HALF MAART EINDIGT Rita Verdonk haar weblog op haar website ritaverdonk.net met de volgende zinnen: ‘De komende dagen ben ik weer druk bezig met diverse werkzaamheden in de Tweede Kamer. Maar ook de voorbereidingen voor 3 april zijn in volle gang! Het belooft een waanzinnig feest te worden. Heeft u al kaarten gekocht?’ Het zijn heel gewone woorden, toch is het om een aantal redenen een bijzondere tekst. Bijvoorbeeld die vraag of de lezer van haar weblog al kaarten heeft gekocht voor het feest, waarmee ze het feest in de Passenger Terminal in Amsterdam bedoelt, waar de voormalige VVD-minister deze week haar beweging presenteert. De mogelijkheid een kaartje te kopen bestond op het moment van deze oproep al een dikke maand. Moet uit het gegeven dat ongeveer een week na die oproep bekend wordt dat één gulle, anonieme Verdonkfan alle kaarten voor het feest voor het totaalbedrag van 135.000 euro heeft opgekocht de conclusie worden getrokken dat Verdonk de kaarten aan de straatstenen niet kwijt kon? Betekent dit dat haar aanhang er mogelijk wel bij wil zijn als Trots op Nederland van start gaat, maar geen geld voor de beweging over heeft?
Ook de eerste zin van het citaat van Verdonks weblog op die vijftiende maart is interessant. Half maart was Verdonk zes maanden lid van de Kamer als het fractielid Verdonk, een eenmansfractie. In dat halfjaar heeft ze, volgens het parlementaire documentatiesysteem, twintig keer het woord gevoerd tijdens een debat in de plenaire vergaderzaal van de Tweede Kamer. Veertien keer was dat tijdens het mondelinge vragenuurtje op dinsdagmiddag als om twee uur de Kamervergadering begint.
Het zijn debatjes waarvoor – als ze al voorbereiding vergen – niet veel voorbereidingstijd is, omdat pas ongeveer een uur voor aanvang bekend wordt gemaakt welk Kamerlid welke vragen mag stellen. Nooit nam Verdonk van die veertien keer zelf het initiatief om een minister of staatssecretaris naar de Kamer te roepen. Gemiddeld sprak ze die veertien keer zo’n tien zinnen uit. Favoriete woorden: daadkracht, principes, er gebeurt te weinig, wat meer actie. Altijd draaide de camera.
Van de andere zes keer voerde Verdonk drie keer het woord tijdens een spoeddebat: over de beveiliging van Ayaan Hirsi Ali, over de 1040-urennorm in het onderwijs en over het cao-akkoord van de politie. Alle drie zeer mediagenieke debatten. De resterende drie keer dat Verdonk druk bezig was met haar Kamerwerkzaamheden was bij begrotingsbehandelingen: Jeugd en Gezin, Justitie – waarbij ze alleen in de eerste termijn aanwezig was – en Wonen, Wijken en Integratie – waarbij ze alleen in de tweede termijn aanwezig was.
Om te vergelijken hoe dat bij andere kleine fracties gaat: de SGP-Kamerleden Bas van der Vlies en Kees van der Staay voerden in dezelfde periode 98 keer het woord, per persoon meer dan twee keer zo veel als Verdonk, en zij beperkten zich allerminst tot het mondelinge vragenuurtje. Nu is Van der Vlies de ervaren nestor in de Kamer, maar ook Marianne Thieme en Ester Ouwehand van de Partij voor de Dieren zijn net als Verdonk onervaren parlementariërs. En zij halen met zeventien keer weliswaar een lager gemiddelde, maar ze concentreren zich op inhoudelijke debatten en meestal gaan die over de jacht, de visserij, diertransporten of andere onderwerpen waarvoor deze partij vooraf heeft gezegd zich hard te zullen maken. Op de maandag vorig jaar september dat Rita Verdonk haar Alleingang aankondigde, zei ze op televisie drie keer tegenover drie verschillende journalisten dat als zij minister was geweest de files al waren opgelost. Tijdens de begroting van Verkeer en Waterstaat was Verdonk echter afwezig.

