwekkende hoeveelheid geld die de kandidaten uitgeven en de schamele opkomst (55,7 procent in 2016), is dat ze de belangrijkste ooit zijn, iedere vier jaar opnieuw.
Dit zijn de redenen deze keer. Eén: Donald Trump. November 2020 gaat bepalen of vier jaar erosie van de democratische normen en de aanval op onafhankelijke instituties doorzet of een halt wordt toegeroepen. ‘De vrees, zelfs bij velen die voor Trump gewerkt hebben, is dat een tweede termijn permanente schade toebrengt aan de Amerikaanse democratie’, aldus Carol Leonnig, auteur van Een heel stabiel genie: Hoe Donald Trump Amerika op de proef stelt, een onthullend relaas over wat zich de afgelopen jaren afspeelde binnen het Witte Huis. Ik sprak Leonnig op de redactie van The Washington Post, samen met haar co-auteur Philip Rucker. Ze hebben meer dan tweehonderd bronnen dicht bij Trump gesproken die hebben ervaren dat het politieke raamwerk in de VS flexibel genoeg is om zowel richting democratie als richting autocratie te buigen. Op 3 november van dit jaar mag de Amerikaanse kiezer zeggen welke kant het op moet.
Reden twee: klimaatopwarming. De Trump-jaren gaan de geschiedenis in als de periode waarin de desastreuze invloed van de menselijke invloed op het klimaat onmiskenbaar duidelijk werd. Omgaan met de gevolgen van klimaatopwarming is niet meer iets van de toekomst. Tijdens een recent bezoek aan Miami sprak ik met Adrian Madriz, een jonge sociaal werker die me vertelde over de vlucht naar hoger gelegen gebieden in de stad. Het gevolg, vertelde hij, is ‘klimaatgentrificatie’. ‘De woningen van de minst kapitaalkrachtigen zijn de eerste die zullen onderlopen’, zei hij. In Madriz’ kantoor hing een landkaart met de hoogteligging van verschillende wijken. Een minimale zeespiegelstijging van ruim een halve meter halverwege deze eeuw is vrijwel zeker en zet een grote strook bebouwd gebied in Miami onder water.
De economie en het financiële stelsel vormen reden drie. De voorzichtige poging banken strengere regels op te leggen, die werd ondernomen na de grote crash van 2008, is door Trump voor een groot deel teruggedraaid. De Dodd-Frank-wet, die moest voorkomen dat banken spaartegoeden gebruiken voor een financieel roulettespel, geldt inmiddels alleen nog voor de allergrootsten op Wall Street. Daaronder zit een laag middelgrote banken die gokken alsof het weer 2007 is. De tijdbom-hypotheek, die twaalf jaar geleden de Amerikaanse en Europese economie opblies, is terug van weggeweest. Dit kan een nieuwe recessie in gang zetten. Of de economie scheurt langs een andere lijn: die van de onhoudbare schuldenlast of een klimaatschok. Trump mag de Amerikaanse economie een ‘borrelende ketel vol kansen’ noemen, overkoken kan zomaar gebeuren. Hoe dan ook zijn de VS ‘veel minder goed in staat een klap op te vangen dan tien jaar geleden’, concludeerde econoom Paul Krugman vorig jaar. >
Tel dit alles bij elkaar op, en de vraag wie de volgende Amerikaanse president wordt, krijgt een existentiële dimensie. Niet alleen voor de VS, maar voor de wereld als geheel. Nog vier jaar Trump betekent dat rechts-autoritaire leiders wereldwijd het Witte Huis als hun poolster zullen volgen. Vergroening en verduurzaming is weinig waard als de grootste vervuiler ter wereld weigert mee te doen. En de stabiliteit van de mondiale economie valt of staat bij de robuustheid van ’s werelds grootste economie en machtigste financiële centrum.
