Sinds de Socialistische Partij begin november in de peilingen door de grens van twintig zetels heen schoot en voor het eerst de vvd passeerde, is er in Den Haag hardop gesproken over een mogelijke regeringsdeelname van de partij. Want ook als het niet zo ver komt, moet de partijleiding serieus rekening gaan houden met regeringsdeelname over vier jaar. Bijna alle programmapunten zijn voor de sp nu wel onderhandelbaar, maar het antwoord op de vraag wat er in Nederland gaat veranderen als de sp meeregeert hangt niet alleen af van het regeerakkoord. Het hangt ook af van de vraag wie namens de partij het pluche gaat bezetten. Jan Marijnissen meent vanzelfsprekend dat de partij klaar is voor de regeringsverantwoordelijkheid. Hij heeft blijkens zijn weblog zelfs al met ‘mogelijke kandidaat-ministers’ gesproken. Marijnissen voorziet ook geen gewenningsproblemen aangezien de partij voldoende bestuurservaring op lagere niveaus heeft opgedaan: ‘In Oss zitten we al jaren in het college. Dat gaat uitstekend. Net als in Nijmegen en in Groningen.’
Daar wringt echter de schoen. Telkens wanneer de partij nieuwe machtsposities verwierf, bleek het moeilijk om gekwalificeerde bestuurders te vinden. Van de 28 sp-wethouders die ons land sinds de overwinning van de sp in de raadsverkiezingen van maart telt, is bijna een derde afkomstig van buiten de partij. En zoals de sp ooit in Oss en Nijmegen aanpassingsmoeilijkheden had, zo ontstonden het laatste half jaar ook elders conflicten rond sp-wethouders die meer affiniteit hadden met tomaten gooien dan besturen. Het probleem is zo groot dat Marijnissen er na die verkiezingen bij de kersverse sp-raadsleden op aandrong niet meteen te gaan meebesturen: ‘Ik raad ze in de meeste gevallen aan eerst eens ervaring op te doen in de gemeenteraad.’
Beschikt de sp dan ten minste over voldoende kandidaat-ministers (extraparlementaire kandidaten inbegrepen) om kernpunten uit het programma te kunnen verwezenlijken? Uiteraard komt Marijnissen zelf als eerste in aanmerking. Minister-president zal hij niet worden, tenzij er in de tijdspanne die hem in de landspolitiek rest een klein electoraal wonder geschiedt. Maar een portefeuille in de sociaal-economische driehoek is voor de politiek leider van een regeringspartij een vanzelfsprekendheid. In zijn geval ligt Sociale Zaken dan het meest voor de hand.
Niet alleen heeft Marijnissen zich gedurende tientallen jaren vooral op dit terrein geprofileerd en gemanifesteerd, uit al zijn geschriften blijkt ook dat de ‘sociale kwestie’ in zijn politieke visie een centrale plaats inneemt. Daarvoor heeft hij zowel een doctrinaire reden (Marijnissen hanteert nog altijd impliciet het marxistische basis-bovenbouw-kader) als een praktisch-politieke: de meeste van zijn kiezers rekenen erop dat de sp, eenmaal in de regering, een halt toeroept aan de ‘uitverkoop’ van de sociale zekerheid en aanverwante collectieve arrangementen. De partij zal vooral op dit terrein moeten waarmaken wat zij decennialang gepredikt heeft.
Agnes Kant (nummer twee op de lijst) zou volgens veel waarnemers een goed figuur slaan op vws en een nog veel beter figuur als staatssecretaris van Volksgezondheid. Kant is arts (gepromoveerd in de epidemiologie), heeft vier jaar ervaring als raadslid (Doesburg) en is nu acht jaar woordvoerder voor volksgezondheid. Patiëntenverenigingen prijzen haar inzet. De Nederlandse huisartsen hebben haar deze zomer uitgeroepen tot beste kandidaat-minister. Bij specialisten en verzekeraars ligt zij om evidente redenen wat minder goed, maar ze heeft het kaliber om zaken met hen te kunnen doen. Last but not least wordt Kant, anders dan de huidige minister van vws, binnen en buiten de Kamer beslist herkend.
Na Marijnissen en Kant wordt de spoeling in de fractie dunner. Hetzelfde probleem doet zich voor als na de raadsverkiezingen: de smaakmakers op de onderscheiden beleidsterreinen hebben eerder een activistische dan een bestuurlijke achtergrond. Dat geldt ook voor buitenlandspecialist Harry van Bommel (nummer drie) die zich voornamelijk profileert als woordvoerder van de alternatieve globaliseringsbeweging. Zijn diplomatieke ervaring is nihil. Aangezien hij met zijn ‘anti-EU’-standpunt ook nog eens alleen staat onder de grotere partijen lijkt Van Bommel niet voorbestemd voor een post.
De Heerlense jurist Jan de Wit (nummer vier op de lijst) schittert sinds 1998 als fractiewoordvoerder voor justitie door degelijke onopvallendheid, terwijl de opvallendste aanstormende talenten, zoals econoom Ewout Irrgang (30, zesde op de lijst) en historicus Ronald van Raak (37, zevende) nog te jong zijn.
Maar het ministerschap is niet gebonden aan lidmaatschap van de volksvertegenwoordiging. Hoe zit het met de mogelijke buitenparlementaire kandidaten? De partij heeft aanhang in vrijwel alle maatschappelijke geledingen en beroepen, van voetbaltrainer (Co Adriaanse) tot voormalig advocaat-generaal bij de Hoge Raad (Jan Leijten). Opmerkelijk is het grote aantal musici, schrijvers en andere Bekende Nederlanders onder de sympathisanten, inclusief vrije jongens (en meiden) als Harry de Winter, Nilgün Yerli, Bob Fosko, Derk Sauer en Adam Curry. Met uitzondering van Sauer, die vanaf het begin prominent lid op de achtergrond is en frequent contact heeft met Marijnissen, laat die sympathie zich echter niet vertalen in posten.
Daarvoor zijn we aangewezen op mensen met ‘zware’ bestuurservaring. En dan valt op dat de sp (nog) geen enkel prominent lid heeft in de top van vakbeweging of bedrijfsleven, onder topambtenaren, in de Sociaal-Economische Raad, in universiteits- en ziekenhuisbesturen of in het burgemeesterscircuit. Hier is de partij volledig aangewezen op sympathisanten, met als primus inter pares ongetwijfeld de Utrechtse universiteitshoogleraar Frits van Oostrom, president van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en voorzitter van de commissie die recent de historische canon van Nederland samenstelde. Van Oostrom adviseerde afgelopen zomer bij de opstelling van het verkiezingsprogramma en Marijnissen laat op zijn beurt niet na hem te prijzen op zijn weblog.
Zo rijst de vraag of Van Oostrom bereid is namens de sp zitting in een kabinet te nemen, bijvoorbeeld op Onderwijs. Hij noemt die vraag ‘even onverhoeds als onmogelijk’. Van Oostrom: ‘Ik heb zeer zeker sympathie voor de sp, als ook voor een aantal andere partijen ter linkerzijde. Van geen ben ik lid en aangezien ik steeds meer de indruk krijg dat politiek vooral over politiek gaat, geloof ik niet dat ik in die wereld iets te zoeken heb. Ik beschouw mezelf als een inhoudsgedrevene, en dat type lijkt als minister doorgaans een brokkenpiloot of eendagsvlieg.’