In november 2006 kreeg Verdonk van ruim 620.000 kiezers een voorkeurstem; ze overtroefde daarmee haar toenmalige partijleider Mark Rutte. Haar ‘drukke’ werkzaamheden overziend, kunnen we ons maar moeilijk aan de indruk onttrekken dat Verdonk haar mandaat vooral gebruikt om haar beweging op poten te zetten en verzuimt om in de Kamer het woord ‘daadkracht’ in politieke daden om te zetten. Dit soort kritiek glijdt echter van haar af. Zij speelt een ander spel waarvoor andere regels gelden: zij speelt nieuwe politiek, de kritiek komt van het spel dat oude politiek heet. Dat nieuwe spel doet het goed bij haar aanhang, omdat het appelleert aan een afkeer van de Haagse kliek en suggereert dat Verdonk daar buiten staat, hoewel ze zelf inmiddels – op een kleine twee maanden na – ook alweer vijf jaar deel uitmaakt van datzelfde Den Haag.
Wat is dan eigenlijk nieuwe politiek, de term die ruim zes jaar geleden in zwang raakte, toen Pim Fortuyn het politieke toneel betrad en succesvol over het voetlicht bracht dat ‘Den Haag’ was losgezongen van de alledaagse werkelijkheid van een groot deel van de kiezers? Van oude politiek wordt wel gezegd dat ze verankerd was in de samenleving, via de vakbonden, de kerken en maatschappelijke organisaties, en zich verder kenmerkte door een geringe interne partijdemocratie. Van nieuwe politiek in 2008 kan worden gezegd dat ze niet verankerd is in de samenleving via maatschappelijke organisaties. Kijken we naar Trots op Nederland van Verdonk en de Partij voor de Vrijheid (PVV) van haar voormalige VVD-partijgenoot Geert Wilders, dan valt op dat beide politici een vereniging hebben opgezet waarvan niemand lid kan worden. Daarmee kenmerkt de nieuwe politiek zich ook door het volledig ontbreken van enige interne partijdemocratie. Nieuwe politiek kan mensen aan de macht brengen die deze willen uitoefenen zonder gecontroleerd te worden door leden of een bestuur.
Voormalig partijgenoot van Verdonk en Wilders, VVD-Kamerlid Henk Kamp, waarschuwt voor het uithollen van nog een andere vorm van controle als gevolg van nieuwe politiek: het controlerend vermogen van de Tweede Kamer. ‘Mochten nieuwe politieke bewegingen aan de macht komen, dan zal de meerderheid van de Kamerleden door de baas van die bewegingen op de kandidatenlijsten zijn gezet, in de volgorde die hem of haar goeddunkt. Die Kamerleden zijn daardoor helemaal in de grip van de partijleider. Dat soort parlementariërs is niet meer in de positie om een minister of kabinet naar huis te sturen. De basisrol van het parlement, het controleren van de regering, valt dan weg.’
Een ander kenmerk van nieuwe politiek is dat deze geen beroep doet, of tot nu toe kan doen, op partijsubsidie, ook al zou Verdonks vergoeding voor haar Kamerwerk met enige ironie wel als zodanig gezien kunnen worden. Openheid over hoe ze de activiteiten van hun bewegingen financieren is er noch bij Trots op Nederland noch bij de PVV. Verdonks enige medebestuurslid Ed Sinke wijst transparantie op dit punt af als oude politiek. Nieuwe politiek creëert zo de mogelijkheid macht en invloed te kopen. Hoewel door Sinke en Verdonk wordt ontkend dat dit zal gebeuren, is controle hierop eveneens onmogelijk.