Met een inzet die zo hoog is, is het opmerkelijk dat terugkeren naar het verleden de sterkste impuls lijkt te zijn binnen het Democratische electoraat. Deze presidentsverkiezingen gaan over de toekomst – zowel de nabije als die op de langere termijn – en de man die daags voor het begin van de voorverkiezingen aan kop gaat in de optelsom van verschillende peilingen is er ontegenzeggelijk een van vroeger. Het is ontluisterend om Joe Biden, 77, van dichtbij te zien: de voorzichtige pas met dunne oudemannenbenen, de onmogelijk witte tanden en de wazige ogen, in de buitenlucht meestal verscholen achter een blikkerende pilotenzonnebril. Tijdens de Biden-bijeenkomsten die ik bijwoonde bekroop me het gevoel dat het Amerika van de tweede helft van de twintigste eeuw, dat de wereld de les kon lezen en kon consumeren alsof de zon nooit zou ondergaan, was opgedoft en nog een keer mocht paraderen.
Het zou van leeftijdsdiscriminatie getuigen om al te uitvoerig stil te staan bij hoe oud voormalig vice-president Biden is, ware het niet dat in dit geval leeftijd samenvalt met politieke verstarring. Biden omarmt het pakket dat het uitgangspunt is geworden binnen de Democratische partij: een verhoging van het minimumloon naar vijftien dollar, een CO2-belasting, een Amerikaans paspoort voor illegalen die als kind naar de VS kwamen. Maar als het gaat om grote vraagstukken zet Biden laag in. Zijn gedroomde niveau van winstbelasting voor bedrijven ligt lager dan waar Trump mee begon in 2017. Over het financiële stelsel heeft Biden, die als senator lange tijd de belangen van de creditcardindustrie behartigde, vrijwel niets te zeggen. Zijn plannen betekenen dat de Amerikaanse economie enkel voorzichtig wordt aangemoedigd om af te wijken van het fossiele pad.
Biden presenteert zich als de verzoener, die de naar Trump afgedwaalde kiezer weer terug naar de Democraten zal lokken. Een ‘terugkeer naar het normale’, belooft hij in zijn campagnespeeches. Maar in de ogen van veel Amerikanen, of ze in 2016 nu achter Trump aanliepen of de progressieve Bernie Sanders verkozen boven de gematigde Hillary Clinton, is het juist het normale dat verworpen moest worden.
De afgelopen weken nam The New York Times uitgebreide interviews af met de verschillende presidentskandidaten. Biden kreeg de cruciale vraag gesteld: ‘U zet ervaring, redelijkheid en de herinnering aan het Obama-tijdperk in als voornaamste argumenten in uw campagne. Hoe gaat u daarmee de jonge kiezer overtuigen?’ Biden was halverwege een antwoord toen zijn mobiele telefoon afging. ‘What the hell is that?’ riep hij. ‘U wordt gebeld’, antwoordde een van de interviewers. Symbolischer krijg je het niet.
‘Leeftijd is slechts een getal’, was Bidens uiteindelijke conclusie toen werd doorgevraagd naar zijn geschiktheid om de VS te leiden. Biden mag zichzelf vitaal genoeg vinden voor een derde gooi naar het presidentschap, jonge kiezers hebben er geen fiducie in. In Iowa, waar op 3 februari de eerste ronde van de voorverkiezingen zal plaatsvinden, ging Biden lange tijd voorop in de peilingen, vrijwel geheel dankzij oudere stemmers. Twee procent van de kiezers daar onder de dertig zegt op Biden te zullen stemmen. Inmiddels gaat Bernie Sanders aan kop, juist dankzij de jonge kiezer.

Is de generatiekloof ‘de belangrijkste scheidslijn in het Democratische electoraat’, zoals The Washington Post-columnist James Downie het omschreef? Het lijkt er wel op. Tot nu toe is de race bij de Democraten diffuus en wisselen de koplopers. Er wordt getuurd naar wie het beste in staat is om de gedroomde ‘Obama-coalitie’ bij elkaar te krijgen. Die gaat dwars door keizersgroepen heen en brengt jongeren en stemmers van kleur massaal op de been.
