Links: Adam Colton, Swoosh, 2016. Collage, acrylverf op papier, 65 x 85 cm; rechts:Adam Colton, Silver Relief, 2016. Collage, acrylverf op papier, 80 x 73 cm © COURTESY SLEWE GALLERY, AMSTERDAM

Het weer hier, in Nederland aan de zee, is vaak regenachtig en daarom grijs en vochtig. Het land nat. Ook is er vaak wind in de lucht. In het leerdicht waarmee zijn Schilder-boeck (1604) begint, heeft Carel van Mander het over het druilerige weer in de bewolkte landschappen van onze schilders. Ons wordt wel verweten, zegt hij, dat wy nemmermeer en maken schoon weder/ Maer de Locht altijt vol wolcken. Dit kwam ter sprake toen het realisme naturalistisch werd, begin zeventiende eeuw, en de Hollandse schilderkunst ontstond. Het licht hier was, door de regenwolken, karakteristiek atmosferisch. Van Mander die dichter was, maar ook schilder, had dat begrepen. De wolken in de lucht moesten wel licht doorlaten en daarom moesten ze dun en doorzichtig geschilderd worden. Ook doorzichtig moet de schaduw zijn van stevige wolken op een donker glanzend oppervlak van water.

Omdat er bij ons geen zware bergen zijn, oogt het landschap sowieso niet massief. De horizon is een ijle lijn. Daarboven is meer licht. Wolken en ook schaduwen zweven omdat ze niets wegen. Het landschap is luchtig en vluchtig ook omdat het weer zo wisselvallig is. Ik zou zeggen dat bijvoorbeeld het schilderij De zee van Edgar Fernhout een leerzame samenvatting is van hoe hier een schilder omgaat met de eindeloze beweeglijkheden van licht en kleur in het landschap. Hier is het de zee: de gestage maar onvoorspelbare golven en dat oppervlak van rusteloos water met de korte bewegingen van het licht. Fernhout was de zoon van Charley Toorop. In oorsprong kwam zijn schilderen uit een impressionistisch realisme. Maar dit schilderij is in 1962 gemaakt, na Mondriaan dus.

Je ziet dat Fernhout lang naar de zee gekeken heeft maar ook zie je dat De zee geschilderd is in een aandachtig stil atelier waar het daglicht zo atmosferisch was als het licht buiten. Het is geen zicht op de zee maar een verbeelding van onophoudelijke beweging, in het licht, van schommelende golven. We zien een patroon en ritme van verftoetsen, afwisselend lichtblauw en wit en grijsblauw en grijsgroen en nog meer. Elke toets is voorzichtig. De toetsen laten elkaar ook steeds weer los. Niets zit vast. Zo ziet het rusteloze wezen van de zee eruit. De golfslag wordt geleidelijk regelmaat maar ligt nooit stil.

‘En viel zoals een dood lichaam valt’ – zo stil ligt die platte vlek van dikke verf

Over dit steeds bewegen van kleur en licht, dat schilders zien en het instinct is in hun manier van kijken, wilde ik nog doormijmeren. Maar toen kreeg ik werken op papier onder ogen van Adam Colton: plompe vormen gemaakt van zilverkleurige verf die niet als in een schilderij hangen en zweven, maar als gewicht eigenlijk neervallen. Colton is beeldhouwer en zijn artistiek instinct ligt, anders dan bij een schilder, bij het volume en het gewicht van een vorm. Het blad papier van deze twee werken, Swoosh en Silver Relief, is de ruimte of het podium van de vormgeving. Eerst wordt op het papier met zilverkleurige verf zo stug en dik als pasta een langzame, logge vorm geboetseerd. Eigenlijk is die amorf zoals die daar ligt. De rand bobbelt wat maar een figuur wordt niet getekend. Als ik zou zeggen dat die platte kwak verf wel een vormloos geworden, dode kwal lijkt op het strand is dat fantasie. Niets dan zichzelf en de locatie op het papier stelt de vorm voor. Ergens op het vel hangt ze – en zo alsof ze verder naar beneden zal zakken. Maar de oneven rand van de vorm die geen figuur is, houdt haar geheimzinnige gewicht vast. Het ding ligt roerloos stil.

Edgar Fernhout, De zee, 1962 © Peter Cox / collectie Van Abbemuseum

Ergens op zijn tocht door de hel (Inferno V, 142) raakte Dante bezwijmd: e caddi come corpo morto cade. Proef die geblokte woorden, ‘en viel zoals een dood lichaam valt’ – zo stil ligt die platte vlek van dikke verf. Maar toen alsof het niet genoeg was, legde Colton nog een ander vel over de nog vochtige pasteuze verf. Door daarover stevig te wrijven, bracht hij er meer druk op. De plak verf wordt compacter. De rand beweegt wat mee met de druk en schuift ook wat. Dan wordt het bovenliggende vel weggetrokken. Daar waar de kleverige verf het papier dat weggetrokken wordt het langst vasthoudt, blijven dunne sporen achter in dat oppervlak van verf – een ijl weefsel van fijne richels. Het lijkt op de nervatuur van boombladen, maar hun patroon is verrassend onvoorspelbaar. De richels glinsteren. Zo werd de vlek verf de huid van een amorf en plat volume. Na deze operatie heeft Colton de vormvlek uitgesneden en als collage nauwkeuriger op een nieuw vel papier geplakt: nog roerlozer zo de logge, zwijgzame dingen.


PS. Deze verfcollages en ander werk van Adam Colton zijn nog tot 1 april te zien bij Galerie Slewe in de Kerkstraat te Amsterdam