De totstandkoming van het politieke programma van de twee nieuwe bewegingen heeft op het eerste oog minder gelijkenis. Geert Wilders heeft voor de laatste verkiezingen zijn verkiezingsprogramma geschreven, op basis van de door hemzelf opgestelde Onafhankelijkheidsverklaring. Daar kwam geen achterban aan te pas. Verdonk wil via internet van haar aanhang ideeën opdoen voor haar programma. Uiteindelijk beslist echter alleen zij wat er in komt te staan. Formeel heeft bij haar, net als bij Wilders, daardoor niemand enige invloed op het politieke programma.

Terug naar het feestje van Verdonk. Als niemand wilde betalen voor het kaartje, waarom zal het dan waarschijnlijk toch heel druk zijn, donderdagavond? Omdat de moderne burger emotie wil, erbij wil zijn, een gevoel van verbondenheid wil ervaren met een proces dat, opgezweept door de media, op volle toeren draait. De filosoof Gijs van Oenen, werkzaam aan de Erasmus Universiteit, schreef alweer enkele jaren geleden over dit aspect van nieuwe politiek in het blad Open van de Stichting Kunst in de Openbare Ruimte, maar zijn analyse blijft actueel. ‘Deelname aan de publieke sfeer betekent voor de moderne burger: collectieve emotiebeleving’, meent Van Oenen. Volgens hem voelen burgers zich weliswaar steeds sterker geïnvolveerd, maar wil dit nog niet zeggen dat burgers daadwerkelijk betrokken zijn of zich verantwoordelijk voelen. ‘Publieke manifestatie’, zo schrijft hij, ‘wordt een medium voor vergetelheid.’
In het blad Krisis ging Van Oenen daar later nog eens verder op in. Volgens hem geldt de gebiologeerdheid met de Haagse kringen het politieke spel en niet de eventuele producten: ‘De gewenning aan zulke participatie als “erbij zijn”, die steeds vaker is losgekoppeld geraakt van enig inhoudelijk doel, laat interactiviteit omslaan in interpassiviteit.’ Die term interpassiviteit leent Van Oenen van Robert Pfaller en Slavoj Zizek, die ’m gebruiken om de hedendaagse ‘consumatie’ van kunst te verklaren.
Die idee van interpassiviteit is interessant met het oog op de wijze waarop Verdonk haar aanhang uitnodigt mee te doen aan het opstellen van haar politieke programma: via internet, interactief. Maar is dat wel zo actief als het woord doet geloven? Of is internet het domein geworden van de interpassieve burger, waardoor Verdonk geen ‘moedige’ oplossingen aangedragen zal krijgen? Doet het er voor die burger eigenlijk wel toe dat Verdonk naar hem wil luisteren? Volgens Van Oenens filosofie niet. Ook voor de oude partijen is dat het overdenken waard, want ook zij vragen zich sinds de Fortuynrevolte af hoe ze moeten luisteren naar de burger.
De moderne burger wil donderdagavond in de Passenger Terminal meegezogen worden door een speech van Verdonk. Dat daar vooralsnog een leegte aan daden achter schuilgaat, deert die burger niet: hij komt voor de emotie van het moment. Daarom kan Verdonk kritiek van zich af laten glijden en zal ook haar aanhang daar niet van onder de indruk zijn.
De moderne burger wil later slechts kunnen zeggen dat hij op dat ‘waanzinnige feest’ was. Waarom? Om erbij te zijn. Een kenmerk van nieuwe politiek is wel dat Verdonk, en ook Wilders, de emotie van de moderne burger moeten blijven weten te bespelen – steeds frequenter, extremer – zodat deze steeds opnieuw het idee heeft erbij te moeten zijn. Dat lost geen files op, het veroorzaakt ze hooguit.

Gijs van Oenens artikelen zijn te vinden op http://www.skor.nl/article-2873-nl.html en http://www2.eur.nl/fw/law/texts/krisis25.htm