‘Zonder jonge stemmers is het onmogelijk voor de Democraten om de verkiezingen te winnen’, zegt Charlotte Atler, verslaggever van Time Magazine. Atler schreef een boek, getiteld The Ones We’ve Been Waiting For: How a New Generation of Leaders Will Transform America, over de historische ervaringen die de politieke voorkeur van millennials hebben bepaald. ‘Deze generatie is gevormd door de financiële crisis, door studieschulden en door de wetenschap te moeten leven op een planeet die opwarmt. Ze hebben vaak tijdelijke banen en daarom geen zorgverzekering. En dus trekken ze naar die kandidaten die een green new deal beloven, gratis gezondheidszorg willen en schuldvergeving bepleiten.’
Een illustratie van hoe generatiepolitiek de voorverkiezingen bepaalt, zag ik tijdens een campagnebijeenkomst van Biden in Cedar Rapids, Iowa, afgelopen najaar. Bij het bezoekerscentrum van Indian Creek, een natuurgebied even buiten de stad, hield Biden een toespraak over klimaatverandering. In hemdsmouwen en met een pilotenbril op de neus, liep hij heen en weer tussen het publiek. ‘Ik heb het beste uitgangspunt om Donald Trump te verslaan. Ik krijg de meeste steun van kiezers uit verschillende hoeken van de Democratische partij’, zei hij. De eerste vragensteller zei zich zorgen te maken over de enorme winsten die er worden gemaakt in de zorgeconomie. ‘Natuurlijk wordt er winst gemaakt’, antwoordde Biden. ‘Wat wil je dan? Een publiek systeem en meer belasting betalen?’ ‘Graag’, was het antwoord. Biden was een moment stil. ‘Nou, dan heb je een goede kandidaat aan Bernie Sanders of Elizabeth Warren.’
De tweede vragensteller was een achttienjarige scholier, een van de zestien miljoen kiezers die erbij is gekomen sinds de vorige presidentsverkiezingen. Ze omschreef zichzelf als een klimaatactivist en ze wilde weten hoe de klimaatbeweging Biden had geïnspireerd. ‘Ik hoop dat ík de klimaatbeweging heb geïnspireerd’, was zijn repliek, waarna een exposé volgde over hoe hij de Democratische Partij had veranderd sinds de jaren zestig. Hij eindige met de klacht dat jongeren de politiek mijden. ‘Jullie kunnen alles krijgen wat je wilt’, zei Biden. ‘Als jullie gaan stemmen, zijn er vijf miljoen kiezers extra’ (‘pin me er niet op vast’ is wat Biden zegt als hij cijfers citeert). Wat me verbaasde was niet het verschil in opvattingen, maar de vanzelfsprekendheid waarmee Biden dacht de logische keuze te zijn.
Het lijkt erop dat Biden de electorale geografie van Amerika over het hoofd ziet. De groep kiezers in Amerika die is geboren na 1980 is bijna net zo groot als die van de babyboomers. Voor elke Republikeinse kiezer in dit cohort zijn er twee Democraten. Volgens een peiling van het Pew Center houdt twaalf procent van de jongeren er een conservatieve opvatting op na. In 2016 ging slechts twintig procent van de jonge kiezers naar de stembus. Als dat percentage omhoog kan worden gehaald, ligt het presidentschap binnen handbereik voor de Democraten.
Het is denkbaar dat Biden de nominatie voor zijn partij in de wacht sleept. In Arizona, Florida, Michigan, North Carolina, Pennsylvania en Wisconsin hebben de Democratische kiezers het liefst een gematigde kandidaat, zo bleek uit een recente peiling van The New York Times en Siena College. Maar om langs die weg te proberen het Witte Huis te winnen is een riskante strategie. Het verlangt van de jongere kiezers massaal te komen opdagen voor een kandidaat die vrijwel niemand van hen inspirerend vindt.
