‘She sure is one!’ zegt een militair tegen Burt Lancaster. Beiden kijken keurend een vrouw na, zonnebril, strakke rok. Ze wandelt van haar Cadillac naar hun kazerne. ‘One what?’ vraagt Burt. ‘One woman’, zegt de militair. ‘Hmm’, zegt sergeant Burt schokschouderend, ‘I’ve seen better.’
‘She’ is de vrouw van de kapitein, gespeeld door Deborah Kerr, blond deze keer, kortgeknipt haar. Burt beweert dan wel dat hij ‘ze’ wel eens beter zag, maar hij kijkt haar zo peinzend na dat je snapt dat er iets zal gaan gebeuren tussen de sergeant en de mooie vrouw van de kapitein. En dat gebeurt dus ook. Dat ‘iets’ zou de meest besproken filmscène in Deborah Kerrs carrière worden: de kus op het Hawaïaanse strand in From Here to Eternity (1953).
‘Niemand geloofde dat ik kon acteren tot ik in badpak verscheen’, spotte de in Schotland geboren en in Engeland getogen actrice later over de heisa die de sexy strandscène in de jaren vijftig teweegbracht. Graag vertelde ze erbij hoeveel takes Burt en zij moesten doen tot de juiste golf kwam. Die golf moest symbolisch helemaal over het kussende stel heen spoelen; tot de voeten vond regisseur Fred Zinneman niet genoeg.
Het was nogal een ommezwaai voor de keurige Kerr: het badpak, het strand, Burt en de golf. Toen haar agent voorstelde om haar bij regisseur Fred Zinneman aan te prijzen nadat Joan Crawford was afgehaakt, lachte Kerr hem vierkant uit. ‘Ze sturen je meteen weg’, zei ze. Kerrs fatsoenlijke imago duldde geen overspel. Katherine Hepburn was classy en slim, Lauren Bacall was sensueel en mysterieus, Marilyn Monroe sexy en een beetje dom, maar Deborah Kerr gold als kuis en sereen. ‘Onredelijk deugdzaam’, zoals collega Laurence Olivier ooit opmerkte. Kerr speelde nonnen of gouvernantes. Zinneman castte haar toch als against-type omdat hij dacht zo het publiek meer te zullen verrassen. En de casting bleek een succes. De rol van de ongetrouwde kapiteinsvrouw Karin Holmes leverde Kerr de tweede van zes Oscarnominaties op. De eerste kreeg ze voor haar rol als Spencer Tracy’s toegewijde echtgenote in Edward, My Son.
In de Britse en Amerikaanse obituaries werd Deborah Kerr afgelopen oktober ruim geprezen om haar wendbaarheid als actrice. ‘Je had destijds sexy actrices als Marilyn Monroe en damesachtige actrices als Audrey Hepburn, maar alleen Deborah Kerr kon allebei die rollen aan’, citeerde de Los Angeles Times filmhistorica Jeanine Basinger.
Toch is dat niet de juiste typering. Speciaal aan Kerr was niet zozeer dat ze het allebei kon; ze kon het allebei tegelijk. Zoals de overspelige Karin Burt al snel het huwelijk weer in wil manoeuvreren (tot ze beseft dat de man eigenlijk met het leger is getrouwd), zo was het voor Kerrs nonnen en gouvernantes nooit eenvoudig om hun deugdzaamheid te bewaren. Deborah Kerr was de geremde vrouw in optima forma, zoals je ze na de seksuele revolutie niet vaak meer zou tegenkomen in films. Ze zou een goede actrice zijn geweest voor een vertolking van de door angst bevangen, maagdelijke Florence uit Ian McEwans recente On Chesil Beach. Van angst verkrampen en dat ook weer wegslikken, moest Kerr in bijna al haar films wel een keer.
