En het gevoel dat als je de laatste bent, dat je dan toch de eerste zult worden. Want dat kan. Sterker nog, dat ligt voor de hand. Omdat de bijbel het zegt. En omdat de wetenschap het zegt. Hoeveel ruggensteunen heb je nodig?
In een sportwedstrijd heeft de laatste op het oog altijd minder (minder) kans om te winnen dan de eerste. Wie vooraan ligt, hoeft namelijk minder (minder, minder!) afstand af te leggen tot de finish dan degenen die achteraan zitten of rijden. Maar er is meer (meer).
Onlangs schaatste Mark Tuitert zijn laatste wedstrijd. Hij nam afscheid van het trouwe publiek dat altijd naar hem was komen kijken. In zijn allerlaatste race zei commentator Frank Snoeks: ‘Dit is de laatste keer dat Tuitert een kruising rijdt. De laatste keer dat hij in de kont kruipt van zijn tegenstander. De laatste bocht. De laatste finish…’ De laatste keer dat hij in de kont kruipt van zijn tegenstander.
Of het nu de laatste of de tweede keer is, in de kont van de tegenstander kruipen is een serieus ding. Hoe doe je dat? Wanneer doe je dat? En wat heeft het voor zin, in de kont van je tegenstander kruipen? Is het niet zinloos en heb je daardoor niet juist minder (minder) kans om te winnen?
Nee, dat is niet zinloos. Integendeel. Want de laatsten zullen de eersten zijn, dat wil zeggen: de tweede zal de eerste zijn. Dus: degene die achter ligt, gaat als eerste over de finishlijn.
Afgelopen weekend hebben we in alle glorie gezien hoe de laatsten de eersten werden. Of bijna, in elk geval. Omdat de laatsten in de kont wisten te kruipen van de tegenstander. Omdat ze achter iemand reden die voor hen de wind brak. En dat scheelt een stuk.
Ik vind dat mooi, dat iemand de wind breekt voor iemand anders. Opzettelijk of niet, de wind wordt gebroken. Alsof je het kunt horen: een lange, zachte krrrkk – daar breekt de wind.
Zowel in Milaan-San Remo (wielrennen) als op het WK allround (schaatsen) zagen we hoe dat werkt. Steeds bleek op de kruising de schaatser die achter lag de voorste steeds meer (meer) te naderen. Zijn achterstand werd minder (minder) en minder (minder). Want hij (m/v) zat in die kont voor hem. En wanneer twee schaatsers vlak achter elkaar schaatsen met een behoorlijke snelheid, dan gebeurt er iets. Dan komen er krachten los. Niet zomaar mentale krachten in de zin van ik ga hem eens even een potje inhalen en versteld doen staan, maar in concrete, fysieke, fysiologische wetenschappelijke zin. Twee gaan daadwerkelijk harder dan één. En ze hoeven er minder moeite voor te doen. In elk geval die tweede.
Bij het wielrennen is dat nog beter te zien. Als er zes renners een groepje vormen, en ze rijden achter elkaar, dan levert de voorste veel meer (meer) energie dan de anderen. Hij moet meer luchtweerstand overwinnen dan de anderen, er is niemand die voor hem de wind breekt. En luchtweerstand is het grootste obstakel voor de wielrenner. Daarbij valt de wrijving van de banden en het asfalt in het niet. Hoe lager de luchtweerstand, hoe minder energie nodig is om snelheid te maken.
De derde renner in het groepje hoeft zo’n dertig procent minder (minder, minder!) energie te leveren dan de eerste. Tel uit je winst. Dat deed in Milaan-San Remo de Noor Alexander Kristoff, die zich door de renner voor hem als het ware liet katapulteren naar de finishlijn, die hij glorieus als eerste overschreed. Want hij had energie over. Marc Cavendish viel stil. Die had ook nog wel energie, maar veel minder (!).
De eerste wordt dus laatste omdat de anderen profiteren van zijn harde, zware werk. En de laatste, die wordt eerste, omdat hij het meest en het slimst profiteert. (Net als in het echte leven.)
Als hij maar niet te lang, of te diep, in de kont van zijn tegenstander kruipt.