Anderzijds is de kandidaat die jong genoeg is om Bidens zoon te zijn net zo min in trek bij de jongeren. Pete Buttigieg werd deze maand 38 en peilt matig bij de jonge kiezers. Buttigieg, tot voor kort de gekozen burgemeester van South Bend, een stad van honderdduizend inwoners in Indiana, begon zijn campagne met de belofte van een generationele wisseling van de wacht. ‘Deze verkiezingen gaan niet over de komende vier jaar’, zei Buttigieg in de toespraak waarmee hij aftrapte. Hij probeerde de Obama-erfenis aan te boren door zijn toespraak met de woorden ‘hope’ en ‘change’ te larderen. Buttigieg suggereert regelmatig dat zijn presidentschap op een vergelijkbare manier grensverleggend zou zijn. Zoals Obama de eerste Afro-Amerikaanse president was, hoopt hij de eerste openlijk homoseksuele president te worden. ‘Het gaat erom het land voor te bereiden op een beter leven in 2030, 2040 en in het jaar 2054, wanneer ik, als God het wil, even oud ben als onze huidige president.’
Dat was in april. Afgelopen november, nadat duidelijk was geworden dat de ‘millennial mayor’ er maar matig in slaagt kiezers binnen zijn eigen generatie te winnen, begon Buttigieg zichzelf te presenteren als ‘the retirement guy’ en gingen zijn toespraken over een ‘gray new deal’. Het is tekenend voor het politieke opportunisme dat aan Buttigieg kleeft. En dus zit hij achter dezelfde doelgroep aan als Joe Biden: de oudere witte kiezers, die hun stempel drukken op de staten die het eerste aan bod komen in de voorverkiezingen: Iowa, en daarna in New Hampshire, op 11 februari.
Dat de eerste electorale klappen daar worden uitgedeeld heeft een discussie op gang gebracht over of de voorverkiezingen niet te veel ‘witgewassen’ worden. Een overwegend wit electoraat mag de eerste winnaars aanwijzen, waarna die kandidaten zich kunnen tooien met het imago van succes. ‘Iowa en New Hampshire zijn niet representatief voor de diversiteit van ons land, en zeker niet representatief voor de diversiteit binnen de Democratische Partij’, zei Julián Castro, politicus uit Texas die uit de race om het presidentskandidaatschap stapte en nu Elizabeth Warren steunt.
Castro sprak over etnische diversiteit, maar op vergelijkbare wijze lijkt er sprake van ‘age-washing’. Biden en Buttigieg doen het beiden goed in Iowa en New Hampshire, zonder jongeren aan te spreken. Met een mediane leeftijd van 42,7 en 38 behoren Iowa en New Hampshire bovendien tot de oudere staten. De bevolking van Californië en Texas, de twee grootste staten waar wordt gestemd op 3 maart, ‘Super Tuesday’, is gemiddeld jonger. Biden gaat ook daar vooralsnog aan kop, maar met een veel kleinere marge. Buttigieg komt er niet boven de tien procent uit.
Het gebrek aan enthousiasme voor Buttigieg doet veel commentatoren in de VS achter de oren krabben. Op papier is hij de ideale kandidaat. De afgelopen decennia behaalden de Democraten hun successen dankzij jonge, charismatische mannen die het meer van hun imago dan van fundamentele hervormingen moesten hebben. Het optimisme dat Bill Clinton en Barack Obama belichaamden was genoeg, al ging het gepaard met beleid dat de economische en ecologische status quo in stand hield: licht gereguleerd kapitalisme waarin de grote industrie en de financiële sector een achterdeurtje hebben om beleidsmakers te beïnvloeden. De trend van groeiende economische ongelijkheid, ingezet in de Reagan-jaren, zette flink door onder deze presidenten. En dat is waarschijnlijk de reden dat de formule ‘jonge, welbespraakte man’ inmiddels lijkt uitgewerkt. >
In alle berichten over Pete Buttigieg wordt zijn indrukwekkende cv opgelepeld: studeren aan Harvard, met een Rhodes-beurs naar Oxford (net als Bill Clinton), een baan bij McKinsey, als militair op missie naar Afghanistan en een verkiezing op jonge leeftijd tot burgemeester (met elfduizend stemmen: een lage opkomst betekent ook een lage lat). ‘Jonge mensen zijn vaak anti-institutioneel, maar Buttigieg is juist zeer institutioneel’, schreef David Brooks in zijn New York Times-column. ‘Zijn leven is gedefinieerd door zijn dienstbaarheid aan organisaties, niet door ertegen te rebelleren.’