Zie Kerr in een van haar mooiste films, Black Narcissus, als de vastbesloten Ierse moeder-overste Sister Clodagh, die door de kerk naar de Himalaya wordt gestuurd om er een nieuwe orde te stichten en de Indiërs te temmen. Sister Clodagh draagt een witte pij met vogelmuts. Ze heeft grijsgroene ogen en een gevoelige mond; lippen die snel trillen. Clodagh wordt vrijwel direct in het nauw gedreven door de excentrieke Engelse agent in korte broek die ook te veel indruk maakt op andere nonnen, zo ook de labiele Sister Ruth, die altijd weinig geschikt leek voor het klooster. Machteloos ziet Clodagh toe hoe de nonnen in dit vreemde, sensuele land één voor één hun zelfbeheersing dreigen te verliezen. ‘Het is het landschap’, klaagt een van de oudste nonnen tegen Sister Clodagh. ‘Je kunt hier te ver kijken. Ik herinner me ineens weer zaken van voordat ik tot de orde toetrad, dingen die ik me eigenlijk niet wil herinneren. Ik zie de aardappel niet meer die ik hier aan het planten ben.’ Het begin van de zondeval. Ook Clodagh zelf worstelt steeds heviger met haar demonen: dromen en herinneringen aan haar jeugdliefde van voor ze in het klooster trad.
Fraaier hysterisch nog is Kerrs Miss Giddens in de horrorklassieker The Innocents, gebaseerd op het beroemde verhaal The Turn of the Screw van Henry James. Kerr speelt gouvernante Miss Giddens (zonder voornaam) die op een Engels landgoed de verantwoordelijkheid krijgt over twee weeskinderen. Ze ontdekt dat de vorige gouvernante zelfmoord heeft gepleegd na een intense, gewelddadige verhouding met de sinistere huismeester, die ook een geheimzinnige dood gestorven is. De huishoudster vertelt over de omgang tussen deze twee, die ‘kamers midden op de dag gebruikten alsof het een woud was in de nacht’. Miss Giddens wordt steeds onrustiger. Langzaam raakt ze ervan overtuigd dat de kinderen niet zo onschuldig zijn als ze lijken. De verdorven geesten van de gouvernante en de huismeester waren volgens de gouvernante nog in het kasteel rond en vergiftigen de geest van de aan haar toevertrouwde kinderen. Maar deze angstige, geobsedeerde Miss Giddens is een onbetrouwbare vertelster. Is zij de enige die de man en de vrouw ziet rondwaren of zien de anderen ze ook? Wordt er met haar gesold of zijn de geesten de projecties van haar eigen ‘verdorven’ geest? Waart de duivel in de kinderen of zijn het haar eigen gefrustreerde, seksuele verlangens?
Zoals de meeste Hollywood-actrices speelde Kerr haar bekendste rollen tussen haar dertigste en veertigste, in de jaren vijftig. Toen ze in oktober van dit jaar stierf, was ze al twintig jaar met pensioen. Ze was een beetje vergeten ook. De enige biografie over haar stamt uit 1977. Haar roem kende een kleine opleving in de jaren negentig dankzij Sleepless in Seattle, waarin Meg Ryan verslingerd is aan An Affair to Remember (1957), het melodrama waarin Deborah Kerr een affaire krijgt met Cary Grant, die misloopt wanneer ze op weg naar hun afspraak onder een auto komt, en hem daarna ontwijkt omdat ze hem niet wil vertellen dat ze niet meer kan lopen.
Zoals het de deugdzame vrouw past, kwam Kerr niet met eigen memoires, maar komt ze wel een paar keer voor in de memoires van anderen. In die van Elia Kazan bijvoorbeeld, die lyrisch is over haar discipline en gevoeligheid als actrice in het toneelstuk Tea and Sympathy (1956). In die van ex-minnaar Michael Powell, de regisseur van Black Narcissus, die haar (net zo geëxalteerd als zijn film) beschrijft als ‘my darling, my life, my fate’ als hij haar jaren na hun verhouding weer terug ziet bij een Oscaruitreiking.
De prefeministische, geremde vrouw die Kerr neerzette, is ingehaald door haar opvolgsters. Jodie Foster trad in haar voetsporen met haar rol in Anna & The King, een mislukte remake van de musical The King and I waarin gouvernante Kerr de koning van Siam (Yul Brynner) zijn tien vrouwen en 67 kinderen de westerse waarden wil bijbrengen. Foster probeert het opnieuw en zet gouvernante Leonowens neer als een onafhankelijk, doelgericht type. Het wil maar niet gaan sudderen met koning Mongkut.
In The Others, een film die varieert op The Innocents en Henry James’ verhaal The Turn of the Screw, waart Nicole Kidman rond als een angstaanjagende geestverschijning. In haar lijkt iets te schuilen wat maar beter niet tot ontploffing gebracht kan worden. Wij zijn banger vóór haar dan óm haar. Kerrs kwetsbare vrouw is definitief tot de mythologie van het verleden gaan behoren. B 16 oktober 2007