De conservatieve Brooks ziet de institutionele inborst van Buttigieg als een aanbeveling. Maar veel jongere kiezers lijken Buttigieg te wantrouwen precies vanwege de organisaties waaraan hij dienstbaar was. Harvard, de elite-universiteit waar het nog altijd mogelijk is je weg naar binnen te kopen als je ouders daar studeerden. McKinsey, een consultancy die de regering-Trump adviseerde hoe kosten te besparen in migrantengevangenissen aan de Amerikaanse zuidgrens. Het leger, dat jonge Amerikanen eerder associëren met de oorlog onder valse voorwendselen in Irak dan met Amerikaanse trots. Buttigieg is inderdaad keurig doorgegeven van de ene pijler van Amerika naar de andere, maar het zijn instituties die laten zien dat de VS geen meritocratie meer zijn: succes hangt af van inschikkelijkheid aan de dominante politieke en economische logica.
Pete Buttigieg zelf geeft, onbedoeld, zijn zwakke plek aan in zijn autobiografie Shortest Way Home: One Mayor’s Challenge and a Model for America’s Future. ‘Het was tijd om wat van de echte wereld te leren kennen’, blikt hij terug op het moment dat hij de universiteit verliet. ‘Dus ging ik in dienst bij McKinsey.’
Die instelling onderstreept de kloof tussen hem en een deel van zijn generatie. Twintig jaar geleden zou hij hiermee vooral bewondering hebben geoogst. Maar een financiële crisis verder, en met het opwarmende klimaat dat de grenzen van op groei gebaseerd kapitalisme aangeeft, geloven weinigen dat McKinsey ‘de echte wereld’ is – of zou moeten zijn. Dat geldt net zo goed voor hoogopgeleide progressieve jongeren die zich druk maken over een klimaatcatastrofe als voor lager opgeleiden die zich afvragen wat hun economische kansen zijn zonder universitair diploma.

De afgelopen drie verkiezingen hebben de VS eerst op hoop en verandering gestemd en daarna op herstel van oude glorie. Ongeveer 8,4 miljoen Obama-stemmers maakten de overstap naar Trump. Dit is een duidelijk signaal dat teleurstelling de bepalende factor van de Amerikaanse democratie in de 21ste eeuw is geworden. ‘Obama wekte zulke hoge verwachtingen bij veel Amerikanen, dat ze onvermijdelijk teleurgesteld zullen raken’, blikte William A. Galston, onderzoeker bij denktank Brookings en auteur van Anti-Pluralism: The Populist Revolt against Democracy in 2010 terug op de eerste twee Obama-jaren.
Obama zelf deed altijd luchtig over de potentiële ontgoocheling die hij zaaide. ‘Ik ben een Rorschachtest; zelfs de mensen die mij uiteindelijk teleurstellend vinden, hebben iets te winnen’, zei hij in 2008 tegen The New York Times. Dat was een gevaarlijke uitspraak. Twee presidentstermijnen verder oogstten de Democraten teleurstelling: over de gebrekkige aanpak van de banken na de crisis, de voortwoekerende ongelijkheid, de stagnerende inkomens en de stijgende schulden. Het ondergroef de kansen van Hillary Clinton om te winnen van Trump, die geen verantwoording hoefde af te leggen over de teleurstelling maar die juist kon uitmelken.
Voor een aanzienlijk deel van het Democratische electoraat was de krappe triomf van Hillary Clinton over haar rivaal Bernie Sanders al een teleurstelling. In november 2016, met de presidentiële campagnes op hun hoogtepunt, peilde Time Magazine hoe kiezers zich voelden over de mogelijkheden die ze hadden voor het volgende presidentschap. De helft van de respondenten koos voor ‘teleurgesteld’, negen procent omschreef zichzelf als ‘tevreden’.
De bron van somberheid was af te leiden uit diezelfde peiling. Gevraagd of ze het idee hadden dat hun leven beter was geworden tijdens de Obama-jaren antwoordde dertig procent ‘ja’. Zeventig procent constateerde stilstand of achteruitgang bij zichzelf. Een paar weken later won Trump het presidentschap, mede dankzij twaalf procent van de Bernie-stemmers die liever Trump dan Hillary hadden.
Deze teleurstelling is een moment van vorming geweest voor veel millennials, aldus Charlotte Atler, auteur van The Ones We’ve Been Waiting For. ‘Dit is de groep die teleurgesteld is geraakt door de economische structuren van de twintigste eeuw en die een nieuw systeem verlangt voor de 21ste eeuw’, zegt zij. ‘Sanders en Warren omschrijven het systeem als “vervalst”, waardoor hervormingen worden tegengehouden. Dat raakt een snaar bij jonge kiezers die niet nog een keer teleurgesteld willen worden.’
De autopsie van de verkiezingen van 2016 is nog altijd aan de gang. ‘We proberen nog steeds te ontcijferen of de crisis in Amerika te wijten is aan een zelfzuchtige kleptocratische elite, de politieke sociologie van de Rust Belt, de zelfgenoegzaamheid van Clintons campagnemanagers of aan de hardnekkigheid van raciale scheidslijnen in Amerika’, schreef historicus Adam Tooze deze zomer in The New York Review of Books. Het antwoord is waarschijnlijk ‘aan alles tegelijk’, en het is de vraag of Trump weer kan winnen als een van die oorzaken wegvalt.
Ondertussen blijft het probleem dat de grote theorieën, de eindeloze stroom boeken over het ontevreden en het in de steek gelaten Amerika en de talloze ‘Appalachen-safari’s’ – zoals de journalistieke reportages op zoek naar de Trump-stemmer soms schamperend worden genoemd – een afgeleide zijn van een historische toevalligheid, meer dan van een onvermijdelijke uitkomst van Grote Historische Krachten. Trump won met de kleinste marges denkbaar en kreeg landelijk miljoenen stemmen minder dan Hillary Clinton. Als er ooit een vraag was die aanleiding geeft voor een als-dan-geschiedenis is het deze: wat zou het grote verhaal van Amerika zijn geweest als tachtigduizend stemmers in Michigan, Pennsylvania en Wisconsin anders hadden gekozen of niet waren komen opdagen?

mdat de vorige presidentsverkiezingen een wispelturig patroon vertonen, vormen ze een onzeker kompas voor de Democraten op weg naar 3 november 2020. Het gevolg is een onderlinge strijd tussen aanhangers van twee rivaliserende theorieën. Dat Trump met de hakken over de sloot won, wordt aangegrepen als argument voor een kandidaat die de middenweg bewandelt. ‘Een zwaai naar links ondergraaft wat een kans voor de Democraten zou kunnen zijn om een bijzonder impopulaire president te verslaan’, schreef Linda Chavez, onderzoeker bij het Niskanen Centre, een denktank voor het politieke midden in Washington DC. Chavez’ analyse was onderdeel van een rondgang die The Washington Post maakte langs meer dan dertig denkers, met de vraag of de Democraten bij deze verkiezingen beter een progressieve of een behoudzuchtige presidentskandidaat kunnen afvaardigden. Chavez behoort tot de voorstanders van het tweede.
Harvard-econoom Dani Rodrik, een van de andere respondenten, redeneerde de andere kant op. Volgens Rodrik moeten de Democraten een fundamentele keuze maken: Trump beschouwen als een aberratie en ‘de economische status quo behouden met een paar cosmetische veranderingen’. Of Trump zien als symptoom van een ‘onhoudbaar onrechtvaardig economisch systeem dat fundamenteel hervormd moet worden’. Alleen die tweede optie, meende Rodrik, ‘kan het ontstaan van toekomstige Trumps voorkomen’.
Dat van het kwartet koplopers iedereen de afgelopen maanden al een keer voorop ging in de peilingen, laat zien dat het Democratische electoraat heen en weer zwenkt tussen deze twee opties. De race in Iowa is ongekend spannend, met Joe Biden, Bernie Sanders, Pete Buttigieg en Elizabeth Warren die in principe allemaal nog kunnen winnen. Het percentage kiezers in die staat dat nog geen keuze heeft gemaakt is met veertig procent historisch hoog.
Ook bij The New York Times heerst twijfel. Voor het eerst in de geschiedenis besloot de krant twee mogelijke presidentskandidaten te steunen. Elizabeth Warren kreeg de ene nominatie vanwege haar ‘toewijding aan het hervormen van de fundamentele structuren van de overheid en de economie’. Maar de redacteuren maken zich ook zorgen dat Warren, die superrijken zwaarder wil belasten, grote bedrijven wil opbreken en zorg en onderwijs gratis wil maken, haar beloften niet kan waarmaken. Ze zou daarmee de basis kunnen leggen voor een nieuwe lichting teleurgestelden. En dus adviseerde de krant ook Amy Klobuchar, senator uit Minnesota met een gematigde agenda en een schare fans die groot genoeg is om haar tot nu toe in de race te houden. Klobuchar overtuigde The New York Times als een kandidaat die de kiezers uit het Amerikaanse binnenland kan terughalen naar de partij. Warren was de vaandeldrager voor linkse Democraten, luidde het eindoordeel; Klobuchar die voor de centristen.
The Nation klaagde dat dit enerzijds-anderzijds van de krant niemand hielp. ‘Dit is geen aanbeveling, maar een reflectie op de wedloop tussen progressieve en centristische politiek’, schreef het linkse weekblad. Inderdaad moet er uiteindelijk één vaandel worden opgerold. En als het aan de jonge kiezers ligt, is het duidelijk welke van de twee dat moet zijn. Ze vormen de stabielste factor te midden van een democratisch electoraat dat twee kanten tegelijk op beweegt. Uit de halfjaarlijkse Youth Poll die Harvard afneemt bleek dat voor 28 procent van de stemmers onder de dertig Bernie Sanders favoriet is. Elizabeth Warren komt op de tweede plaats, met 22 procent. Bij elkaar opgeteld kwam de jonge achterban van Joe Biden, Pete Buttigieg en Amy Klobuchar uit op iets meer dan twintig procent. Toekomstig Amerika wil verder naar links. In dit opzicht is er weinig veranderd sinds 2016, toen Sanders veel meer jonge kiezers trok dan Clinton. Het enige verschil is dat het gewicht van deze groep alleen maar groter is geworden.
Zo bezien valt de ideologische strijd binnen de Democraten samen met het verschil tussen leeftijdsgroepen. De ultieme vraag is of ze een generatiestrijd kunnen uitvechten én Donald Trump kunnen verslaan. Maar misschien is dit een vals dilemma. De grote afkeer van Trump onder jongeren is even stabiel als hun steun voor een progressieve kandidaat. Driekwart van de Amerikanen onder de dertig keurde Trump in 2016 af. De meest omstreden president in de geschiedenis dankte zijn overwinning aan een grijze golf. Trumps aanhang bij de Republikeinse voorverkiezingen was ouder dan het gemiddelde in zijn partij. In de strijd om het Witte Huis schaarden de vijftig-plussers zich in meerderheid achter Trump.
Amerika is al langer het toneel van een generatiestrijd. ‘Als de verkiezingen van 2016 een veldslag waren, dan wordt 2020 een volledige oorlog’, schrijft Charlotte Atler in haar boek. ‘Het kan nog twee jaar duren, of vijf of tien, maar de boomers kunnen de koers in Washington niet blijven bepalen. Een hoge golf komt eraan. Misschien spoelt hij deze verkiezingen al aan.’